Samenvatting Immunologie:
Leerdoelen (algemeen), veel leerdoelen worden herhaald in verschillende lessen vandaar de mooie
kleurtjes.
Les 1:
1. Uitleggen waartegen het immuunsysteem ons beschermt.
2. Aangeven welke cellen deel uitmaken van het immuunsysteem, wat hun functie is en
welke oplosbare producten zij kunnen uitscheiden.
3. Aangeven welke rol fagocyten en lymfocyten vertolken bij immuniteit.
4. Het verschil aangeven tussen het aangeboren (innate) en het adaptieve (verworven)
immuunantwoord.
5. Aangeven wat de belangrijkste eigenschappen zijn van de aangeboren & verworven
immuunantwoord.
6. Uitleggen hoe antigenen herkend worden door fagocyten & lymfocyten.
7. Beschrijven in welke twee fases een immuunantwoord zich afspeelt.
8. Aangeven wanneer en hoe een ontstekingsreactie ontstaat en hoe lokaal het
immuunsysteem daarbij betrokken wordt.
9. De betekenis van immunologisch kennis uitleggen bij een toepassing zoals vaccinatie.
Les 2:
1. Herhalen welke cellen (populaties & subpopulaties) deel uitmaken van het
immuunsysteem. Weten hoe/waar deze cellen ontstaan (uitrijpen) en waar ze zich
ophouden.
2. Opbouw van de lymfoïde organen en recirculatie beschrijven.
3. Aangeven welke rol fagocyten, “auxillary” cellen en lymfocyten vertolken bij het
ontstaan van immuniteit.
4. Uitleggen hoe antigenen herkend worden door fagocyten & T / B lymfocyten. Dit is zeer
verschillend !!
5. Beschrijven hoe en waar deze cellen communiceren en elkaar bijstaan in activering
(synapsen).
6. Aangeven hoe deze cellen geïdenti ceerd kunnen worden (fenotyperen aan de hand van
membraankenmerken)
Les 3:
1. Schetsen van de mechanismen die leiden tot: lokale ontstekingsverschijnselen (4 fazen)
• Hyperemie / exsudaat / in ltraat / reparatie
• Calor / Rubor / Tumor / Dolor / Functio laesa
2. algemene ontstekingsverschijnselen
3. klinische tekenen
4. biologische parameters
5. Werkingsmechanismen ontstekingsremmers: selectieve en niet selectieve COX-inhibitie
Les 4:
1. Uitleggen hoe antigenen herkend worden door fagocyten & T / B lymfocyten. Belangrijk:
verschillen (PAMPS, T & B cel epitopen)!
2. Beschrijven hoe deze cellen communiceren en elkaar bijstaan in activering.
3. Uitleggen hoe MHC moleculen gestructureerd zijn en wat hun functies zijn. De MHC – TcR
interacties beschrijven.
4. De verschillende vormen van antigeenpresentatie bespreken (exogene, endogene en
kruispresentatie).
Les 5
1. De opbouw en functies van het complement systeem beschrijven.
2. De drie verschillende complement systeem routes benoemen en aangeven wat de verschillen
en overeenkomsten zijn tussen deze routes.
3. Uitleggen hoe het complement systeem gereguleerd is, zodat lichaamseigen cellen
beschermd zijn tegen dit systeem.
1
fi fi
,4. Uitleggen wat het klinische gevolg kan zijn van bepaalde de ciënties in het complement
systeem.
Les 6:
1. Uiteenzetten van basisstructuur van de verschillende isotypes (klassen).
2. Beschrijven verband structuur – e ector functies (vergl. met TcR)
3. Uitleggen begrippen epitoop, paratoop, a niteit, aviditeit, kruisreactiviteit
4. Beschrijven van Ig synthese (diversiteit - genherschikking)
5. Beschrijven van B cel activatie
6. Beschrijven van primaire en secundaire immuunantwoord (verschillen)
7. De superfamilie Ig beschrijven
Les 1: Het immuunsysteem
Opbouw van het immuunsysteem:
Het normale immuunantwoord (tegen een pathogeen):
Uitleggen waartegen het immuunsysteem ons beschermt.
De functie van het immuunsysteem is om ons lichaam te verdedigen tegen pathogenen en andere
schadelijke sto en zoals bacteriën, virussen, parasieten, toxinen, tumorcellen en afgestorven
weefsel. Het immuunsysteem moet onderscheid kunnen maken tussen lichaamsvreemd en
lichaamseigen. Als het lichaamsvreemd is moet het ook nog een onderscheid tussen schadelijk
en onschadelijk maken. (Een glas melk is lichaamsvreemd maar niet schadelijk dus een
immuunantwoord is onnodig). Het IS moet snel, verspreid, e ciënt en complex zijn.
Extracellulaire pathogenen: bacteriën en parasieten
- Bereikbaar voor humorale verdediging
- aangeboren: complement, collectinen,
defensinen
- Verworven: Ig (B cellen), Th2, Th17
Intracellulaire pathogenen: virussen, mycobacteriën
- onbereikbaar voor humorale verdediging —>
cellulair immuunantwoord
- Aangeboren: NK cellen
- Verworven: Th1, CD8+ CTL
Humorale immuniteit wordt gedragen door eiwitten
—> antilichamen (zijn verworven)
Cellulaire immuniteit wordt gedragen door T cellen
en APC
Aangeven welke cellen deel uitmaken van het immuunsysteem, wat hun functie is en welke
oplosbare producten zij kunnen uitscheiden.
Immuunsysteem bestaat uit drie hindernissen: de natuurlijke barrière, het aangeboren en het
verworven immuunsysteem die alle drie simultaan aanvallen.
