SAMENVATTING
PSYCHOPATHOLOGIE EN PSYCHIATRIE
EERSTE SEMESTER
, Hoofdstuk 1: Diagnostiek en classificatie
1.1 Van zot naar ziek
Madness, insanity, gek zijn,…
Onvoorspelbaar, irrationeel, gevaarlijk of afwijken van de norm
Beschrijvend, impliceren geen oorzaak
Hippocrates (460-370 v.C.): mentale stoornissen zijn gevolg van onevenwicht van vier lichaamssappen of humores
Zwarte gal (melancholisch – zwartgallig)
Gele gal (cholerisch – driftig)
Bloed (sanguin – vurig, energiek)
Slijm (flegmatisch – rustig, kalm)
‘gek worden’ = gedrag(sverandering), niet meer zichzelf zijn, beïnvloed worden van buitenaf
Dominante verklaring voor afwijkend gedrag en psychopathologie tot 18de eeuw
Persoon is beïnvloed door giftige stoffen (Paracelsus, 1493-1541)
Erger: bezeten door externe boze geesten of demonen = demonologie
Meer kennisvergaring: madness mental illness (enger)
Grieken (Hippocates): beschrijven afzonderlijke ziekten
Ziekteconcept
Geïntroduceerd door Thomas Sydenham (1624-1689) = vader nosologie (de wetenschappelijke classificatie
van ziekten of classificatieleer)
Beschreef Chorea van Sydenham
o vroeger Sint-Vitusdans
o bij kinderen na streptokokkeninfectie
o Welomlijnd ziektebeeld met spcifieke symptomen, specifiek verloop en specifieke prognose
2 belangrijke ontdekkingen
1. Verband klinisch ziektebeeld en post-mortem afwijkingen (vb. verlamming aan één lichaamshelft door
hersenbloeding of bloedklonter in de contralaterale hersenhelft)
2. Ontdekking ziektekiemen (micro-organismen) als ziekteverwekkers (Louis Pasteur, 1862)
microbe-theorie
Voorbeeld: syfilis (SOA met ook psychiatrische symptomen: apathie, dementie)
o Door spirocheet Treponema pallidum (ontdekt door Schaudinn en Hoffman)
o Somatogene hypothese: overtuiging dat psychiatrische ziekte een biologische oorzaak kan hebben
1.2 Van opsluiting naar behandeling
Psychiatrie: psyche (ziel) + iatros (arts, geneesheer)
Eerst gebruikt door arts Johann C. Reil: wilt subdiscipline in de geneeskunde voor geesteszieken
Cornelius Celsus (25 v.C. – 50): gesprekken, bezigheid, sociale activiteit kan helpen
Tot midden 19de eeuw was het lot van mensen met afwijkend gedrag opsluiting in gekkenhuizen
Philippe Pinel (1745-1826)
In 1795 arts in Salpêtrière-ziekenhuis in Parijs (1000’en vrouwen opgesloten)
‘morele behandeling’, contact en observatie van patiënten centraal
Eigen classificatie: Nosographic philosophique ou la méthode de l’analyse appliquée à la medicine
o Melancholie, manie met delier, manie zonder delier, dementie en idiotie
,Jozef Guislain (1797-1860)
Humane behandeling
Samen met Broeders van Liefde: eerste ‘gesticht’ = Guislain-ziekenhuis (nog steeds actief)
1.3 Van inventariseren naar classificeren
In asielen een en dezelfde diagnose: geestesziek (psychose, manie, depressie, mentale retardatie,…)
behoefte aan ordening!
