Systeemgericht Werken:
Studiewijzer:
Docent:
Hilde Delabie
hilde.delabie@vives.be
Leerstof:
Handboek
Powerpoints
Opdrachten
Eigen samenvatting
Examen:
… januari 2020
Schriftelijk examen:
- Begrippen (zoals joinen, lineair vs circulair, genogram, …)
- Casus met vragen en toepassingen.
Opdrachten:
Examen:
Opbouw cursus:
LES 1:
Pagina 1 van 45
,1. Inleiding in het systeem denken:
Het geheel is meer dan de som der delen, er is een oneindige samenhang tussen systemen. Een hele
belangrijke in het systeemgericht werken is communicatie. Communicatie is een wederzijdse
beïnvloeding en een wisselwerking tussen de binnenkant, de buitenkant en de overkant.
De Axioma’s van Watzlawick zijn de basis voor communicatie en de basis voor het systeemdenken.
Axioma’s Watzlawick:
Axioma 1: Je kan niet niet communiceren:
Alle gedrag is communicatie. Ook wanneer je weigert te communiceren is dit communicatie. Gedrag
kan meerdere mensen verschillend beïnvloeden. We beïnvloeden elkaar gelijktijdig.
Axioma 2: Elke communicatie bezit een inhouds- en een betrekkingsniveau:
Het inhoudsniveau is de pure inhoud, de informatie van de boodschap.
Het betrekkingsniveau duidt op de verhouding tussen de personen, het bevelaspect.
Bezig zijn met de manier waarop je communiceert, daarover nadenken wordt metacommunicatie
genoemd. Als je merkt dat jij vanuit kwaadheid spreekt is interne metacommunicatie, bemerken dat
de ander vanuit kwaadheid spreekt is externe metacommunicatie.
Voorbeeld: vier x dezelfde inhoud, maar telkens een andere betrekkin: “Hoe zien de lerares en de
student hun relatie met elkaar.”
Lerares in de klas tegen studenten: “Er ligt een papiertje op de grond”
Student 1: “Oja?”, maar hij doet verder niets. Betrekking: Door niets te doen, door zijn lichaamstaal:
ik zie de relatie niet zo dat het vanzelfsprekend is, dat ik papiertje van de grond opraap voor een
lerares.
Student 2: zegt niets, raapt het papiertje op en gooit het in de vuilnisbak. Betrekking: ik zie de relatie
zo, dat als er een papiertje op de grond ligt, niet u als lerares, maar ik als student dit opraap.
Student 3: Aan de bushalte zegt de lerares dat er een papiertje op de grond ligt. De student
antwoordt: “Waarschijnlijk een buskaartje” en doet verder niets. Betrekking: Student ziet relatie niet
zo dat het vanzelfsprekend is dat hij het papiertje gaat oprapen.
Student 4 komt de klas binnen, wijst naar de voeten van de lerares en zegt: “Er ligt een papiertje op
de grond.” (Hij vliegt naar de directeur).Betrekking: Lerares hoort een relatievoorstel dat haar het
bloed van onder de nagels haalt.
Je vertelt een INHOUD en je zegt iets over hoe je de relatie met de ander ziet (= BETREKKING).
Tussen de regels door zeggen we eigenlijk hoe de boodschap moet opgevat worden. Het gaat dus
niet alleen om WAT je zegt, maar ook om HOE je het zegt.
Axioma 3: De interpunctie:
Pagina 2 van 45
,Mijn waarheid is niet altijd de waarheid van een ander. Het ordenen van de werkelijkheid kan op
verschillende manieren. Die ordening is zeer persoonlijk en afhankelijk van het referentiekader.
(referentiekader: de normen en waarden waarnaar een persoon zich in zijn handelen en opvattingen
richt. + persoonlijke geschiedenis, interesse, humeur, stemming, …)
Dé waarheid bestaat niet, elk kijkt door zijn eigen bril, waardoor er evenveel werkelijkheden zijn als
dat er mensen zijn.
De man drinkt omdat de vrouw zaagt, de vrouw zaagt omdat de man drinkt. Beiden maken hun eigen
interpunctie van het gebeuren en beschouwen hun eigen gedrag als een reactie op de ander.
Axioma 4: Digitaal en Analoog:
Alles wat vast gelegd is in codes is digitaal. Het is conventioneel = door vaste patronen bepaald,
afgesproken.
Analoog is niet door een code vastgelegd, het kan verschillende betekenissen hebben. Analoog is
situatiegebonden en contextgebonden. Bijna alle non-verbale is analoog (behalve als het in een code
is vast gelegd: een politieagent die de arm in de lucht steekt Stoppen ! = Digitaal), ook je kleding is
analoog.
Een hoofddoek duidt op moslim-zijn (digitaal), maar hoe hard die persoon gelovig is, wat de exacte
betekenis is, is niet vast gelegd = analoog.