Natuurlijke barrières:
- Fysisch: huid, epitheel, ow & turbulentie (speeksel, urine, lucht), desquamatie (afschilfering),
trilharen.
- Chemisch: pH (maag, urine), vetzuren (huid), proteasen (lyzozyme: traanvocht)
- Biologisch: normale ora die omgeving scheppen. (CAVE: antibiotica)
2
ff fl fl ff ffi fiffi
, Cellen:
• Granulocyten (neutro elen) —> fagocytose
• Monocyten/macrofagen —> fagocytose
• Produceren IL-1, IL-6 en TNFα die zorgen voor de maturatie van DC (target therapy)
• Eosino elen —> doden van wormen (kunnen een klein beetje fagocyteren)
• Mestcellen —> vrijmaken van histamine en vasoactieve sto en
• Dendritische cellen —> antigeenpresentatie
• Aangeboren lymfoide cellen
• ILC1: NK cellen —> doden van met virus geinfecteerde cellen
• ILC2: Natuurlijke helpercellen
• ILC3: ontstekingsprocessen, vorming van lymfoid weefsel
• Baso elen fagocyteren niet EXAMENVRAAG
• Macrofaag rijpt niet uit in beenmerg EXAMENVRAAG (hij rijpt uit in weefsel)
NK cellen (aangeboren immuunsysteem)
- Aanvallen van virussen (herkennen van viraal geïnfecteerde cel) en tumoraal getransformeerde
cellen
- Activatie: evenwicht van activerende en inhiberende factoren. (Inhiberend moet wegvallen)
- Mechanismen:
- Perforines/ granzyme + apoptose. (CD95)
- Aanmaak Interferon γ:
- Besmetting naburige cellen (paracriene functie)
- Activatie macrofagen (reciprook: IL12)
ILC’s (innate lymphoid cells)
- NK cellen behoren hier ook onder
- Geen T of B cel karakteristieken
- Geen cel dodend vermogen (behalve NK cellen)
- Vooral in mucosa, snelle rechtstreekse activatie, zonder de noodzaak van speci eke
antigenherkenning, en ondergaan ze lokale, niet-speci eke expansie om snel te reageren op
infecties in deze weefsels.
DC (dendritische cellen)
- communicatie met verworven IS in secundaire lymfoide organen —> eerste synaps
- Kan in tegen stelling tot andere fagocyten antigenen presenteren
- Via PAMPs <3 PRR herkenning van antigeen. (Reageren ook op DAMPSs)
- Opname van pathogeen (endocytose) dmv: c-lectines en scavenger receptoren
- Ze hebben een sturende rol (polarisatie T cel via co-stimulatoire en cytokines):
- TLR en NOD receptoren worden gebruikt om PAMPs te herkennen
- (DC geeft een klein stukje antigeen en nog heel veel meer informatie via cytokines etc.)
- bij de herkenning van een AG zijn meerdere DC betrokken
- Een DC kan meerdere T cellen activeren: polyklonaliteit
Mastcellen (aangeboren IS)
- functies :
- Vijandig milieu scheppen (vasodilatatie, activatie slijmbekercellen)
- Aantrekken andere cellen (eosino elen)
- Activatie door:
- Aangeboren receptoren: TLR, complement, cytokines, GPCR
- Verworven receptoren: IgE/FceRI
3
fi fi fi fi fi ff fi
, Eosino elen:
- functies: vernietigen van parasieten door degranulatie (heel soms fagocytose)
- Activatie door: IL5
Humorale aangeboren immuunsysteem:
- Functies: ondersteuning
- Doden of belemmeren pathogenen
- Neutraliseren pathogenen
- Bevorderen fagocytose (=opsonisatie)
- Vb: lactoferine, complement, CRP, …
- Bronnen zijn: neutro elen, macrofagen, epitheel en
levercellen.
T cellen (verworven immuunsysteem)
- TcR
- Voorkomen:
- T lymfocyten: membraangebonden (TcR/CD3). Met anti CD3 zou je dus alle T cellen kunnen
vangen want alle T lymfocyten hebben CD3 EXAMENVRAAG
- TcR komt niet vrij voor, moet altijd membraan gebonden zijn (itt B cel receptor: mIg
- Bindt met variabele deel van speci eke T celepitopen
- Functie: T cel activatie
Aangeven welke rol fagocyten en lymfocyten vertolken bij immuniteit.
Fagocyten: Granulocyten (neutro elen, eosino elen) monocyten/macrofaag, (DC)
- Zij vallen bacteriën aan
- PAMPS <3 PRR. (PAMPS zit op pathogeen, PRR op lichaamseigencel)
- E ecten:
- Vernietiging (fagocytose*/degranulatie)
- Inductie ontsteking (lokaal/algemeen)
- Transport naar secundaire lymfoide organen
- De fagocytose wordt bevorderd door IFNγ (Interferon gamma = cytokine). Dit wordt gemaakt
door NK cellen in het aangeboren immuunsysteem en Th cellen in het verworven
immuunsysteem.
3 gevolgen van fagocytose:
- Doden en opruimen van micro-organisme
- Ontsteking (door sto en die worden vrijgegeven: cytokines en chemokines)
- Antigeenpresentatie: activering en sturing van het verworven immuunsysteem.
Het verschil aangeven tussen het aangeboren (innate) en het adaptieve (verworven)
immuunantwoord.
Zowel het aangeboren als het verworven immuunsysteem heeft een humoraal en een cellulair
gedeelte. Het aangeboren immuunsysteem is niet speci ek het verworven immuunsysteem wel.
4
ff
fi fiff fi fi fi fi