Handboek Organisatie en Management. Een praktijkgerichte benadering
Samenvatting van de focuspunten organisatie en management . De focuspunten zijn van de studie integrale veiligheid, bestuurskunde en European studies op het NHL Stenden leerjaar . In de samenvatting staan ook paginanummers als verwijzing naar een tabel die staat in het boek; Handboek Organisatie en...
Samenvatting Handboek Organisatie en Management. Een praktijkgerichte benadering - Organisatie en Management
Management samenvatting op basis van de leeruitkomsten in combinatie met de beoordelingscriteria.
Tout pour ce livre (212)
École, étude et sujet
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Integrale Veiligheidskunde
Organisatie en Management
Tous les documents sur ce sujet (8)
2
revues
Par: ingebuitenwerf • 2 année de cela
Par: rubengreven • 4 année de cela
Vendeur
S'abonner
Reneest
Avis reçus
Questions d'entraînement disponibles
O&M oefentoets focuspunten 2019-2020
Fiches25 Fiches
€2,994 vendus
Fiches25 Fiches
€2,994 vendus
Quelques exemples de cette série de questions pratiques
1.
Welke denkrichting kwam voor het eerst met een systematische samenhangende bedrijfskundige benadering voor de wijze waarop de productie georganiseerd zou moeten worden waarin arbeidsafdeling en het achtbanenstelsel een uitgangspunt is? Kies de grondlegger van deze denkrichting.
1. Henri Fayol
2. Frederick Taylor
3. Max Weber
4. Elton Mayo
Réponse: 2. Frederick Taylor
2.
Welke denkrichting richt zich vooral op overheidsorganisaties en grote bedrijven en legt de nadruk o.a op nauwkeurig afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheden? Kies de grondlegger van deze denkrichting.
1. Henri Fayol
2. Frederick Taylor
3. Max Weber
4. Elton Mayo
Réponse: 3. Max Weber
3.
Reistijd speelt mede een rol bij de keuze van de stad waar studenten gaan studeren. De versnelde ontwikkeling naar digitalisering van het onderwijs vanwege maatregelen rondom bestrijding van het coronavirus kan betekenen dat het argument reistijd weg gaat vallen als keuzemotief. Het coronavirus en de effecten daarvan, vallen onder de omgevingsfactor/ -partij:
1. Milieufactoren
2. Technologische factoren 3. Leveranciers
4. Concurrentie
Réponse: 1. Milieufactoren
4.
Als het onderwijs vooral online blijft, dus onafhankelijk van tijd en plaats gevolgd kan worden, heeft dat gevolgen voor wat betreft de instroom om aandacht te besteden aan de omgevingsfactor/ -partij:
1. Milieufactoren
2. Technologische factoren
3. Leveranciers
4. Concurrentie
Réponse: 3. Leveranciers
5.
Kate Raworth heeft een theorie ontwikkeld waarin economische groei opnieuw wordt gedefinieerd zodat de wereld duurzamer kan worden; de donuteconomie. In deze theorie spelen twee cirkels een rol, een die de grenzen van wat de aarde aankan aangeeft en een die aangeeft welke ondergrens van bestaansniveau voor elke mens zou moeten worden gehanteerd. Welke partij spreekt dit donutmodel erg aan, vooral vanwege de elementen; inclusieve duurzame en veerkrachtige groei?
1. Politici
2. Aandeelhouders
3. Stakeholders
4. Banken
Réponse: 1. politici
6.
De klassieke opvatting van strategisch management bestaat uit de volgende fasen;
1. Situatieanalyse, strategievorming, planning en implementatie, terugkoppeling
2. Planning en implementatie, situatieanalyse, strategievorming, terugkoppeling
3. Planning, situatieanalyse, implementatie, strategievorming, terugkoppeling
4. Situatieanalyse, planning en implementatie, strategievorming, terugkoppeling
Réponse: 1. Situatieanalyse, strategievorming, planning en implementatie, terugkoppeling
7.
