Dit is een samenvatting van alle stof van FA-BA 205. Het bevat alle informatie van de werkcolleges en case-based learning lessen, de werkingsmechanismen van alle geneesmiddelen, handige plaatjes, microvasculaire complicaties van diabetes, substitutietherapieën, hormonale anticonceptie en de regelk...
Schildklier
De schildklier bevindt zich onderaan de hals, vlak voor de luchtpijp
Deze bestaat uit een linker- en rechterkwab en de isthmus. Dit is de
brug tussen de twee kwabben.
De schildklier bestaat uit verschillende soorten cellen.
Je hebt het colloïd. Dit is een eiwitachtige substantie waar
thyroglobuline ligt opgeslagen. Wanneer er jodium uit het bloed in het
colloïd komt, kan dit binden aan de thyroglobuline en kunnen de
jodide-residuen omgezet worden in T3 en T4.
Je hebt de folliculaire cellen. Hier wordt T3 en T4 aangemaakt en Figuur 1: Locatie van de schildklier
uitgescheiden.
Tot slot heb je de parafolliculaire cellen. Deze heten ook wel C-cellen omdat deze
calcitonine uitscheiden. Dit heeft een belangrijke functie in de calciummetabolisme. Deze
remmen de botafbraak en zorgen ervoor dat er meer calcium wordt opgenomen uit het
bloed. Om het colloïd heen zitten de folliculaire cellen afgewisseld met de parafolliculaire
cellen.
Synthese van het schildklierhormoon
1. Thyroglobuline wordt in het
endoplasmatisch reticulum gemaakt
en vervolgens in het Golgi-apparaat
verpakt in vesicles
2. Ondertussen wordt jodium vanuit het
bloed via de schildkliercel in de
schildklierblaasjes gebracht. Jodide
wordt met actief transport via de NIS
transporter, samen met natrium.
3. Eenmaal in de folliculaire cel, gaat het
met passief transport naar het colloïd
door de pendrine transporter. Hier
wordt het geoxideerd tot jodium door
TPO (thyroïdperoxidase) Figuur 2: Synthese van het schildklierhormoon
4. Jodium wordt aan tyrosine gekoppeld, dit is een deel van het thyroglobulinemolecuul.
→ DIT (Di-iodinetyrosine) en MIT (mono-iodinetyrosine) wordt gevormd
5. De gejodeerde tyrosine wordt aan elkaar gebonden en T3 en T4 zijn gevormd (DIT +
MIT = T3 // MIT + MIT = T4). Dit heet conjugatie. Ze zitten echter nog wel aan de
thyroglobuline main chain vast
6. Thyroglobuline wordt in een lysosoom verpakt en via endocytose het colloïd uit
begeleid
7. Lysosomale enzymen splitsen T3 en T4 van de thyroglobuline met proteolyse en
deze worden met diffusie naar de bloedbaan gebracht. DIT en MIT zijn restproducten
die terug naar het colloïd gaan
,In de bloedbaan zitten T3 en T4 weinig ongebonden. De meeste schildklierhormonen zijn
aan Thyroid-binding globuline (TBG) gebonden, maar T3 kan ook aan albumine binden en
T3 en T4 ook aan transthyretine. Ongeveer 0,02% van alle T4 zit ongebonden in het bloed
en 0,5% van alle T3.
Hoewel er per dag meer T4 gemaakt wordt (100 µg) dan T3 (6 µg), is T3 wel de actieve
vorm. De jodide atomen van de eerste ring en een jodide-atoom op de buitenste ring zijn erg
belangrijk voor de biologische activiteit. T3 kan sneller cellen binnendringen doordat het een
kleiner molecuul is met een hogere affiniteit voor de receptor.
Bij de omzetting van T4 naar T3 zijn drie enzymen nodig: Deionidase type 1 (D1), deionidase
type 2 (D2) en deionidase type 3 (D3).
D1 wordt gezien als het activerende schildklierenzym. Deze katalyseert het verwijdering van
een jodideatoom van T4 naar T3 en draagt bij aan de circulerende niveaus van T3.
D2 is de regulator. Deze activeert en inhibeert het schildklierhormoon op cellulair niveau.
Wanneer er een probleem is met D2, kan dit leiden tot een verlaagde concentratie T3.
D3 heeft een remmend effect op de omzetting van T4 naar T3.
Regelkring van de schildklier
Een fysiologische verandering begint bij de hypothalamus. Deze krijgt
signalen van buitenaf en geeft vervolgens TRH (Thyroid releasing
hormone) af aan de adenohypofyse. Dit gaat niet via de algehele
circulatie, maar via een poortstelsel om de hypofyse heen. Vervolgens
geeft de adenohypofyse TSH (thyroid stimulating hormone) af aan de
schildklier. Dit zorgt voor de aanmaak van schildklierhormonen. Dit hele
proces remt zichzelf wanneer er te veel T3 en T4 aanwezig is. Dit is een
negatieve terugkoppeling.
