Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Werkcollege uitwerkingen en aantekeningen colleges 2 t/m 12 - Capita selecta Vennootschapsbelasting €8,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Werkcollege uitwerkingen en aantekeningen colleges 2 t/m 12 - Capita selecta Vennootschapsbelasting

 49 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Werkcollege uitwerkingen en aantekeningen colleges 2 t/m 12

Aperçu 4 sur 100  pages

  • Inconnu
  • 14 avril 2020
  • 100
  • 2018/2019
  • Resume
avatar-seller
Werkcolleges 2 t/m 12 – CS Vpb

Werkcollege 2
Subjectieve belastingplicht
Datum: 7 februari 2019, 8:45 – 10:30 uur en 10:45 – 12:30 uur
Docent: L.S. Rijff LLM
Blauw: aanvulling
Rood: correctie

Opgave 1: Subjectieve belastingplicht

Vraag 1.1
Hoe wordt de vestigingsplaats van een lichaam naar Nederlands belastingrecht in het
algemeen vastgesteld?
De hoofdregel voor het bepalen van de vestigingsplaats van een lichaam naar
Nederlands belastingrecht, is te vinden in art. 4 lid 1 AWR. Waar iemand woont en waar
een lichaam is gevestigd wordt naar omstandigheden beoordeeld. De omstandigheden
worden nader ingevuld in Nederlandse jurisprudentie. Voorbeelden van deze
omstandigheden zijn: waar vinden de directievergaderingen plaats, woonplaats van
ah’ers, waar vinden de aandeelhoudersvergaderingen plaats, waar bevindt zich de
werkelijke leiding van de vnp, waar bevindt zich het hoofdkantoor. Als je
binnenlandsbelastingplicht bent dan ben je belastingplichtig voor je wereldinkomen
o.g.v. art. 2 Vpb. Art. 2 lid 4 Vpb, kent daarentegen een vestigingsplaatsfictie. Je bent
dan belastingplichtig indien je naar NL recht bent opgericht.
Arrest HR 19 jan 2018(16/03321) verdrag met Singapore. De feitelijke leiding was of
in Singapore of in NL. Er was ene trust ingeschakeld in Singapore om daar beslissingen
te nemen en daar vergaderingen te leiden, maar de bevoegdheden van de bestuurders
waren zeer beperkt. In het verdrag met Singapore zie je een andere bepaling dan in de
OESO; je moet kijken waar feitelijk wordt geleidt of bestuurd. De HR besliste dat de
feitelijke leiding zich in Nederland bevond op basis van feiten en omstandigheden.

Vraag 1.2
Op 1 november 2018 besluit mevrouw Van Gorkum een onderneming te beginnen. Zij
kiest ervoor om de onderneming uit te oefenen in een BV. De BV wordt op 1 februari
2019 opgericht (datum passage oprichtingsakte bij notaris). Tijdens de voorperiode (1
november 2018 tot 1 februari 2019) heeft mevrouw Van Gorkum al namens de BV in
oprichting (BV i.o.) kosten gemaakt ad. € 8.000 en worden ook opbrengsten behaald
ad. € 11.000. Vanaf 1 februari tot 31 december 2019 maakt zij nog € 15.000 aan kosten
en behaald zij € 20.000 aan opbrengsten.

Wanneer vangt voor de vennootschapsbelasting de belastingplicht aan en voor welke
winst is de BV belastingplichtig?

,Een BV wordt vpb plichtig op basis van de rechtsvorm o.g.v. art. 2 lid 1 onder a Vpb. De
vpb plicht op moment van oprichting. De kosten en opbrengsten van de voorperiode
kunnen op moment van oprichting worden betrokken in de heffing. Op 1 februari
worden de opbrengsten= 31.000 belast, de kosten van 23.000 kunnen in aftrek worden
gebracht. De kosten moeten wel zijn gemaakt ter zake van de onderneming. Belastbaar
bedrag = 8.000.
Oprichtingsakte  vaste jurisprudentie zegt dat kosten en opbrengsten van de
voorperiode kunnen worden toegerekend aan de BV bij oprichting. De mevrouw
handelde namens de BV in oprichting.


