Samenvatting straf- en strafprocesrecht
Casus en vaardigheden 5
Binnen het strafrecht verwijzen het subjectieve element en het objectieve element naar twee
essentiële aspecten van een strafbaar feit:
1. Subjectieve element (schuldverband): Dit element heeft betrekking op de geestelijke
houding van de dader ten opzichte van het gepleegde feit. Het draait om de
toerekenbaarheid en opzet of schuld (culpa) waarmee de dader heeft gehandeld. Het gaat
erom of de dader bewust of onachtzaam (nalatig) heeft gehandeld. Het subjectieve element
kan in verschillende vormen voorkomen:
Opzet: de dader heeft de bedoeling gehad om het strafbare feit te plegen.
Voorwaardelijk opzet: de dader heeft het gevolg bewust aanvaard als mogelijkheid.
Culpa: de dader heeft onzorgvuldig gehandeld, waardoor hij een strafbare overtreding heeft
begaan, zonder dat er sprake was van opzet.
2. Objectieve element: Dit verwijst naar de feitelijke gedraging of handeling die strafbaar is
gesteld door de wet. Het gaat om het objectieve feit dat de strafbare handeling
daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Hierbij wordt gekeken of er een daadwerkelijke
overtreding of misdrijf is gepleegd, zoals beschreven in de wet. Voorbeelden zijn:
Het feit dat er bijvoorbeeld een diefstal heeft plaatsgevonden (het stelen van een voorwerp).
Het feit dat iemand daadwerkelijk fysiek geweld heeft gebruikt (mishandeling).
Samengevat:
Het subjectieve element richt zich op de innerlijke gesteldheid van de dader (de bedoeling of
nalatigheid).
Het objectieve element betreft de daadwerkelijke handeling of gedraging die als strafbaar wordt
beschouwd in de wet.
Beide elementen moeten meestal aanwezig zijn om een strafbaar feit te kunnen bewijzen.
, Formele voorvragen art. 348 Sr en materiële2 hoofdvragen art. 350 Sr
Art. 348 Sv formele vragen art. 349 lid 1 Sv einduitspraken
1. Is de dagvaarding geldig Nee = nietigheid dagvaarding
2. Is de rechter bevoegd kennis te nemen van de zaak? Nee = Rb onbevoegd
3. Is het OM ontvankelijk? Nee = OM niet ontvankelijk
4. Zijn er redenen tot schorsing van vervolging? Ja = vervolging wordt geschordt
Art. 350 Sv materiële vragen VW voor strafbaarheid art. 352 Sv einduitspraken
(niet automatisch mee toetsen)
1. Is het feit bewezen? (kan het de Er is sprake van een gedraging van NP Nee = vrijspraak (lid 1)
verdachte ten laste worden gelegd?) of RP Ja = door naar 2
2. Is het bewezenverklaarde feit Er is een wettelijke delictsomschrijving Nee = OVAR (lid 2)
strafbaar/wederrechtelijke te vervult Ja = door naar 3
kwalificeren, ofwel staat het in de
wet?
3. Is de verdachte strafbaar? Er is sprake van wederrechtelijkheid Nee = OVAR (lid 3)
en verwijtbaarheid (die aan de schuld Ja = door naar 4
te wijten is
4. Welke sanctie dient er te worden Straf of maatregel art. 351
opgelegd? Sv
Voorwaarden voor strafbaarheid
Er is sprake van een gedraging van een NP of RP
Er is een wettelijke delictsomschrijving
Er is sprake van wederrechtelijkheid
Er is sprake van verwijtbaarheid
Causaliteitsvraag speelt een rol bij:
De eerste vraag van art. 350 Sv: is het feit bewezen?
Allereerst moet worden bepaald of het én in hoeverre het ten laste gelegde bewezen is, want pas als
is vastgesteld wat er precies heeft plaatsgevonden, kan de vraag worden beantwoord of het aldus
bewezen verklaarde een strafbaar feit oplevert en of ook de verdachte strafbaar is (vraag 3 van art.
350 Sv)
Legaliteitsbeginsel speelt een rol bij:
De tweede vraag van art. 350 Sv: is het bewezen verklaarde feit strafbaar?
Stemt de bewezenverklaring in onderdelen niet overeen met de bestanddelen van een bepaalde
wettelijke delictsomschrijving, dan is het bewezen verklaarde niet kwalificeer baar en om die reden
niet strafbaar.
Legaliteitsbeginsel
Menselijk gedrag kan alleen strafbaar zijn als het onder een ten tijde van het verrichten van dit
gedrag bestaande wettelijke delictsomschrijving valt. Zo niet, dan kan het bewezenverklaarde feit
niet gekwalificeerd worden en is het niet strafbaar.
Strafvorderlijke formele legaliteitsbeginsel art. 1 Sv = strafvordering heeft alleen plaats op de
wijze bij de wet voorzien. Het is een ingrijpende activiteit en maakt inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer van een verdachte.
, Strafrechtelijke materiële legaliteitsbeginsel art. 1 Sr = Geen feit is strafbaar dan uit kracht van
een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Hierbij zijn er meer bronnen: art. 16 Gw, art.
7 EVRM, art. 49 Handvest EU en art. 15 IVBPR
Er moet dus altijd een delictsomschrijving zijn!!
