Dierhygiëne, huisvesting en dierenwelzijn
Deel 1: Hygiëne
Dierenwelzijn
Dierenwelzijn = het fysieke en gevoelsmatige welzijn van dieren, gemeten adhv indicatoren zoals gedrag, fysiologie,
levensduur en voortplanting.
Gezondheid is meer dan het afwezig zijn van ziektes, welzijn is meer dan de afwezigheid van ongemak en stress! ->
mengeling van economische, wetenschappelijke, ethische en praktische afwegingen om dierenwelzijn te
optimaliseren.
Basisvoorwaarden voor welzijn:
- Geschikt en voldoende voedsel en drinkwater
- Geschikte beschutting
- De mogelijkheid om normaal gedrag te vertonen
- Fysieke behandeling met een minimum aan pijn en ongemak
- Bescherming tegen letsels en ziekten!
Algemene inleiding
Autotroof = zelf voedend, kunnen zelf
voedingsstoffen aanmaken, zijn hiervoor
onafhankelijk van de gastheer
Heterotroof = afhankelijk van de gastheer om aan
voedingsstoffen te geraken
Symbiont = beide partijen ervaren een voordeel
aan elkaars aanwezigheid, bv bacteriën in onze
darm (wij kunnen niet zonder deze overleven, en zij
kunnen niet overleven zonder ons).
Saprofyt = leven van dood / rottend materiaal
waarbij 1 partij (MO) een voordeel heeft, andere
partij (gastheer) heeft een nadeel bv schimmels die bladeren van de grond eten.
Parasitair = infecteren gastheer en veroorzaken schade/nadeel voor de gastheer. BELANGRIJKSTE GROEP!
Stippellijn van infectie naar ziekte? -> dit komt omdat infectie niet altijd leidt tot ziekte, het is niet omdat je
geïnfecteerd bent dat je ook degelijk ziektebeelden gaat vertonen. Dit hangt af van verschillende zaken:
- Virulentie = de hoeveelheid schade die een MO in zijn gastheer aanricht
- -> afhankelijk van de pathogeniciteit = het vermogen van een MO om ziekte te veroorzaken in de gastheer,
onafhankelijk van het type pathogeen
- -> afhankelijk van besmettelijkheid = mate waarin MO zich kan verspreiden
De infectiedruk gaat over de blootstelling -> het aantal pathogenen en is zeer sterk van belang bij de hygiëne! = maat
voor de hoeveelheid en de frequentie waarmee individuen of populaties worden blootgesteld aan deze pathogenen.
1
,Wat is hygiëne? => hygiëne gaat ervoor zorgen dat de infectiedruk zo laag mogelijk wordt gehouden om op die
manier ziekte te voorkomen.
Het doel van een micro-organisme: voortplanting en overleven
Doel van pathogeen: zich in stand houden door kolonisatie van bepaalde ecologische niches, uitscheiding, overleving
buiten gastheer, spreiding,…
Transmissiecirkel van infectieziekten
Intrede:
- Ademhaling, gastro-intestinaal, huid, reproductief
systeem
- -> slechte ventilatie, overbevolking, slechte
reiniging, SOA, artificiële inseminatie
Na de intrede krijg je kolonisatie: je ziet op de grafiek wat er
doorheen de tijd gebeurt met het dier. X-as: tijd, y-as: besmette dieren. Rode lijn = symptomen, groene lijn =
excretie.
De excretie begint al voordat de symptomen aanwezig zijn = latente
periode = incubatie periode = periode dat je nog niet ziek bent/lijkt maar je
wel al besmet bent.
Groene lijntje = latente dragers = een dier dat geen symptomen meer
veroorzaakt, gaat uiteindelijk ook terug naar nul maar gaat heel lang
duren, ze scheiden nog voor een lange periode pathogenen uit. Zien dat de
dieren daarom lang genoeg in quarantaine blijven! Bv. Bij salmonella het geval. Quarantaine = maatregel om verdere
verspreiding te voorkomen.