Opgave 2: Belastingplicht verenigingen

Literatuur: Besluit Staatssecretaris van Financiën van 19 september 2018, nr. 2018-
155144, Stcrt. 2018, 54139, V-N 2018/57.7  art. 6 van belang en beslisboom.

De vereniging ‘Lezen in Nederland’ beheert diverse leeszalen in Nederland. Deze
leeszalen zijn gevestigd in panden die worden gehuurd door de vereniging. Leden van
de vereniging kunnen, tegen betaling van een jaarlijkse contributie van € 15, in de
leeszalen boeken, kranten en tijdschriften lezen. In de leeszalen zijn vrijwilligers
werkzaam. De contributieopbrengsten zijn niet voldoende om de leeszalen
kostendekkend te exploiteren. Op een aantal locaties exploiteert de vereniging daarom
ook een restauratieve voorziening, waar bezoekers tegen betaling consumpties kunnen
verkrijgen. De restauratieve voorzieningen worden gedreven door betaalde
personeelsleden. De jaarlijkse winst van de restauratieve voorzieningen bedraagt
ongeveer € 25.000 en wordt mede aangewend om de kosten van de leeszaal te
dekken. Het exploiteren van de restauratieve voorzieningen beslaat ongeveer 20% van
de werkzaamheden van de vereniging. De vereniging heeft niet geopteerd voor
integrale belastingplicht ex art. 2 lid 9 Wet Vpb 1969.

Vereniging  huurt panden en beheert daarin diverse leeszalen. 15 euro contributie.
Niet kostendekkend. Ook een restauratieve voorziening(20% van werkzaamheden),
tegen vergoeding consumpties. Winst 25.000. Aangewend om kosten te dekken.

Vraag 2.1
Is de vereniging op basis van de hoofdregel van art. 2 lid 1 onderdeel e Wet Vpb 1969
belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
Om te vallen onder de hoofdregel van belastingplicht voor stichtingen en verenigingen,
dienen ze een onderneming te drijven. Vraag in deze is of de vereniging een
onderneming drijft. Om te spreken van een onderneming in de zin van de vpb, dient er
sprake te zijn van: een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, deelname aan het
economische verkeer en een winstoogmerk/concurrentie.

, 1. Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid : omvang van de organisatie,
financiële risico en duur werkzaamheden spelen een rol  ik denk dat hieraan
wordt voldaan, nu er voor 20% restauratieve activiteiten worden verricht
2. Deelname aan het economische verkeer: dit is het geval wanneer de organisatie
buiten de ‘eigen kring ‘treedt. Activiteiten die enkel aan eigen organisatie worden
verricht, dan voldoe je niet aan de voorwaarde.  er wordt aan voldaan, nu
restauratieve diensten worden verricht aan bezoekers.
3. Winstoogmerk/concurrentie: hiervan is sprake wanneer er regelmatig
overschotten worden behaald. Een concurrente activiteit kan ook zorgen voor het
voldoen aan deze eis.  hier wordt aan voldaan. Winst beogen en winst
redelijkerwijs verwachten

De vereniging valt onder de belastingplicht o.g.v. art. 2 lid 1 onderdeel e Vpb, voor
zover zij een onderneming drijft. Zij wordt belast in de vpb voor zover ze winst maakt
middels onderneming. De activiteiten die ze verricht ten aanzien van de leden van de
vereniging is geen onderneming, omdat er geen sprake is van deelname aan het
economische verkeer, nu de activiteiten enkel aan de eigen organisatie worden verricht.
Ook is er geen winst beoogd en winst was niet redelijkerwijs te verwachten.

Art. 4 Vpb nog van toepassing? In concurrentie treden met als in concurrentie treedt
met andere ondernemers, potentieel gezien(dus niet daadwerkelijk), dan moet je wel
winst behalen. Als je structureel verliezen behaald dan kom je niet toe aan het vereiste
van het in concurrentie treden. Dit is beslist in BNB 1988/296.

Vraag 2.2
Kan gezien het karakter van de activiteiten van de vereniging een subjectieve vrijstelling
of speciale aftrekpost worden toegepast?

