DEEL III MISDRIJF
HOOFDSTUK 1 BESTANDDELEN VAN EEN MISDRIJF
1. BEGRIPPEN
Art. 5 Nieuw Sw. - Bestanddelen van het misdrijf
GEEN DEFINITIE, WEL BESTANDDELEN – Vóór het Nieuw Sw waren er geen
duidelijke regels over wat een misdrijf is en wanneer een gedrag als
misdrijf geldt.
Afdeling 1 van hoofdstuk 2 (art. 5-8) brengt daar nu verandering in.
Hoewel de titel "Definitie van het misdrijf" is, bevat het geen exacte
definitie.
De wet beschrijft wel de onderdelen van een misdrijf: noodzakelijke
onderdelen (materieel, moreel, en wederrechtelijk) en verzwarende
onderdelen die de straf kunnen verhogen.
BESTANDDELEN, GEEN ELEMENTEN (MEER) – De wetgever heeft in het
Nieuw Strafwetboek de onderdelen van een misdrijf "bestanddelen"
(vroeger elementen). Voorheen werden noodzakelijke onderdelen van een
misdrijf omschreven als materiële, morele of wederrechtelijke elementen,
samen "constitutieve elementen" genoemd. Wat nu een "verzwarend
bestanddeel" heet, werd toen meestal "verzwarende omstandigheid"
genoemd.`
EEN MISDRIJF, EERDER DAN HET MISDRIJF – De wet spreekt over
"bestanddelen van het misdrijf," wat lijkt te verwijzen naar onderdelen van
een specifiek misdrijf, maar het gaat eigenlijk over onderdelen die elk
misdrijf moet hebben.
Deze algemene bestanddelen zijn materieel, moreel, en wederrechtelijk.
Daarnaast kan er een verzwarend bestanddeel zijn, dat bij sommige
misdrijven de straf verhoogt.
Een specifiek misdrijf (zoals verkrachting) vereist dat een gedraging
precies overeenkomt met de wettelijke beschrijving. Bijvoorbeeld, bij
verkrachting moet er seksuele penetratie zijn zonder toestemming, wat
het materiële bestanddeel is. De daad moet ook opzettelijk zijn, wat het
morele bestanddeel vormt. Kortom, elk misdrijf heeft algemene
bestanddelen, maar specifieke misdrijven hebben unieke kenmerken.
DRIE CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN – Een gedraging is pas een misdrijf
als het zowel een materieel, moreel, als een derde constitutief
bestanddeel bevat: de wederrechtelijkheid.
,Hoewel de wetgever wederrechtelijkheid niet expliciet als derde
bestanddeel noemt, wordt het wel verondersteld aanwezig te zijn als een
gedraging de andere twee bestanddelen heeft (art. 5, tweede lid Nieuw
Sw.). Toch is het duidelijk dat wederrechtelijkheid een essentieel onderdeel
is.
STRAFWAARDIGHEID ALS VIERDE BESTANDDEEL – De wet gebruikt de term
"strafwaardigheid" niet en noemt het niet als een bestanddeel van een
misdrijf.
De wetgever koppelt strafwaardigheid aan de straf, niet aan het misdrijf
zelf.
Als een gedraging materieel, moreel, en wederrechtelijk is, maar geen
straf verdient, is het geen misdrijf meer.
Daarom wordt strafwaardigheid hier als een vierde essentieel bestanddeel
gezien, ook al noemt de wet dat niet expliciet.
2. CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN VAN EEN MISDRIJF
2.1 HET MATERIEEL BESTANDDEEL
Art. 6 Nieuw Sw. - Materieel bestanddeel
2.1.1 EEN UITERLIJK WAARNEEMBARE GEDRAGING
EEN GEDRAGING, GEEN LOUTER VOORNEMEN – Een misdrijf is een
gedraging.
Volgens art. 6 Nieuw Sw. moet een misdrijf altijd uit een handeling of
nalaten bestaan.
Alleen een plan of gedachte, zonder dat het tot een waarneembare
gedraging leidt, is geen misdrijf.
Daarom is een waarneembare handeling of nalaten een essentieel
onderdeel, het zogenaamde materiële bestanddeel, dat verwijst naar het
zichtbare karakter van de gedraging.
2.1.2 EEN HANDELING OF EEN NALATEN
EEN HANDELING OF EEN NALATEN – Een gedraging kan bestaan uit een
handeling of uit het nalaten iets te doen.
Afhankelijk van de vorm die de verboden gedraging aanneemt, zijn er
handelingsmisdrijven en verzuimsmisdrijven.
2.1.2.1 HANDELINGSMISDRIJVEN (COMMISIEDELICTEN)
Bij de meeste misdrijven bestaat het materieel bestanddeel uit het
verrichten van een handeling. Bij diefstal is dat het "wegnemen van een
, zaak die aan een ander toebehoort" (art. 463 Nieuw Sw.), en bij
verkrachting een "seksuele penetratie zonder toestemming" (art. 138
Nieuw Sw.). Deze misdrijven heten handelingsmisdrijven.
2.1.2.2 VERZUIMSMISDRIJVEN (OMISSIEDELICTEN)
Bij sommige misdrijven bestaat het materieel bestanddeel uit het nalaten
van een handeling die verplicht is.
Dit zijn verzuimsmisdrijven en komen minder vaak voor.
Ze bestraffen het niet-doen van wat moet, terwijl handelingsmisdrijven het
doen van verboden handelingen bestraffen.
Handelingsmisdrijven zijn typisch voor het klassieke strafrecht, dat vooral
gedragingen verbood.
Naarmate de overheid meer maatschappelijke verplichtingen oplegde,
kwamen verzuimsmisdrijven erbij.
Een voorbeeld is familieverlating (art. 676 Nieuw Sw.), waarbij het niet-
betalen van onderhoudsgeld strafbaar is.
Een ander voorbeeld is schuldig verzuim (art. 299 Nieuw Sw.), waarbij
opzettelijk niet-hulp bieden aan iemand in groot gevaar strafbaar is.
2.1.2.3 ONEIGENLIJKE VERZUIMSMISDRIJVEN (COMMISSIED OOR
OMISSIEDELICTEN)
Soms kan een handeling die normaal actief wordt uitgevoerd ook door een
verzuim plaatsvinden.
Iemand kan bijvoorbeeld gedood worden door geen geneesmiddel toe te
dienen, of een brand kan ontstaan door een toevallig vuur niet te blussen.
Hoewel schuldig verzuim (art. 299 Nieuw Sw.) vaak deze situaties bestraft,
is het belangrijk om erkennen dat een handelingsmisdrijf ook door verzuim
gepleegd kan worden (commissie door omissie).
Dit wordt geaccepteerd, vooral omdat de straffen voor schuldig verzuim
vaak lager zijn dan voor ernstige handelingsmisdrijven zoals doodslag of
moord.
Een verzuim kan als materieel bestanddeel gelden wanneer het opzettelijk
is en een specifiek resultaat beoogt.
2.1.3 HET VEROORZAKEN VAN EEN BEPAALD GEVOLG
HET VEROORZAKEN VAN EEN BEPAALD GEVOLG – Hoewel de wet alleen
handelen en nalaten als materieel bestanddeel benoemt, kunnen sommige
misdrijfomschrijvingen ook andere elementen bevatten.