Onze wensen noemen wij behoeften. Deze behoeften zijn onbegrensd. Om
deze behoeften te voorzien heb je middelen nodig. Schaarste betekent dat
er te weinig middelen zijn om onze behoeften te bevredigen. Als je met
hetzelfde middel verschillende behoeften kan voorzien, noem je dat
alternatief aanwendbaar. Hoe een middel gebruikt wordt, noem je de
aanwendingsrichting. Als het aantal middelen beperkt is, moet je een
keuze maken wat de aanwendingsrichting wordt. Onze behoeften worden
niet door iedereen gedeeld. Iedereen heeft een voorkeur. Om de beste
aanwendingsrichting te bepalen kan je een paar stappen nemen. Bepaal
eerst alle mogelijke aanwendingsrichtingen van het middel. Daarna
bereken je de kosten en opbrengsten voor elk aanwendingsrichting. Dat
noem je ook wel de baten. Als laatst kies je de aanwendingsrichting waar
de opbrengsten ver boven de kosten staan. De keuze die je dan maakt
heet de nettobaten.
Alle middelen die mensen bij elkaar hebben noem je het budget. Er zijn 2
soorten middelen: tastbare middelen en tijd. Een budget beperkt de
keuzes die iemand kan maken. De combinaties van producten waar jij je
middelen aan besteed, noem je productcombinaties. De combinaties kan
je achterhalen met een budgetlijn. Zo een lijn geeft alle mogelijke
productcombinaties weer. {budget= (prijs goed 1 x aantal goed 1) + (prijs
goed 2 x aantal goed 2). Met een budgetlijn kan je makkelijk de
verschuivingen in de productcombinaties zien. Een verschuiving kan 2
oorzaken hebben: het budget of de prijs verandert.
Hoofdstuk 2
Met een ruil worden middelen geruild. Elke partij bij een ruil is dan de
vrager en de aanbieder. Een ruil komt tot stand wanneer beiden partijen er
baat bij hebben. Er is dan sprake van wederzijds voordeel. In een autarkie
wordt er niet geruild en is iedereen zelfvoorzienend. Dit komt in de praktijk
niet voor, want de behoeften van mensen zijn dan minder bevredigd. Bij
een ruil moet de ruilverhouding bekend zijn. De waarde van het ene
middel uitgedrukt in het aantal eenheden van het andere middel. Een ruil
is een overdracht van een eigendomsrecht. Dit is vastgelegd in een patent
(octrooi). Muziek, kunst en literatuur wordt beschermd. Dit gebeurd door
vast te leggen wie de eigenaar is van het intellectuele eigendomsrecht.
Het auteursrecht.
Transactiekosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het maken van
een geschikte ruil. Door transactiekosten kan de ruil niet doorgaan, omdat
, het wederzijds voordeel dan verdwijnt. Instituties zijn organisaties die een
ruil makkelijker maken doordat zij de transactiekosten verlagen. Er kan
ook een contract worden opgesteld.
Arbeid is tijd inruilen voor werk. De verdiende loon wordt na het werken
uitgegeven aan producten. De productie en consumptie wisselen elkaar af.
Iedereen is consument en producent. De beloning die wordt gegeven
hangt af van de arbeidsproductiviteit. Dat is de productie per gewerkte
eenheid. De arbeidsproductiviteit kan door scholing worden verhoogd;
nieuwe kennis en vaardigheden aanleren; of door specialisatie; het
productieproces wordt over meerdere mensen verdeeld waardoor iedereen
een deeltaak vervult. Dit heet de arbeidsdeling. De transactiekosten,
specialisatie en arbeidsdeling bepalen samen de organisatievorm. Dat is
de manier waarop de activiteiten van een institutie onderling
georganiseerd is.
Hoofdstuk 3
Geld is een ruilmiddel. Geld kan je ook inruilen voor tijd. Dan is geld een
oppotmiddel. Met geld kan je ook rekenen, waardoor het een rekenmiddel
is. Geld als rekenmiddel is een waardemeter. Bij een directe ruil je 2
middelen. Door geld is een directe ruil vervangen voor een indirecte ruil. Je
ruilt het geld voor een middel. Hierdoor is geld ook een betaalmiddel, ook
wel valuta. Zodat geld deze 3 functies kan vervullen, zijn er een paar
eisen: het moet deelbaar, handzaam, duurzaam en moeilijk na te maken
zijn.
De waarde van geld is tegenwoordig gebaseerd op vertrouwen, ook wel
fiduciair. Dit soort geld komt voor in chartale en chirale vorm. Chartaal
geld is geld wat je kan aanraken; cash. Giraal geld kan je niet aanraken;
het staat op de bankrekening.
Chartaal geld heeft 4 waarden: intrinsiek, nominaal, reëel en extern. Giraal
heeft er 3: nominaal, reëel en extern. Intrinsieke waarde is de waarde van
het materiaal waarvan het geld is gemaakt. De nominale waarde is de
waarde die op het geld gedrukt staat; denominatie. Bij giraal geld is de
nominale waarde de omvang van het banktegoed. De nominale waarde
wordt ook de extrinsieke waarde genoemd. De reëel (interne) waarde van
geld is gelijk aan de koopkracht. De nominale waarde blijft altijd gelijk. De
intrinsieke waarde schommelt en de reëel waarde gaat altijd dezelfde
richting op; naar beneden. Deze geldontwaarding heet inflatie.
Het proces van nieuw geld in de omloop brengen heet geldschepping. De
centrale bank kan dit doen door chartaal of giraal geld uit te geven. Al het
chartaal en chiraal geld heet samen de maatschappelijke geldhoeveelheid.
Het monetair beleid bepaalt de keuze van het type wisselkoers en de
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur selinjaddoe. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,57. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.