Samenvatting psychopathologie kinderen en jongeren – Kaat Serneels
HOOFDSTUK 0 – INLEIDING: DUNEDIN STUDY
De Dunedin studie is de langstlopende studie ter wereld over de menselijke ontwikkeling.
- Gestart in 1972: een geboortecohort (= alle kinderen die in dat jaar geboren werden) wordt
opgevolgd, met als bedoeling dit levenslang te doen.
- Meer dan 1000 deelnemers met een abnormaal lage drop-out (minder dan 10%)
→ Hoe? Onderzoekers doen er alles aan om participanten te behouden Bv. Participanten die
niet meer in Dunedin wonen, worden overgevlogen of worden zelfs opgezocht wanneer dat
niet mogelijk is
BELANGRIJKE ONDERZOEKERS
Terrie - Onderzoekt de ontwikkeling van antisociaal gedrag op verschillende niveaus
Moffit (neurologisch, psychologisch…)
- Verschillende types antisociaal gedrag:
- Early onset: vaak blijvende gevolgen, persisterend
- Adolescent onset: als kind geen problemen, vaak voorbijgaand
- Adult onset
Avshalom - Eerste auteur over gen-omgevingsinteracties: genetische factoren oefenen zelden
Caspi een directe invloed uit en impact is verschillend afhankelijk van de omgeving
- Bv. Genotype gelinkt aan de ontwikkeling van schizofrenie komt vooral tot uiting bij
cannabisgebruik
Michael Bekend binnen de kinderpsychiatrie
Rutter
Jay - Temperamentsonderzoeker + individuele verschillen in sensitiviteit voor
Belsky omgevingskenmerken (= differential susceptibility)
- Kwetsbaarheids-stress-model lang dominant model geweest:
- Kwetsbare mensen hebben niet veel stress nodig om er onderdoor te gaan
- Weerbare mensen kunnen veel stress ondergaan
- Belsky: model focust op het negatieve (stress), maar stelt dat ‘stress-gevoelige’
mensen gewoon sensitiever zijn in het algemeen: voor zowel negatieve als positieve
gebeurtenissen. Ze ontwikkelen gemakkelijker psychopathologische problemen, maar
functioneren ook beter in andere omgevingen omdat ze sensitiever zijn
PERSOONLIJKHEIDSTYPES
Confident ‘entrepreneurs’, niet per se ‘lif of the party’, maar zeker aanwezig
Reserved Vaak stilletjes, meer observerend
Well adjusted Actief, sociaal, flexibel
Inhibited Angstig, kunnen zichzelf voor lange periodes opsluiten
Risico’s: gevoeliger voor de ontwikkeling van depressie
Undercontrolled Kunnen zich niet goed aanpassen, moeilijkheden met zelfcontrole
Risico’s: verslaving, binge eating, lichamelijke ziektes (soa’s, diabetes…),
alcoholproblemen…
De eerste drie persoonlijkheidstypes zijn productieve leden van de maatschappij en hebben veel
positieve outcomes, terwijl de laatste twee types dat niet zijn en vaak levenslange negatieve
gevolgen hebben.
1
,Samenvatting psychopathologie kinderen en jongeren – Kaat Serneels
Het doel van deze studie is om correlaties / connecties bloot te leggen die men anders niet zou
opmerken. Men kan dingen van de kindertijd linken met dingen op volwassen leeftijd en daaruit
predicties proberen maken. Dat is mogelijk om dat alles wat denkbaar is wordt gedocumenteerd en
de participanten volledige anonimiteit hebben (en dus ook alles rapporteren, zoals illegale dingen).
Bv. Ontwikkelingsvertragingen zoals wandelen of praten zijn een voorspeller voor latere problemen
Bv. Schizofrenie toont al eerste tekenen in de kindertijd, nog voor de diagnose kan worden gesteld
Bv. Hoe meer TV in de kindertijd, hoe groter de kans dat deze kinderen roken als volwassenen en hoe
kleiner de kans dat deze mensen aan de universiteit studeren
Bv. Zelfcontrole belangrijke voorspeller voor later succes (niet intelligentie!)
2
,Samenvatting psychopathologie kinderen en jongeren – Kaat Serneels
HOOFDSTUK 1 – ONTWIKKELINGSPSYCHOPATHOLOGISCH
REFERENTIEKADER
1.1. CONCEPTUEEL KADER
1.1.1. De ontwikkelingspsychopathologie
De ontwikkelingspsychopathologie heeft een heel brede focus:
- Typische vs atypische ontwikkeling
- Biologische, psychologische en sociaal-contextuele invloeden
- Riscioverhogende en beschermende factoren
En is daardoor ook noodzakelijkerwijs interdisciplinair: tussen en binnen verschillende
wetenschapsgebieden.
