ATYPISCHE ONTWIKKELING: KATHLEEN
1 BASAAL LEREN: DOELBEWUST GEBRUIKEN VAN ZINTUIGEN
1.1 BELANG VAN ZINTUIGELIJK LEREN BINNEN ERGOTHERAPIE
• De wijze waarop iemand sensaties verwerkt en erop reageert heeft een grote impact op hun dagelijkse
activiteiten en de keuze van activiteiten
• Atypische of beperkte sensorische verwerking heeft een grote impact op sociale grote impact op sociale
participatie, zelfregulatie, executieve functies zowel als op gebied van wonen (ADL), leren en werken en
vrije tijd
• Zintuigelijke of sensorische informatie is essentieel
• Iedere vaardigheid, handeling kan ‘sensorisch’ geanalyseerd worden
• Motoriek en sensoriek zijn niet te scheiden
• Actie en waarneming (perceptie) horen bij elkaar (ook in de hersenen)
• Perceptie is geen kwestie van ‘passieve stimulatie’, maar is een actief proces
• Ergo: de omgeving analyseren en aanpassen, prikkels selectief aanbieden, reduceren of accentueren en
begeleiders hierin instrueren
-> zintuigelijke prikkels aanbieden m.b.v. basale stimulatie, snoezelen, voorlezen, bewegingservaringen,…
• PEO- fit: in het domein van zintuigelijk leren ontstaat wanneer de informatie van het eigen lichaam en van
de omgeving/ activiteit opgenomen, verwerkt en geïntegreerd kan worden, waarna- voor deze persoon
passende – doordachte, doorleefde (inter-)actie ondernomen kan worden
• Respect voor de cliënt als uniek wezen staat centraal
• Het doel is de cliënt rust en veiligheid te bieden en uit te dragen: zone van naaste ontwikkeling & just right
challenge
Veel voorkomende gevolgen van atypische sensorische verwerking:
• Snel afgeleid, impulsief, abnormaal activiteitenniveau, slecht georganiseerd, angst, emotioneel labiel,
onhandig, slechte slaper, moeilijker eter, teruggetrokken, moe/ hangerig, bruut/ gevaarlijk in spel,
schrijfmoeilijkheden, moeilijk gedrag bij wassen/ haar kammen/ aankleden,…
,1.2 DE ZINTUIGEN EN HUN TAKEN
= belangrijk bij het begrijpen, voorkomen en aanpakken van (moeilijk) gedrag, om welbevinden te creëren en bij het
doelgericht ontwikkeling stimulerend werken
1.2.1 INLEIDING
• Binnen ergo: proprioceptie en het evenwicht, het vestibulaire -> belangrijke plaats
• Primitieve zintuigen (nabijheidszintuigen): tast, proprioceptie en evenwicht
• Deze zintuigen zorgen voor de eerste interacties van het kind met zijn omgeving
• De verte- zintuigen: horen en zien worden belangrijker naarmate het kind opgroeit
Zien, gadeslaan Visueel
Horen, luisteren Auditief
Voelen, tasten Tactiel
Houdings-, spannings- en bewegingsgevoel (in Proprioceptief = positie lichaamsdelen en lichaam als
lichaam) geheel
Evenwicht Vestibulair = gewaarwordingen gepaard gaande met
Positiegevoel hoorfuncties en vestibulaire functies
Balans
Bewegingsgevoel (van het lichaam)
Ruiken Olfactorisch
Proeven Gustatorisch
Gewaarwordingen ingewanden Interoceptief
Sensorische functies verwant aan temperatuur en andere stimuli:
• Temperatuurwaarneming
• Waarneming van trillingen
• Waarneming van druk
• Waarneming van schadelijke stimulus
Doelbewust gebruiken van zintuigen:
• Ontwikkeling zintuigen + sensorisch functioneren = baarmoeder (verschil/ functie)
• Voeding van het brein
• Informatie over jezelf
• Informatie over buitenwereld
-> leren, participeren,…
Link ontwikkeling en erbij aansluiten
Leren toepassen van kennis:
• Gadeslaan
• Luisteren
• Doelbewust gebruiken van andere zintuigen
✓ Voelen met mond
✓ Tasten
✓ Ruiken
✓ Proeven
• Zelden op zichzelf staande activiteit, steeds beïnvloeding van andere zintuigen + …
2
,1.2.2 GADESLAAN
