HOOFDSTUK 6 DE VROEGMODERNE TIJD: ONTWIKKELING VAN DE
SOEVEREINE NATIONALE STAAT
§1. BOURGONDISCHE, SPAANSE, OOSTENRIJKSE EN BIJNA
ONAFHANKELIJKE NEDERLANDEN
A. DE BOURGONDIËRS, KEIZER KARL EN DE ZEVENTIEN
PROVINCIËN
In de Late Middeleeuwen worden de Bourgondische hertogen de vorsten
van de Lage Landen, waarbij ze de verschillende Nederlandse provincies
verenigen in een 'composite state'.
Onder Filips de Stoute komen de Bourgondiërs aan macht via huwelijken,
veroveringen, en aankopen. Filips de Goede introduceert centrale
instellingen, maar stuit op verzet, wat leidt tot het Groot Privilege in 1477.
Karel V, erfgenaam van Bourgondië en Spanje, versterkt de organisatie
van de Nederlanden. Hij breekt in 1526 feodale banden met Frankrijk en
regelt de erfopvolging met de Pragmatieke Sanctie van 1549.
De "Zeventien Provincies" zijn een symbolisch aantal en bestaan uit
feodale titels zoals Vlaanderen, Brabant, en Holland.
Religie speelt een grote rol in de splitsing van de Nederlanden, met het
opkomen van het protestantisme, wat leidt tot de Tachtigjarige Oorlog.
Karel V probeert de Roomse Kerk te beschermen, maar zijn strenge
maatregelen helpen niet tegen de hervormingen.
Militair stijgen de uitgaven, wat leidt tot hogere belastingen en politieke
onrust. De Gentse rebellie van 1539 is een voorbeeld van de beperkte
invloed van lokale steden.
B. DE SCHEURING VAN DE NEDERLANDEN
De scheuring van de Nederlanden wordt soms toegeschreven aan de
verschillende "volksaard" van Noord en Zuid, maar dit is een mythe.
Protestanten waren niet enkel in het noorden, en katholieken niet alleen in
het zuiden.
De Unie van Utrecht (1579), de Pacificatie van Gent (1576), het Plakkaat
van Verlatinghe (1581), en de Vrede van Münster (1648) zijn belangrijke
constitutionele documenten voor de Noordelijke Nederlanden.
De Pacificatie van Gent legt de basis voor tolerantie en de Unie van
Utrecht creëert een federale structuur met godsdienstvrijheid.
, Het Plakkaat van Verlatinghe breekt de band met koning Filips II en
baseert zich op calvinistische en feodale theorieën over weerstand tegen
tirannie.
Na de val van Antwerpen in 1585 wordt de grens tussen Noord en Zuid
min of meer vastgelegd.
Het Twaalfjarig Bestand (1609) bevestigt de status quo, en de Vrede van
Münster (1648) erkent de onafhankelijkheid van de Republiek der Zeven
Provinciën.
C. ALBRECHT EN ISABELLE: QUASISOEVEREINE VORSTEN IN DE
ZUIDELIJKE NEDERLANDEN
Filips II regeerde de Nederlanden na 1559 vanop afstand, via landvoogden,
wat leidde tot ongenoegen in de gewesten. In 1588 richtte hij een Hoge
Raad voor Vlaanderen op.
Na de aanstelling van Albrecht en Isabella in 1598 genoten de Zuid-
Nederlandse gewesten quasi-autonomie. Albrecht regelde onder andere
vredesverdragen met Frankrijk (1598) en Engeland (1604), en het
Twaalfjarig Bestand werd in 1609 afgesloten.
Hoewel Albrecht en Isabella enige onafhankelijkheid hadden, bleef de
Spaanse kroon invloed uitoefenen, vooral op militaire en buitenlandse
zaken.
De aartshertogen gaven ruimte aan lokaal bestuur, maar de Spaanse
koning had voorwaarden voor de overdracht van soevereiniteit, zoals het
behouden van militaire controle en handelsbeperkingen.
De zogenaamde onafhankelijkheid bleef dus beperkt. Na Albrechts dood
keerde het gezag terug naar de Spaanse kroon.
D. DE SPAANSE EN OOSTENRIJKSE PERIODES
De positie van de Zuidelijke Nederlanden werd sterk beïnvloed door
internationale ontwikkelingen.
Na de Honderdjarige Oorlog en door conflicten tussen Spanje, Frankrijk, en
het Heilige Roomse Rijk, vormde het gebied een onderdeel van grotere
machtsverhoudingen.
In 1648 werd met de Vrede van Westfalen niet alleen de Nederlandse
Republiek erkend, maar ook het protestantisme in Europa.
Na 1648 bleven de Zuidelijke Nederlanden grotendeels onder Spaans
bestuur.