In het boek wordt gesproken over de digitale transformatie en daarbij worden diverse technologieën genoemd. Slimme koelkasten die aangeven wanneer de melk op is, is een voorbeeld die valt onder;
1. Artificial intelligence
2. Virtual en augmented reality
3. Big data
4. Internet of things
Réponse: 4. Internet of things
8.
In het boek worden HRM-instrumenten genoemd. Bij welk instrument hoort het begrip functiewaardering?
1. Beoordeling
2. Beloning
3. Instroom
4. Uitstroom
Réponse: 2. beloning
9.
Over motivatie wordt gesproken in het boek o.a gesteld dat onderscheid te maken in tussen
intrinsieke en extrinsieke motivatie, ook wordt de behoeftehierarchie van Maslow uitgelegd. Extrinsieke motivatie komt voort uit de behoefte;
1. Fysiologische behoeften en zekerheid
2. Erkenning en zekerheid
3. Fysiologische behoeften en zelfontplooiing
4. Erkenning en zelfontplooiing
Réponse: 1. Fysiologische behoeften en zekerheid
10.
Caple heeft een theorie ontwikkeld over groepsontwikkeling. In welke fase kan kliekvorming
optreden en is sprake van een beginnende groep?
1. Prestatie in de groep
2. Beëindiging van de groep
3. Verzet in de groep
4. Normering in de groep
Réponse: 3. Verzet in de groep
Aperçu du contenu
Proloog
Een organisatie is elke vorm van menselijke samenwerking voor een gemeenschappelijk doel. In
deze definitie komen 3 kenmerken van een organisatie naar voren;
1. Het gaat om mensen die
2. Samenwerken voor het bereiken van
3. Een bepaald doel
Met het begrip organisatie wordt in dit boek ook een bedrijf of een onderneming bedoeld. Onder
een bedrijf wordt verstaan een organisatie die goederen of diensten produceert. Een onderneming
kan worden omschreven als een bedrijf dat als doel heeft het maken van winst.
Management
Organiseren is het op dusdanige wijze beheersen en besturen van werk, mensen en middelen dat
de doelen van een organisatie worden gerealiseerd. In veel organisaties is organiseren de taak van
het management. Onder management wordt verstaan; management is het bestuur van een
organisatie.
Het management wordt gevormd door de leiding van een organisatie die tot taak heeft de
onderneming te besturen. Organisatie en management is de leer van het bestuur van elke vorm
van menselijke samenwerking voor een gemeenschappelijk doel.
Inleiding
Organisatiekunde kan gedefineerd worden als een interdisciplinaire wetenschap die zich
bezighoudt met het bestuderen van het gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit
gedrag bepalen en de wijze waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden.
De definitie van organisatiekunde omvat 2 aspecten van het vakgebied, namelijk;
1. Een descriptief aspect. Dit is een beschrijving van het gedrag van organisaties, met de
motieven en gevolgen
2. Een prescriptief aspect. Dit is een advies over te volgen handelwijze en organisatie-
inrichtingen.
Scientific management
Frederick Taylor bood voor het eerst een systematische, samenhangende bedrijfskundige
benadering voor de wijze waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Enkele
hoofdpunten uit Taylors theorie over het bestuur en beheer van organisaties (Scientific
Management) zijn;
1. Een wetenschappelijke analyse van de werkzaamheden en het uitvoeren van
bewegingsstudies. De resultaten hiervan kunnen leiden tot standaardisatie en normalisatie van
het productieproces en de hierin te gebruiken machines en materialen.
2. Een vergaande taakverdeling en training van arbeiders, waarbij elke handeling en beweging
precies is voorgeschreven; hierdoor krijgt de arbeider veel routine, waardoor weer hogere
productienormen gehaald kunnen worden.