= doelbewust ervaren van visuele stimuli, zoals het opsporen van een voorwerp, het gadeslaan van
sportwedstrijden, mensen of kinderspel
• Visuele systeem = actief vanaf de geboorte -> daarna snelle ontwikkeling
• Licht is nodig om visuele systeem te ontwikkelen
• ‘kritische periode’ (0-4 maanden): verworven functies kunnen verloren gaan als het kind onvoldoende
visuele prikkels krijgt
• 4 maanden – 8 jaar: functies worden aangeleerd en verfijnd (bv. diepte zien)
• Visuele systeem heeft een dominante en sturende rol binnen sensomotoriek
• Ontwikkelingslijnen ontwikkelen niet naast elkaar maar zijn verweven met elkaar, grijpen op elkaar in:
✓ Ontwikkelen van oog motorische functies: bv. bewegingen van het oog
✓ Ontwikkelen van visueel waarnemen: bv. bewust waarnemen, zoals het vormen en bewegingen
✓ Ruimtelijke relaties, visuele discriminatie, objectconstantheid, visuele aandacht, visueel geheugen,
sequentieel geheugen, visualisatie
✓ Ontwikkelen van visuo- motorische functies: bv. oog- handcoördinatie
• Koppeling tussen visus en motoriek ontdekt het kind het eigen lichaam en de wereld om zich heen ->
personen met een verstandelijke beperking blijven dit doen of moeten we stimuleren om te doen
• Gebruiken ons zicht om de relaties tussen mensen en dingen te begrijpen
• Visuele perceptie is gerelateerd aan de vaardigheid om symbolen (vormen, nummers en letters) te
interpreteren
-> laat toe de omgeving te interpreteren, het geeft betekenis aan wat we zien. Dit houdt herkenning, inzicht
en interpretatie in
1.2.3 LUISTEREN
= doelbewust ervaren van auditieve stimuli, zoals bij luisteren naar radio, de menselijke stem, muziek, lezing of een
verhaal
• Gehoor ontwikkelt zich al in de baarmoeder
• Foetus is in staat het kloppen van het hart van zijn moeder te horen evenals muziek
• Na geboorte zijn er een aantal reacties te zien om geluid te weten:
✓ Motorische reacties: bv. knipperen met de ogen, (mee-)bewegen, richten naar geluidsbron
✓ Algemene reacties: bv. opwinding, hogere alertheid, verstillen
In de ontwikkeling van het gehoor zijn er 2 componenten belangrijk, namelijk:
✓ Horen van dichtbij naar veraf
✓ Hoorgedrag: verschillende geluiden waarnemen: bewust zijn van de geluiden uit de omgeving,
verstillen, lokaliseren, belangrijke geluiden onderscheiden van achtergrondgeluid, geluiden
herinneren, geluiden oproepen/ herhalen, schrikken, ritmische patronen herkennen, prikkels die via
beide oren binnenkomen als een globale impressie ervaren, betekenis verlenen aan verbale stimuli
• Taal, spraak, schrift en communicatie ontwikkelen
• Voorwaarde goede taal/ spraakontwikkeling: goed gehoor -> interactie met omgeving = belangrijk
• Zingen, praten, je stem laten horen is belangrijk ook bij personen die (nog) geen taal ontwikkeld hebben
1.2.4 TASTEN
= verkennen van dingen met handen, vingers, andere ledematen of lichaamsdelen
• Aanwezig en actief in baarmoeder (tast)
• Oppervlakkige tast wordt waargenomen via receptoren in de huid
• Soorten receptoren -> ieder gevoelig voor 1 specifieke prikkel: tast, druk, koude, warmte en pijn
• Mondgebied en handen/ vingers -> meeste receptoren
• Functie receptoren: beschermende en discriminerende afhankelijk van soort prikkel
✓ Beschermende functie = reflexmatig: bv. snel terugtrekken van je hand bij het aanraken van een
scherp of heet voorwerp
• Sensorische stimulatie van de huid beïnvloedt de stemming en alertheid van betrokken persoon
• Vermogen om tastprikkels van elkaar te onderscheiden + interpreteren -> verbetering door oefening
• Emotionele ontwikkeling: tast centrale functie!