De werkzaamheid moet nagenoeg of nagenoeg uitsluitend gericht zijn op in stand
houden leeszalen en bibliotheken=ten minste 90%. De vereniging voldoet niet aan de
voorwaarde van de subjectieve vrijstelling van art. 5 lid 1 letter g Vpb, aangezien ze niet
voor ten minste 90% openbare leeszalen en bibliotheken in stand houdt. Ze houdt dit in
stand voor 80%. Eigenlijk kom je ook niet aan openbaar leeszaal toe dan is het eigenlijk
niet toe aan openbaar.
De subjectieve vrijstelling van art. 6 Vpb is niet van toepassing, want de winst van dit
jaar is meer dan 15.000 namelijk 25.000 en de winst van dit jaar en de vorige vier jaren
is meer dan 75.000 namelijk 100.000 , (ervan uitgaande dat de winst ieder jaar 25.000
is en de vereniging 5 jaar bestaat). Subject, de vereniging, is dan niet vrijgesteld voor
zover ze een onderneming drijft.
Wellicht een aftrek mogelijk voor fictieve loonkosten van de vrijwilligers werkzaam o.g.v.
art. 9 lid 1 onderdeel h Vpb. Er wordt hier niet aan voldaan aangezien het personeel in
de leeszalen niet vrijwilligers zijn maar betaald zijn.
Art. 2 lid 9 Vpb culturele activiteiten en een ANBI: integraal belastingplichtig voor alle
activiteiten. Dan pas kan je binnen het jaar, alle activiteiten tegen elkaar afzetten ,

, waardoor verlies en winst tegen elkaar weggestreept kan worden. Je kan dan uitkomen
onder de vrijstelling van art. 6 Vpb.
Art. 9a Vpb er is in dit geval geen sprake van een ANBI en de restauratieve diensten
worden verricht met behulp van betaald personeel.

Vraag 2.3
Stel dat de restauratieve voorzieningen worden ingebracht in een BV waarvan de
vereniging alle aandelen houdt. Op basis van haar statuten zal de BV de volledige met
de restauratieve voorzieningen behaalde winst uitkeren aan de vereniging. Is de
vereniging in dat geval belastingplichtig?

Vereniging(alle aandelen in de BV)  BV(restauratieve voorzieningen)

De vereniging drijft in dat geval niet meer een onderneming. Niet belastingplichtig.
Er wordt dan niet meer voldaan aan de cumulatieve eisen om te spreken van een
onderneming, wat niet leidt tot vpb-plichtigheid als bedoeld in art. 2 lid 1 onderdeel e
Vpb, voor het houden van aandelen en restauratieve diensten. De medegerechtigdheid
tot het vermogen vloeit voort uit effectenbezit, wat niet leidt tot ondernemerschap als
bedoeld in art. 4 onderdeel c Vpb.
Om te spreken van ondernemerschap bij het houden van aandelen, dient er sprake te
zijn van meer dan normaal vermogensbeheer; dat is hier niet het geval.
Art. 9a Vpb? Winst wordt behaald met niet vrijwilligers en geen ANBI, dus niet van
toepassing.

Vraag 2.4
Hoe zou de belastingheffing verlopen indien de restauratieve voorzieningen niet worden
ondergebracht in een aparte BV en de vereniging zou voldoen aan de voorwaarden
voor de integrale belastingheffing ex art. 2 lid 9 Wet Vpb 1969?

De restauratieve diensten betreffen een onderneming, waardoor de winst voor de
restauratieve diensten wordt belast, o.g.v. art. 2 lid 1 onderdeel e Vpb. Door een beroep
te doen op art. 2 lid 9 Vpb is er sprake van volledige belastingplicht. Normaliter wordt de
contributie niet in de winst betrokken, omdat dit geen onderneming betreft, maar door te
beroepen op de optionele volledige belastingplicht, vallen ook deze werkzaamheden
onder de vpb heffing. Onderneming wordt gedreven met behulp van het gehele
vermogen.
Per saldo wordt de winst op nihil gesteld, wegens salderen van winst en verlies. Het
gehele subject is dan vrijgesteld.

Opgave 3: Belastingplicht stichtingen

Literatuur: U kunt zich laten inspireren door het artikel van Bruins Slot in NTFR-B
2012/39 en Besluit Staatssecretaris van Financiën van 19 september 2018, nr. 2018-
155144, Stcrt. 2018, 54139, V-N 2018/57.7.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur gs21. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80796 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€8,49
  • (0)
  Ajouter