Boeketje bloemen krijgen analoog, kan van alles betekenen), het kaartje dat eraan hangt is analoog,
de woorden erop zijn digitaal.
Axioma 5: Symmetrisch (gelijklopend) of Complementair (aanvullend of verschillend):
Wie heeft het voor het zeggen en wie laat het voor het zeggen?
Elke uitwisseling van communicatie is ofwel symmetrisch ofwel complementair al naargelang ze
gebaseerd is op gelijkheid of verschil. Deze indeling slaat niet op de inhoud maar op het
betrekkingsniveau of het relatievoorstel. Via uitwisseling van relatievoorstellen komt een van de
beide vormen op de voorgrond. Zij wisselen elkaar voortdurend af in het verloop van communicatie
tussen twee of meerdere personen.
In een complementaire relatie neemt de hulpverlener een bemoederende rol aan en laat de cliënt
zich verzorgen. In een symmetrische relatie streeft de hulpverlener naar autonoom en zelfstandig
functioneren van de cliënt.
Ook binnen een team of een gezin vindt je beide vormen terug, één of enkele leden nemen initiatief
en de anderen volgen.
Vb: Een cliënt wordt opgenomen met een vermoedelijke dementie. Gezien het beeld onduidelijk is, is
er bij de familie reeds een complementaire relatie die zich doorzet naar de hulpverleners. Naarmate
de opname vordert en het blijkt te gaan om een acute verwardheid zal de relatie stilaan overgaan
naar een meer symmetrische relatie.( die zich kan afwisselen met de complementaire relatie
afhankelijk van de noden van het moment)
Systeemdenken wordt vaak gezien als synoniem voor gezinstherapie, maar niets is minder waar.
Gezinstherapie is een gesprek voeren met een gezin, daarom doe je nog niet aan systeemdenken,
doe je nog niet aan contextuele benadering !
Pagina 3 van 45
, Systeemdenken is een referentiekader, het duidt op die bepaalde manier waarmee je kijkt naar de
werkelijkheid. Zelfs al werk je individueel met iemand, dan nog zal je rekening houden met de ganse
context van die persoon en met je eigen context.
Psycho-analyse had als enige grondlegger Freud. Systeemdenken had niet één grondlegger, maar
ontstond op verschillende plaatsen tegelijk: Frankrijk, Nederland, België, Italië, Amerika, …
Het systeemdenken kende een ondergronds ontstaan en is gegroeid vanuit een frustratie: Begin
vorige eeuw werd het als een zonde beschouwd als je rekening hield met de context van de patiënt.
Je diende de cliënt net te beschermen tegen de ‘besmetting van buitenaf’. De behandelingsduur was
daardoor heel lang en er waren symptoomverschuivingen. Mens stelde de vraag niet hoe het komt
dat zoiets is kunnen gebeuren, men keek niet naar de context. Pas midden 20 e eeuw kwam de
doorbraak. (Patiënten, mensen, keren altijd terug naar hun context, je moet nu eenmaal een
contextuele hulpverlening toepassen.)
Veel problemen zijn relatieproblemen, veel problemen zijn ‘gegroeid’. Eén van de belangrijke zaken
die we gaan zien is ‘de functie van het symptoom’: gezonde mensen krijgen iets … (komt later)
Voor onze Nederlandse en Vlaamse opleiders zijn er vier belangrijke stromingen:
1. De structurele stroming van Minuchin.
2. De intergenerationele stroming van Nagy (‘Notsj’) = contextuele denken.
3. De strategische stroming van Haley en Watzlawick. (als je mist tegen de axioma’s, loopt de
communicatie fout)
4. De cybernetische stroming van Selvini Palazzoli.
(3 en 4 zijn we niet in deze module)
Deze vier stromingen bekijken allemaal het individu en zijn context, verder zijn de verschillen tussen
deze stromingen zeer groot. Belangrijk: de context heeft een invloed!
Recenter kwam het oplossingsgericht (ipv probleemgericht denken)
denken, met als grondleggers Steve De Shazer en Insoo Kim Berg.
Daaruit is het Brugse Model (bewustwording van jouw mandaat)
voort gevloeid. Het systeemdenken is in de Welzijnszorg sterk
ingeburgerd heden ten dage.
Het kijken door een bril van een systeemdenker is echter
niet evident.
Systeemdenken: (http://decoach4u.nl/meth01.html)
Een systeem is een geheel dat zijn bestaan en functie dankt aan de interacties tussen de delen. Het
lichaam is hiervan een goed voorbeeld. Het bestaat uit vele verschillende delen en organen, die ieder
weliswaar een verschillende functie hebben maar wel samenwerken en elkaar beïnvloeden.
Pagina 4 van 45