(Be)zahlen Sie getrennt oder zusammen? Betaalt u samen of apart?
… am Apparat Met … (aan de telefoon)
3 Grad Celsius (3 °C) drie graden (boven nul)
ab vanaf
ab hier: vertrek(tijd)
abbiegen afslaan
abfahren vertrekken
abfliegen vertrekken (per vliegtuig)
abholen afhalen
abladen lossen
abrechnen afrekenen, declareren
absagen afzeggen, afmelden
abschicken versturen
abspeichern opslaan
akquirieren werven
aktivieren activeren
alkoholisch alcoholisch
als (Vorspeise / Haupt- speise / Nachspeise) als (voorgerecht / hoofdgerecht / dessert)
am Apparat met... (aan de telefoon)
am Ende aan het eind, ten slotte
am Meer sein aan zee zitten
am Strand sein op het strand zitten
an hier: aankomst(tijd)
analysieren analyseren
anbieten aanbieden
anbringen plaatsen, installeren
anhängen bijsluiten; aanhangen
anhängen toevoegen, bijvoegen
ankommen arriveren
ankommen arriveren
annehmen aannemen, in ontvangst nemen
anschließen aansluiten
ansehen bekijken, aanzien
anstrengend inspannend, vermoeiend
Apfelschorle, -n appelsap met spuitwater
auf op
Auf den Namen Op naam van...
Auf welchen Namen bitte? Onder welke naam (hebt u gereserveerd)?
Auf Wiederhören! Tot horens / Dag! (aan de telefoon)
aufbauen opbouwen
aufhören stoppen, ophouden
aufstellen hier: oprichten, opzetten
ausdrucken printen
ausfüllen invullen
ausgeben uitgeven, betalen
auspacken uitpakken
,aussprechen uitspreken
Ballon fahren ballonvaren
bar contant
bauen bouwen, vervaardigen
bearbeiten bewerken
bedeckt betrokken
bedeuten betekenen
beenden beëindigen
beginnen beginnen
beliebt geliefd, populair
beraten adviseren
berechnen berekenen
bereitstellen klaarzetten
berichten verslag doen, berichten
Bescheid geben laten weten
besorgt bezorgd, ongerust
betreiben bedienen, laten werken
betreuen begeleiden; zorg dragen voor
bewölkt bewolkt
bewölkt bewolkt
bezahlen betalen
Bitte schön! Alstublieft.
bitten verzoeken
bleiben blijven
blitzen bliksemen
bohren boren
buchen boeken, reserveren
CNC (= Computerized Numerical Control) CNC, computergestuurde regeling van
werktuigmachines
Danke schön! Dank u / je wel., Bedankt.
das Ende (hier nur Sg.) het einde
das Altbier, -e bier met bovengisting uit het Rijnland
das Auto, -s de auto
das Bier, -e het bier
das Brot, -e het brood
das Ei, -er het ei
das Gericht, -e het gerecht
das Zelt, -e de tent
das Angebot, -e het aanbod
das Ausland (nur Sg.) het buitenland
das Auspacken (nur Sg.) het uitpakken
das Bauteil, -e het bouwelement
das Buffet, -s het buffet
das Dessert, -s het dessert
das Dokument, -e het document
das Einpacken (nur Sg) het inpakken
, das Eis (nur Sg.) het ijs
das Eisbein, -e het varkenspootje (gerecht)
das Fest, -e het feest
das Fest, -e het feest
das Festzelt, -e de feesttent
das Fleisch (nur Sg.) het vlees
das Frühstück, -e het ontbijt
das Gehalt, Gehälter het salaris
das Geld, -er het geld
das Gemüse, – de groente
das Getränk, -e de drank, het drankje
das Glas, Gläser het glas
das Grad (Pl. selten) de graad, de graden
das Grad, -e de graad
das Hauptgericht, -e het hoofdgerecht
das Hemd, -en het hemd
das Hobby, -s de hobby
das Hühnerfleisch (nur Sg.) het kippenvlees
das Inland (nur Sg.) het binnenland
das Interesse, -n de belangstelling
Das ist eine gute Idee. Dat is een goed idee.
Das ist ja eine Überraschung! Wat een verrassing!
das Jubiläum, Jubiläen het jubileum
das Kind, -er het kind
das Klavier de piano
das Kleingeld (nur Sg.) het kleingeld
das Klößchen, – kleine deeg- / aardappel- / vleesbal
das Kraut (nur Sg.) de witte of rode kool
das Lammfleisch (nur Sg.) het lamsvlees
das Leben, – het leven
das Meer, -e de zee
das Mineralwasser, – / -wässer het mineraalwater
das Museum, Museen het museum
das Navigationsgerät, -e (Navi, -s) het navigatiesysteem
das Netzwerk, -e het netwerk
das Obst (nur Sg.) het fruit
das Paar Schuhe het paar schoenen
das Paar Socken het paar sokken
das Paar, -e het paar
das Praktikum, Praktika de stage
das Prinzip, -ien het principe
das Privatleben, – het privéleven
das Projekt, -e het project
das Protokoll, -e het verslag, het protocol
das Reisebüro, -s het reisbureau
das Rindfleisch (nur Sg) het rundvlees