Het is een vrij recent erkende discipline, maar dat betekent niet dat er daarvoor geen aandacht voor
was binnen de psychopathologie. Bv. Freud had al aandacht voor de rol van opvoeding
GESCHIEDENIS
Thomas - Bracht het boek Developmental psychopathology (1974) uit
Achenbach - Bijdrage binnen de psychodiagnostiek: auteur van reeks instrumenten om gedrag
en emotioneel functioneren te meten voor kinderen en jongeren
- Verzette zich tegen de categoriale benadering waarbij diagnoses bepaald worden
binnen expertgroepen
Wou meer bottom-up benadering: interviewde kinderen en gezinnen die hij een
vragenlijst liet invullen, waarop hij dan een factoranalyse op deed
- Bekwam meerdere factoren die tot op heden worden gebruikt
Bv. Externaliserende vs internaliserende problemen
Michael Introduceerde een hoofdstuk voor de ontwikkeling in Handbook of Child Psychology
Rutter (1983), met in 1984 een speciaal issue Child Development
Dante - Richtte het tijdschrift Development and Psychopathology (1989) op, waarvan later
Cicchetti ook een boek van werd uitgebracht in 1995
- Een 2e editie (2006) en een 3e editie (2016) werden hiervan uitgebracht, waarbij er
in de laatste editie een volume wordt toegewijd aan de neurologische basis
1.1.2. Basisprincipes
De meeste psychiatrische problematieken zijn dimensioneel, met typische ontwikkeling aan de ene
kant en atypische ontwikkeling aan de andere. Dat komt vooral omdat deze meestal polygenetisch
zijn: hoe meer genen een rol spelen, hoe ernstiger een stoornis.
In de praktijk gaan we echter meestal categoriaal te werk, omdat er ergens een grens moet worden
getrokken voor problematieken waarvoor écht hulp nodig is. Dat wordt bepaald obv frequentie,
beperking, ernst etc
3
, Samenvatting psychopathologie kinderen en jongeren – Kaat Serneels
(DIS)CONTINUÏTEIT
Absolute = Stabiliteit of ‘mean’-level continuïteit: het gemiddelde niveau van een
continuïteit kenmerk blijft stabiel binnen een groep, over de tijd.
Absolute = Normatieve ‘mean-level’ veranderingen die normaal zijn in sommige
discontinuïteit ontwikkelingsfasen
Bv. Antisociaal gedrag: komt plots veel frequenter voor tijdens adolescentie en
daalt dan weer (= stijging van de ‘mean-level’ of gemiddeld niveau)
Bv. Klinische depressie: stijgt plots heel fel vanaf 15j met geslachtsverschil (V>M)
en blijft op een plateau doorheen de volwassenheid. Er is dus absolute
discontinuïteit, maar wel absolute continuïteit vóór de leeftijd van 15j
De mate van discontinuïteit kan verschillend zijn voor subgroepen
Bv. Antisociaal gedrag: laag niveau, early onset, adolescence onset, life course
persistent
Relatieve = Rangordecontinuïteit: individuen behouden over de tijd hun positie in groep
continuïteit Bv. Angstmeting voor en na corona: gemiddeld niveau van angst zal stijgen, maar
dat geldt voor iedereen, dus de rangorde zal ongeveer hetzelfde blijven
Bv. Gewicht en lengte doorheen de ontwikkeling: stijgt met de leeftijd, maar dat
geldt voor iedereen, dus de rangorde zal ongeveer hetzelfde blijven
- Homotypisch: zowel rangorde als manifestatie blijft gelijk
- Heterotypisch: rangorde blijft gelijk, maar manifestatie verschilt afhankelijk van
ontwikkelingsstadium van het kind
Bv. Separatie-angststoornis evolueert tot sociale-angststoornis
Bv. Angst en oppositionele gedragsstoornis zijn voorspellers voor een depressie
Studie continuïteit:
- Meting van psychopathologische symptomen, opgedeeld in drie groepen:
o Internaliseren (vrees) Bv. Specifieke fobie, sociale fobie
o Internaliseren (distress) Bv. PTSD, gegeneraliseerde angst, depressive
o Externaliseren Bv. ADHD, ODD, CD
- Drie modellen worden getest en gefit met de data:
o Model 1: enkel homotypische continuïteit
→ Enkel verband tussen symptomen die hetzelfde zijn op latere leeftijd
o Model 2: homotypische continuïteit + heterotypische continuïteit binnen een cluster
(bv. separatie-angststoornis gaat vooraf aan sociale-angststoornis)
o Model 3: homotypische + heterotypische (binnen + tussen clusters) continuïteit
- Bevindingen: voor alle symptomen homotypische continuïteit en voor een aantal soorten
symptomen ook heterotypische continuïteit (binnen + tussen clusters)
BIO-ECOLOGISCH MODEL VAN BRONFENBRENNER
Microsysteem De onmiddellijke setting van het kind
Mesosysteem De betrokkenheid van microsystemen op elkaar
Bv. Manier waarop ouders betrokken zijn met school
Exosysteem Context waar individu niet direct deel van maakt, maar die wel impact heeft op
de opvoedingscontext
Bv. Werksituatie van ouders en stress die daarmee gepaard gaat
Macrosysteem Bredere maatschappelijke, culturele, juridische… context die een soort
blauwdruk vormt voor de microsystemen
Chronosysteem Alles systemen staan voortdurend in interactie met elkaar doorheen de tijd
4