3. Een hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders
4. De bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren van en het zoeken naar
werkmethoden en het scheppen van productievoorwaarden; voorheen werd dit naar de
uitvoering verschoven
5. De juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie
6. Het invoeren van prestatiebeloning met als doel te komen tot lagere productiekosten.
Verder stond hij een arbeidsverdeling voor van de leiding van de productieafdeling of werkplaats
over 8 functies die elk door een aparte functionaris uitgevoerd moesten worden, achtbanen stelsel
1. Tijd en kosten
2. Werkinstructies
3. Bewerkingen en hun volgorde
4. Werkvoorbereiding en uitgifte
5. Onderhoud
6. Kwaliteitscontrole
7. Technische leiding
8. Personeelsbeheer
,General Management-theorie
In Europa was Henri Fayol de eerste die een samenhangend stelsel van opvattingen ontwikkelde
over de wijze waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. Hij meende dat
algemene principes geformuleerd konden worden die overal gelden waar mensen samenwerken
en dat deze principes als vak aangeleerd konden en ook moesten worden. Zijn General
management-theorie was bedoeld als onderwijsmodel. Hij onderscheidde 6 onafhankelijke
managementgebieden;
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Zelf beschermend (veiligheid van mensen en eigendommen)
5. Boekhouding
6. Besturing
De besturing zorgt voor onderlinge samenhang op de overige gebieden. Deze besturing is
uiteraard het belangrijkste onderdeel van de functie van managers en bestaat uit 5 taken;
1. Plannen en vooruitzien
2. Organiseren
3. Bevel voeren
4. Coördineren
5. Controleren
Theorie van de bureaucratie
Max Weber hield zich bezig met overheidsorganisaties en grote bedrijven vanuit een
sociologische invalshoek.
Grote organisaties hadden volgens Weber in zijn tijd de volgende kenmerken;
a. Sterk doorgevoerde taakverdeling
b. Hiërarchische bevelstructuur
c. Nauwkeurig afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheden
d. Onpersoonlijke relaties tussen functionarissen
e. Werving op basis van bekwaamheden en kennis ipv vriendjespolitiek en kruiwagens
f. Bevordering en beloning op basis van objectieve criteria en procedures
g. Uitvoering van werkzaamheden volgens vaste routineregels
h. Vastlegging van alle gegevens in schriftelijke stukken, zodat op alles controle mogelijk is
i. Aan restricties gebonden macht van functionarissen, ook die van de hogere functionarissen.
Weber stelde dat indien een organisatie volgens de hiervoor genoemde kenmerken functioneerde,
er sprake is van ideale bureaucratie. Een organisatievorm die, volgens hem, het meest doelmatig
is. Dit komt doordat ieder mens in een dergelijke organisatie rationeel functioneert en een radertje
in een goed geoliede machine is.
Human relations beweging
De human relations beweging ontstond in de tijd dat Scientific management de belangrijkste
stroming was en de daarbij behorende sterk rationele benadering van de manier van werken in
organisaties. In dit kader werd er in 1927 in de VS een onderzoek gedaan naar de invloed van de
lichtsterkte op de arbeidsprefaties van productiemedewerkers. De lichtsterke werd bij 1 groep
verhoogd terwijl ze in een controlegroep constant werden gehouden. De productie steeg
inderdaad, maar tot verbazing van de onderzoekers steeg die bij de controlegroep ongeveer even
snel. Men stond voor een raadsel en haalde Elton Mayo erbij om een verklaring te vinden.
In de lichtsterkte experiment bleek de achterliggende oorzaak te zijn de aandacht die de personen
kregen bij het experiment. Mayo bewees hiermee zijn theorie, dat naast objectieve factoren ook
subjectieve bepalend zijn voor het resultaat, zoals aandacht, zekerheid, het bij een groep horen en
waardering.