In VS (1844) eerst een classificatie, soort inventaris: ‘statistical classification of institutionalized mental patients’
(beperkt aantal diagnosen: mania, dementia, melancholia, partial insanity, moral insanity) = voorloper DSM
Duitse Emil Kraepelin (1856-1926): eerste meer omvattend classificatiesysteem
Exclusief biologische etiopathogenese (= oorzaak, ontstaansverloop van ziekte)
Compendium der Psychiatrie (1833): psychiatrische aandoeningen zijn afzonderlijke ziekte-entiteiten
o Elk met een eigen (biologische) oorzaak
o Met een set van symptomen = syndroom
o Met karakteristiek verloop: prognose-gericht en onderscheid tussen geneeslijk en ongeneeslijk
Begin 20ste eeuw: in ziekenhuizen, maar ook meer in ambulante praktijken
Hoogtij psychotherapie (psychoanalytici Freud en Jung)
Ook minder ernstige, niet-psychotische toestandsbeelden: ‘neurosen’, persoonlijkheidsproblematiek
1948: Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voegt aan de ICD (internationale classificatie van ziekten/International
List of Causes of Death) een lijst met psychiatrische stoornissen toe
Amarican Psychiatric Association in 1952: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-I)
Rond dezelfde tijd geneesmiddelen op de markt diagnostiek interessanter
Gebaseerd op etiologische theorieën: aandoening was psychogeen (psycho-analyse) of te wijten aan
‘impairement of brain tissue function’ (vooruitgang neurowetenschap)
Niet gebaseerd op empirische data, blijft dus descriptief, beschrijvend
DSM-II (1968): 180 stoornissen
Psychoanalyse en psychobiologie van Adolf Meyer (1866-1950)
Meyer Kraepeliniaanse visie (psychiatrische aandoeningen reduceren tot hersenziekten)
o Hierdoor invloed sociale en psychologische factoren verwaarlozen
o Biologisch reductionisme leidt tot therapeutisch nihilisme (= psychiatrische ziekte als
hersenaandoening die genetisch bepaald is, en daar is niks aan te doen)
o Uitgangspunt: psychiatrische stoornissen zijn reacties op gebeurtenissen in de omgeving
(angstreactie, depressieve reactie)
Psychoanalyse
o nadruk op context waarin klachten ontstaan + ervaringen in jeugd
o Niet gestoeld op wetenschappelijke kennis (kwestie van geloven)
1965: US-UK Diagnostic Project (grootschalig onderzoek naar diagnostische praktijken)
Diagnose schizofrenie 2x vaker in VS dan UK
Oorzaak: verschillende interpretatie (van breedte) schizofrenie-concept
o In VS zeer aspecifiek: “doesn’t mean anything more than crazy”
o Verwees meer naar ernst functionele beperking aanwezigheid specifiek symptomencomplex
Diagnose dus zeer subjectief; meer behoefte aan internationale afspraken en eenduidige criteria
Aanleiding tot nieuwe DSM-edities
, DSM-III: radicale breuk
Voor het eerst lijsten met observeerbare diagnostische criteria
Categorieën waren beschrijvend, en ‘atheoretisch’
o Geen etiologische theorie
o Geen psychoanalytisch denken
Descriptief
Categoriaal: concept van onderscheiden ziekte-entiteiten
Diagnostisch proces vanuit empirische, op onderzoek georiënteerde basis
Doel: eenduidigheid; wel nog belang van klinische inschatting en ervaring
Steeds meer invloed vanuit visie dat psychiatrische ziekte = hersenziekte
Multi-axiaal systeem: meerassige beoordeling
As I Syndromale stoornissen
As II Persoonlijkheidsstoornissen, zwakzinnigheid
As III Somatische aandoeningen
As IV Psychosociale en omgevingsproblemen
As V Algehele beoordeling van functioneren
DSM-III-Revised: gereviseerde versie (1987) + DSM-IV (1994) + DSM-IV-Tekst Revision (2000)
DSM-V (2018; tekstrevisie in 2022)
wereldwijde referentie voor classificeren en diagnosticeren van psychiatrische ziektebeelden
echter geen handboek, niet ‘bijbel van de psychiatrie
Boek met diagnostische criteria ten behoeve van communicatie en onderzoek
Vandaag de dag 2 classificatiesystemen (DSM en ICD): ook somatische aandoeningen
1.4 Van symptoom naar syndroom
Doel diagnose: verklaren en begrijpen van de toestand van de patiënt en het instellen van doeltreffende behandeling
DSM-diagnose: bestaat voor een deel uit beschrijven van symptomen
Symptoom = ziekteteken, teken dat verwijst naar een pathologisch proces
Kernsymptoom (/hoofd-/basis-/sleutelsymptoom): met zekerheid gekoppeld aan specifieke stoornis
o voorbeeld: depressieve stemming, onvermogen plezier te beleven (anhedonie) – depressie
Facultatieve symptomen (bijsymptomen): niet bepalend, maken beeld volledig
o Voorbeeld: moeheid, slaapstoornissen – depressie
Symptomen ordenen in homogene syndromen
= groep van (dikwijls) samen voorkomende symptomen
Syndroomdiagnose louter beschrijvend, geen info over etiopathogenese
Voorbeeld: matig ernstig depressief syndroom met melancholische kenmerken (label)
Eenvoudigere behandeling (bv. antidepressiva)
Structuurdiagnose
Beschrijven waardoor en op welke wijze is syndroom ontstaan (etiopathogenese)
Neurobiologische + psychologische factoren (= beïnvloedende factoren)
Aandacht aan verschillende facetten (6 factoren in totaal dus):
o Predisponerende factoren: factoren die iemand kwetsbaar maken
o Luxerende factoren: factoren die stoornis uitlokken
o Onderhoudende factoren: factoren die stoornis onderhouden/versterken
Ruimte voor aanpassen van de behandeling aan behoeften van de persoon