Economie
1. Behoeften :
benoemen : Behoeften of preferenties zijn ‘De wens van de mens’.
Def.: Bij behoeften in economische zin draait het om het spanningsveld
tussen de behoefte die oneindig is en de middelen die schaars zijn. Om
deze behoeften te kunnen bevredigen worden alternatief aanwendbare
middelen ingezet.
Illustreren : bijvoorbeeld : De mens heeft behoefte aan eten en drinken ,
of aan kledij , …
2. Soorten behoeften :
Primaire behoeften : = levensnoodzakelijke behoeften = basisbehoeften
= Primaire behoeften of basisbehoeften zijn behoeften van de mens waarin
moet worden voorzien wil het leven niet in gevaar komen van de mens.
Deze primaire behoeften of basisbehoeften van de mens zijn.
Vb: Eten, drinken, kleding, woning, veiligheid,..
Secundaire behoeften : = niet-levensnoodzakelijke behoeften
= culturele of luxebehoeften = Secundaire behoeften zijn de overige
behoeften van de mens. Vaak zijn deze behoeften stoffelijk van aard zoals
materiele behoeften. Ook kent de mens een behoeften naar niet-materiele of
immateriele behoeften.
Vb: Bioscoop, dure auto, theater, dure reizen, ...
Individuele behoeften : = Als je iets doet dat niet echt openbaar is. Vb.:
een feest voor jouw vrienden alleen.
Collectieve behoeften : = spreek je van dingen of plaatsen die
openbaar zijn. Vb.: openbaar zwembad
3. Goederen en diensten :
Goederen = Tastbare producten, zoals voedingsmiddelen, duurzame
consumptieartikelen, machines en dergelijke.
Diensten = We spreken van diensten als we het hebben over niet-
materiële (= onstoffelijke) goederen zoals een taxirit, een bezoek aan de
huisarts, een toneelvoorstelling en dergelijke. ( > economie).
4. Soorten goederen en diensten :
Economische goederen en diensten = Die goederen of diensten kosten
geld. Bv. Tv , fiets , pc, …
Vrije goederen en diensten = Die goederen of diensten kosten geen geld.
Bv. Boterbloem, water,…
Consumptiegoederen = goederen die gebruikt en verbruikt worden. Bv.
Groeten en fruit, draagbare dvd-speler , kledij, …
Productiegoederen = goederen die door de bedrijven gebruikt worden om
andere goederen te maken. Bv. Robot, machines, …
Verbruiksgoederen = Zijn na 1 keer gebruikt. Bv. Tussendoortje ,
boterham , …
, Gebruiksgoederen = kunnen meer dan 1 keer gebruikt worden. Bv. Auto
, halssnoer , …
Levensnoodzakelijke goederen = noodzakelijk om in leven te blijven. Bv.
Woning, voedsel , …
Luxegoederen = zijn niet noodzakelijk om in leven te blijven. Bv. Villa ,
sportwagen , …
5. Het keuzeprobleem – het economisch principe :
Economisch principe = De mens tracht met zijn beschikbare middelen zo te
kiezen, dat hij volgens zijn schatting een maximale behoeftebevrediging
bereikt.
6. De markten
De markt = de markt is het geheel van omstandigheden waaronder
gevraagde en aangeboden hoeveelheden van een bepaald product of een
bepaalde dienst verhandeld worden en waar een prijs ontstaat.
Soorten markten : -
De productmarkt of goederen- en dienstenmarkt = Een product
marktcombinatie (PMC) is een unieke combinatie van een product voor een specifieke groep
klanten. Om tot een product marktcombinatie te komen is een afbakening voor het product
nodig.
De arbeidsmarkt = De arbeidsmarkt is het totaal van vraag naar en aanbod van de
productiefactor arbeid.
De geldmarkt = het geheel van vraag en aanbod met betrekking tot kortlopende kredieten, met
een looptijd van een dag tot 1-2 jaar.
De vraag en de vraagcurve
Vraag = Dit is de vraag naar goederen en diensten op een markt bij verschillende prijzen, De
vraag is iets anders dan de gevraagde hoeveelheid. Bij de gevraagde hoeveelheid wordt namelijk
gekeken naar de vraag van een goed of dienst bij één bepaalde prijs. Er wordt verschil gema...
Vraagcurve = De vraaglijn wordt ook wel prijsvraaglijn, vraagcurve of prijsvraagcurve genoemd.
Deze vraaglijn geeft de vraag naar goederen en diensten weer bij verschillende prijzen. De
vraaglijn komt tot stand door een een wiskundige berekening (vraagvergelijking).
De vraagcurve : In de economie is de vraagcurve of prijsafzetcurve een grafiek die de
relatie afbeeldt tussen diverse prijzen van een bepaald goed en de hoeveelheid van dat goed
, die een afnemer bij elk van die prijzen bereid zou zijn aan te schaffen.
Verloop vraagcurve : De vraagcurve heeft daarom een dalend verloop. Hoe hoger de prijs,
hoe meer de producenten bereid zijn aan te bieden. Hoe lager de prijs, hoe minder ze willen
aanbieden.
De factoren die de verschuiving van de vraagcurve beïnvloeden :
- individuele reclame
- prijzen
- inkomen van de consumenten
- aantal consumenten
Aanbod en aanbodcurve
Aanbod = Aanbod is de hoeveelheid goederen en diensten die worden aangeboden op een markt
bij verschillende prijzen.
Aanbodcurve = de relatie afbeeldt tussen de prijs van een bepaald goed en de hoeveelheid
ervan, die de producent wenst en in staat is om tegen die gegeven prijs aan te bieden.
De aanbodcurve
Verloop aanbodcurve : De aanbodcurve heeft daarom een stijgend verloop.
De factoren die de aanbodcurve beïnvloeden :
productiekosten van het product veranderen, bijvoorbeeld door technische ontwikkelingen,
grondstofkosten of loonkosten.
natuurlijke omstandigheden, bijvoorbeeld door mislukte oogsten.
verandering van het aantal aanbieders.
De kenmerken van een markt met volkomen concurrentie.
Veel vragers en aanbieders
Een homogeen product
Een open markt
Een doorzichtige markt