Infectie wil niet perse zeggen dat je ook degelijk ziek bent!!
Klinische infectie = een infectie die samengaat met direct zichtbare symptomen, deze gevallen worden meteen
opgemerkt en gediagnostiseerd maar vormen maar een klein deel van alle infecties.
Subklinische infectie = Deze term verwijst naar infecties waarbij de persoon geen zichtbare of duidelijke symptomen
heeft, maar toch besmet is en mogelijk de ziekteverwekker kan verspreiden. Deze subklinische gevallen blijven vaak
onopgemerkt, maar kunnen nog steeds een belangrijke rol spelen in de verspreiding van ziekten.
(Als dierenarts op een bedrijf ga je de hele groep dieren behandelen, zodat je zeker ook de subklinische
groep hebt behandeld!)
Verspreiding: kan horizontaal of verticaal gebeuren.
- Verticaal = infectie van moederdier rechtstreeks overgedragen op het jong
o Tijdens zwangerschap, bevalling, borstvoeding
- Horizontaal = infectie wordt overgedragen tussen individuen van dezelfde generatie. Dit kan zowel
rechtstreeks als onrechtstreeks gebeuren.
o Rechtstreeks: contact tussen 2 dieren, via hoesten, verticaal => geen overleving in de omgeving
nodig!
o Onrechtstreeks: gedragen in/op vehikel, via feces/urine, via hoesten, via materialen, stof, voeder,
drinken, via vector of tussengastheer => overleving in vector of omgeving noodzakelijk!
2
, Ook via aerosol en druppels (alles boven de 5 micromililliter is een druppel, alles eronder is een aerosol. -> van
belang bij respiratoire infecties! Ook door seksueel contact, kan oa ook door de mens veroorzaakt worden bij IVF.
Geïnfecteerd materiaal, vectoren, water,…
Weerstand aan de omgeving:
- Biologische factoren:
o Sporen: Er zijn 2 sporenvormende bacteriën die gekend moeten zijn!
▪ Tetanus -> door clostridium bv bij niet optimale temperaturen
▪ Antrax -> bacillus bacterie
o Oöcyten: heel weerstandig aan de omgeving → eitjes
o Prionen: infectieuze eiwitten die moeilijk uit te roeien zijn bv. dolle koeienziekte/kruidveldjacob
- Zoötechnische factoren: overbezetting, acclimatisatie, niches met een bepaald microklimaat
R-waarde = aantal secundaire transmissies dat je als persoon kan doen -> als R>1 is het heel slecht, kleiner dan 1:
ziekte is langzaamaan aan het verdwijnen.
De transmissiecirkel van infectieziekten is pathogeen-specifiek! Het hangt dus van verschillende dingen af;
infectieuze dosis, het vrijkomen van toxines, residuen, gifstoffen, verspreiding, lokale kolonisatie, incubatieperiode,
pathologie en uitscheiding, type immuniteit, virulentie,… Er moet dus een goede controle op zitten.
GRAFIEK:
Wanneer je vaccineert gaat de infectieuze dosis opschuiven naar links; er is dan veel meer pathogeen nodig voordat
er symptomen gaan komen → de resistentie van de curve gaat naar rechts opschuiven, en dus zijn de dieren meer
resistent.
Controle op de omgeving: groepsdensiteit, huisvestigingsfactoren (vochtigheid, temperatuur, licht, luchtkwaliteit,
ondergrond), voeding, drinken, aanwezige vectoren (insecten, knaagdieren). Hygiëne is het meest belangrijke om
infecties te voorkomen!!
De gastheer: gastheerfactoren sturen merendeels het hygiëne plan!
Al dan nier gevaccineerd, soort immuniteit, genetische achtergrond en gevoeligheid voor infecties -> neonataal gaan
er daarom meer maatregelen getroffen worden, ook bij specifieke rassen specifieke maatregelen. Ook zijn er
bepaalde perioden van extra stress -> bv bij hergroeperen, dracht, transport, ook leeftijdsgebonden perioden van
stress:
3