Deze negatieve terugkoppeling kan op twee manieren:
Bij te veel T3 en T4 in het bloed worden de perifere schildklierhormonen
geremd en wordt er minder TRH afgegeven door de hypothalamus Figuur 3: Regulatie van
schildklierhormonen
T3 kan ook binden aan schildklierhormoonreceptoren op de hypofyse en
dat leidt tot een verminderde transcriptie van het TSH gen. Je krijgt hierdoor een
verminderde secretie van TSH en ook uiteindelijk minder schildklierhormonen.
TSH kan ook geremd worden door somatostatine en dopamine. Deze komen vanuit de
hypothalamus naar de tyrotrope cellen door de poortaders. Somatostatine en dopamine
maken deze cellen gevoeliger voor T3; er wordt minder TSH afgegeven.
Inleiding schildklieraandoeningen
Bij een tekort of overschot van schildklierhormonen kan er sprake zijn van hypo- of
hyperthyreoïdie. Hypothyreoïdie wordt vaak veroorzaakt door de auto-immuunziekte Ziekte
van Hashimoto en hyperthyreoïdie door de Ziekte van Graves.
Geneesmiddelen zoals corticosteroïden kunnen de regulatie beïnvloeden. Verhoogde
glucocorticosteroïden zorgen voor inhibitie van TSH. Als dit gebeurt, wordt jodide in mindere
mate geoxideerd tot jodium. Bij een verminderde TSH afgifte wordt er ook geen
thyroglobuline gesynthetiseerd en dus ook minder jodide geoxideerd.
, Bij een lage jodideconcentratie kan dit er voor zorgen dat de TSH-secretie geactiveerd wordt.
Wanneer dit gebeurt door een tekort aan jodide, wordt er minder T3 en T4 gevormd. Hier
reageert de hypothalamus op door meer TRH af te geven aan de adenohypofyse en deze
geeft weer meer TSH af. Teveel TSH kan leiden tot hyperplasie waardoor de schildklier groeit
en dit leidt tot struma.
Wanneer er een tijdelijk jodiumtekort is, leidt dit niet gelijk tot problemen omdat er grote
hoeveelheden T3 en T4 opgeslagen ligt in de follikels, net als MITs en DITs.
Effecten T3 en T4
Schildklierhormonen kunnen binden aan nucleaire receptoren. Deze zijn gebonden aan
chromatine in de cel en hebben invloed op de transcriptie van bepaalde genen. In het hele
lichaam zitten deze schildklierhormooonreceptoren (TRs). Wanneer T3 en T4 het plasma
verlaten, komen ze in de cel door diffusie of carrier-mediated transport. Eenmaal in het
cytoplasma binden de hormonen aan plekken in het cytosol, op de microsomen en
mitochondia en de nucleus.
T3 en T4 hebben bijna op alle cellen in het lichaam invloed. Zo verhogen ze de
stofwisselingssnelheid in bijna alle lichaamscellen, ze stimuleren de synthese van Na+/K+-
ATPase. Dit zorgt voor een toename in zuurstofverbruik en warmteproductie. Ook verhogen
ze de hartslag en hartcontractiliteit door een verhoogde gevoeligheid van het hart voor
stimulatie door het sympathische zenuwstelsel en de toename van bèta-1-receptoren op het
myocardium.
Naast deze functies zorgen T3 en T4 ook voor een verhoogde gevoeligheid voor
catecholamines. Deze kunnen nu sneller binden en zorgen voor vasoconstrictie en een
versterkte hartcontractiliteit. Te lage spiegels van T3 en T4 zorgen overigens voor
bradycardie.
CBL 1A: Schildklieraandoeningen
Hypothyreoïdie
Hypothyreoïdie is een aandoening van de schildklier. Er is een tekort aan T4 en T3. Het komt
vijf keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. In 90-95% van de niet-iatrogene gevallen
veroorzaakt door de Ziekte van Hashimoto. Dit is een auto-immuunziekte.
Andere oorzaken zijn: thyroïdectomie, bestraling, gebruik van radioactief jodium, mediactie,
subacute granulomateuze thyroïditis.
Bij de Ziekte van Hashimoto worden er antilichamen aangemaakt tegen de schildkliercellen.
Deze antilichamen worden tegen het thyroïde peroxidase gemaakt. Deze antistoffen hebben
geen directe invloed op de functie van de schilklier, maar gaan gepaard met een auto
immuunontsteking van de schildklier en beschadiging van het schildklierweefsel. Deze TPO-
antistoffen kunnen ook voorkomen bij gezonde personen.
Wanneer je de Ziekte van Hashimoto in de regelkring van de schildklierhormonen betrekt, zie
je dat de aanmaak van T4 en T3 lastiger gaat. Jodide kan niet meer omgezet worden tot
jodium en dit is essentieel voor de T4- en T3-productie. Meestal is er dan ook een verhoogde
concentratie TSH. De negatieve feedback op de hypofyse is namelijk weggevallen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur yara335. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,98. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.