In zijn kielzog kwam een grote stroom onderzoeken op gang. Een nieuwe vorm van management
werd gepropageerd, gebaseerd op de sociale verhoudingen van mensen in kleine groepen, die
zich afzette tegen de benadering van het Scientific Management, welke strikt rationeel was en
zich slechts richtte op de individuele productiemedewerker.
, Samenwerking is het toverwoord en dus zijn sociale vaardigheden voor leidinggeven zeer
belangrijk. Het grote belang van de beweging ligt vooral in het ontdekken van het belang van
menselijke factoren.
Behoeften theorie van Maslow
Een theorie ontwikkeld door Frederick Herzberg is geënt op de behoeftehiërarchie van de
psycholoog Abraham Maslow. Deze onderscheidde 5 niveaus van behoeften, naar de bevrediging
waarvan elk mens volgens hem streeft. Dit alles ter verklaring van het menselijk gedrag. Zodra een
lager niveau is bevredigd is het streven gericht naar een hoger niveau.
In opklimmende volgorde zijn dit;
1. Fysiologische behoeften (eten, drinken, slapen, seks)
2. Behoefte aan zekerheid en veiligheid (bescherming, stabiliteit en regelmaat)
3. Behoefte aan acceptatie (vriendschap, erbij horen)
4. Behoefte aan erkenning (prestige, succes)
5. Behoefte aan zelfontplooiing (dragen van verantwoordelijkheid, ontwikkelingskansen,
creativiteit)
Maslow gaf deze behoeften weer in de vorm van een pyramide.
Systeem benadering
Kenneth Boulding ontwikkelde na de tweede Wereldoorlog een theorie waarbij organisaties
worden gezien als een systeem, dat wil zeggen een geheel van samenhangende delen. Een ander
belangrijk element uit systeembenadering is dat organisaties in wisselwerking staan met de
buitenwereld (de omgeving).
De systeembenadering stelt dat het management organisatieproblemen integraal dient aan te
pakken. Dat wil zeggen dat men niet alleen moet kijken naar de belangen van een enkel
organisatieonderdeel maar ook naar de invloed van genomen beslissingen op de totale
organisatie.
H1 omgevingsinvloeden
Omgeving = de omgeving van organisaties bestaan uit partijen of belanghebbenden, zoals
afnemers, leveranciers, concurrenten en vermogenschaffers. Deze partijen oefenen ieder op zich
invloed uit op organisaties doordat ze producten of diensten afnemen dan wel leveren.
De organisatie staat bloot aan omgevingsinvloeden die weliswaar in minder mate door de
organisatie zelf te beïnvloeden zijn, maar wel van groot belang zijn. Hier kan worden gedacht aan
onder andere de economische ontwikkeling, technologische ontwikkeling, invloed van het milieu
en demografische ontwikkelingen. Deze omgevingsinvloeden worden omgevingsfactoren
genoemd.
Uit de omgevingsinvloeden vloeien omstandigheden voort waarmee organisaties in sterke mate
rekening moeten houden. Veel organisaties worden geconfronteerd met een uitermate turbulente
omgeving en zullen deze omgeving effectief tegemoet treden. Het richten van de organisatie op
de omgeving wordt aangeduid met het begrip afstemming.
Partijen
Afnemers
De afnemers vormen een belangrijke partij aangezien zij vraag uitoefenen naar producten en
diensen, en de organisatie haar bestaansrecht ontleent aan het voorzien in deze behoeften.
Leveranciers
Elke organisatie maakt gebruik van producten of diensten van andere organisaties. Aan de
leveranciers hiervan zullen organisaties eisen stellen met betrekking tot de kwaliteit, het
prijsniveau en de levertijd. De relatie met leveranciers is de laatste jaren aan grote verandering
onderheven. Leveranciers hebben nu internationale concurrentie. Een ander aspect dat in de
relatie met de leverancier aandacht verdient, is dat de klant steeds minder voorraad wil
aanhouden en van de leverancier just in time-leveringen eist.
Concurrentie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Reneest. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.