• Ontwikkeling van basisvertrouwen -> sterk afhankelijk van voldoende huidcontact en lichaamswarmte
3
, 1.2.5 VOELEN MET DE MOND
= verkennen van dingen met mond of lippen
• Met mond neemt een kind voor het eerst iets van buitenaf in zich op
• Kind kan dingen grijpen -> naar mond toebrengen
• Kennismaken met verschillende voorwerpen: rond, hoekig, glad, ruw, korrelig, puntig, hobbelig,…
-> handen gebruiken hierbij, maar in babyperiode wordt de mond vooral gebruikt; lippen en tong bevatten
zeer veel sensoren
• Slechte eters, selecteren vaker op textuur of temperatuur van eten dan op de smaak
1.2.6 PROPRIOCEPTIE
• Voor de geboorte aanwezig
• Werkt over het hele lichaam, is voortdurend actief
• We spreken van:
✓ Houdingsgevoel: dit geeft aan hoe de stand is van ons lichaam
✓ Spanningsgevoel: dit geeft de spanning van de spieren aan
✓ Bewegingsgevoel: dit geeft informatie over onze bewegingen
• Door informatie uit spieren, pezen en gewrichten (receptoren) ontstaat innerlijk gevoel van de positie en
beweging van het lichaam
• Proprioceptoren registeren de kracht en weerstand
-> spierspanning kan geregeld worden die nodig is om een handeling uit te kunnen voeren
• Laat ons de bewegingsinrichting en vloeiendheid voelen en geeft weer hoeveel kracht we zetten om iets te
grijpen of op te tillen
• Informeert ons over de ruimtelijke oriëntatie van het lichaam of de lichaamsdelen, hoeveel kracht onze
spieren opbouwen en hoe snel of in hoeverre onze spieren gerokken worden
• Samen met het vestibulair zintuigsysteem zijn ze verantwoordelijk voor het houdings- en bewegingsgevoel
1.2.7 EVENWICHT
• Evenwichtsorgaan is in de baarmoeder al actief
• Embryo wordt de bewegingen van de moeder gewaar
• Na de geboorte moet de baby tegen de zwaartekracht in leren bewegen
• Evenwichtsorgaan bevindt zich in het binnenoor en heeft onder andere invloed op de spierspanning en
houdingsreflexen
1.2.8 RUIKEN
• Verkennen van dingen door ze onder de neus te houden of de neus erboven te houden
• Reuk -> belangrijke rol vanaf de geboorte
• Baby herkent de geur van de moederborst en draait zijn hoofd ernaartoe
• Reageren op geur gebeurt merendeels onbewust
• Geur kan ook een alarmerende functie hebben (bv. gaslucht)
• Reukorgaan speelt ook een rol bij de verwerking van feromenen, stoffen die invloed hebben op het seksuele
gedrag van dier en mens
• Geuren zijn sterk verbonden met emoties, zowel positief als negatief
1.2.9 PROEVEN
= verkennen van de smaak van voedsel of vocht door bijten, kauwen, zuigen
• Smaak begint al te ontwikkelen voor de geboorte, de foetus drinkt al van het vruchtwater
• Smaakpapillen bevinden zich voornamelijk op de tong
4