Voorbeeld van art. 6 WVW hoe een casus over de voorwaarden van strafbaarheid en art. 348 en
350 Sv moet worden gedaan:
1. Is het feit bewezen? Ja, door de gedraging van Franz heeft hij een andere auto geraakt en is deze
persoon overleden. Is het aan schuld te wijten?
2. A. (kwalificatievraag) Is het bewezenverklaarde strafbaar? Ja, want het staat in artikel 6 WVW
B. (rechtvaardigingsgrond) Is er sprake van een rechtvaardigingsgrond? Nee, er is geen sprake
van: noodweer (41 lid 1 Sr), wettelijk voorschrift (42 Sr), ambtelijk bevel (43 lid 1 Sr) en
overmacht in noodtoestand (40 Sr).
3. A. Is de verdachte strafbaar?
B. Is er sprake van een schulduitsluitingsgrond? Dit is voor discussie vatbaar. Als je ervan uit
gaat dat de verwijtbaarheid groter is als schulduitsluitingsgrond: namelijk hij wist dat hij flauw
ging vallen maar bleef toch door rijden. Dan is er sprake van schuld. Echter als je ervan uit gaat
dat de verwijtbaarheid niet groter is. Dan is een black out = fysieke onmachtig (vorm van AVAS).
4. Moet er een sanctie worden opgelegd? Als je uitgaat van het scenario dat er geen
strafuitsluitingsgrond is, dan moet er een sanctie worden opgelegd. Deze is opgelegd in art. 175
WVW. Omdat het gaat om vluchten een streep gas gegeven, versta ik het onder roekeloosheid.
Als je uitgaat van het scenario dat er wel een strafuitsluitingsgrond is, dan kijk je naar
rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond en wat daarbij hoort.
Schuld is bestanddeel in deze wet! Als iemand een succesvol beroep doet op een
schulduitsluitingsgrond dan kijk je naar het bestanddeel of element. Schuld staat als bestanddeel
dus dan krijg je VRIJSPRAAK.
, Week 1 – bijeenkomst 1.1.: poging en voorbereiding
§ 1. Poging in de zin van art. 45 Sr
De voltooiing van een delict verloopt chronologisch door een aantal fases
1. Intenties (niet strafbaar)
2. Samenspanning (in uitzonderlijke gevallen, bijv. plegen van een aanslag)
3. Voorbereiding (art. 46 Sr)
4. Poging (at. 45 Sr)
a. Onvoltooide poging (er moeten nog handelingen worden verricht tot een poging)
b. Voltooide poging (alles is eraan gedaan om tot het voltooide delict te komen, maar door
externe factoren heeft het delict zich niet voorgedaan)
5. Voltooid delict
§ 1.1 Strafbare poging art. 45 Sr
Er is sprake van een strafbare poging zodra de dader een begint heeft gemaakt met de uitvoering van
een misdrijf. Bij poging gaat het veelal om een materieel omschreven delict waarbij dus het door de
delictsomschrijving strafbaar gestelde gevolg niet is ingetreden door een verhindering.
§ 1.2 Voorwaarden voor een strafbare poging:
1. Poging is alleen strafbaar als het om een misdrijf gaat;
Misdrijf = vaak ernstig strafbare feiten. Vaak staat ook onder de titel, waar het grondmisdrijf
onder valt, ook ‘misdrijf/misdrijven’ genoemd als het daarom gaat.
Bij de toetsing combineer je art. 45 Sr met het artikel van het grondmisdrijf!
Bijvoorbeeld: poging doodslag = art. 45 Sr jo art. 287 Sr.
2. Er is sprake van een voornemen van de dader;
Dit is een vorm van opzet. Het voornemen is een subjectief element, waarbij het gaat om de
intentie die dader had. Het is aldus een vereiste dat de dader een bepaald voornemen moet
hebben, dat zich uit in voorwaardelijke opzet.
Voorwaardelijke opzet: als een verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een
gevolg intreedt. Dit is het geval wanneer iemand had moeten weten dat een bepaald gevolg
zou intreden, ook al was het niet zijn oorspronkelijke bedoeling.
Dit is de lichtste vorm van opzet.
Een voornemen in de zin van art. 45 Sr heeft betrekking op situaties die niet tot een voltooid
misdrijf hebben geleid.
3. Dat moet blijken uit een begin van uitvoering;
‘Alleen op grond van zijn gedachten kan men niemand gevangenzetten’. Dit roept nog steeds de
vraag op waar precies de grens ligt tussen enerzijds de voorbereidingshandelingen, die al een
bepaald voornemen verraden, en anderzijds de strafbare fase van de uitvoeringshandelingen.
Ons art. 45 Sr stelt niet iedere uiting van het voornemen tot misdrijf strafbaar, maar pas die
uiting waarin een begin van uitvoering van het misdrijf zelf kan worden gezien. Zowel de
objectieve als subjectieve leer komen voor in art. 45 Sr (=gematigde leer).
a. Subjectieve leer: richt zich op de intentie van de dader en beschouwt als
uitvoeringshandeling alles wat gezien kan worden als een uiting van die intentie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rulaalzubaidy. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,46. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.