Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting - Dierkunde (1003FBDBMW) €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting - Dierkunde (1003FBDBMW)

 2 vues  0 fois vendu

Dit document bevat een samenvatting van het vak Dierkunde in biomedische wetenschappen. Bovendien bevat dit document de Latijnse benaming van organismen en onderdelen die gekend moeten zijn. Het document bevat afbeeldingen om de structuren en organismen te verduidelijken. Deze samenvatting bevat oo...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 69  pages

  • 5 novembre 2024
  • 69
  • 2023/2024
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (91)
avatar-seller
bernaemin
Dierkunde
Woordenschat
Vivipaar: het niet leggen van eieren.
Ovipaar: het leggen van eieren
Ovovivipaar: de eieren worden gelegd in het lichaam van de moeder, en het jongen wordt
levend geboren.
Hermafrodiet = tweeslachtig: een organisme is zowel mannelijk als vrouwelijk
parthenogenetisch = voortplanting zonder tweede partner
Saprofaag: het eten van dode organismen
Ubiquist: kan in verschillende biotopen aangetroffen worden
Acoelomaat: geen lichaamsholte

Inleiding (H1)
Malacologie: studie van weekdieren
Entomologie: studie van insecten
Helminthologie: studie van wormen
Parasitologie: studie van parasieten
Ornithologie: studie van vogels
Mammalogie: studie van zoogdieren
Ethologie: studie van het gedrag van een dier.

Morfologie: studie van vormen
Histologie: studie van de weefsels
Fysiologie: studie van de levensprocessen in een dier
Ecologie: studie van de relaties van een dier met zijn omgeving
Ecofysiologie: studie van processen die zich in een dier afspelen, in een relatie tot
omgevingsfactoren
Systematiek: studie van de verscheidenheid

Endosymbiont: dit is een organisme dat symbiotisch (samen met andere organismen) in het
lichaam van een gastheer leeft.

Mitochondria zijn ontstaan uit primitieve proteobacteria.

Eigenschappen van het leven:
Macromoleculen: nucleïnezuren, proteïnen, koolhydraten, lipiden
 Voortplanting: informatie in organisme wordt gekopieerd en blijft bestaan. Dit
gebeurt automatisch; het organisme doet dit natuurlijk.
 Genetische code: de informatie van wat het organisme precies is.
Opeenvolging van nucleïnezuren in DNA
 Metabolisme: opname van voedingsstoffen uit de omgeving. Energie wordt veranderd
van de ene vorm naar een andere.
 Ontwikkeling en groei: een organisme groeit van kleins af aan tot een groter
organisme.
 Variatie: er kunnen mutaties gebeuren, crossing-over  alle nakomeling zijn
verschillend van de ouder.

,Een pantoffeldiertje is geen dier, omdat deze ééncellig is. Dieren zijn meercellig.

Organismen onderverdeeld in 2 groepen:
 Eukaryoten: celkern + complexe opbouw
 Regnum protista:
 Unicellulair, eventueel kolonievormend
 Klein
 Twee grote functionele groepen op basis van voedingswijze: eencellige
foto-autotrofe Algae en heterotrofe Protoza.
 Voorouders van dieren
 Regnum fungi:
 Geen fotosynthetische pigmenten, heterotroof (niet zelf voeding
maken).
 Meestal saprofaag(het eten van dode organisme), soms parasitair (het
alleen kunnen voortplanten door een plant/ander dier).
 Regnum plantae:
 Multicellulair
 Foto-autotroof
 Stijve celwanden
 Meestal niet mobiel
 Koolydraten opgeslagen onder de vorm van zetmeel
 Regnum animalia:
 Multicellulair
 Heterotroof
 Koolhydraten opgeslagen als glycogeen
 Geen celwand
 Gespecialiseerde intercellulaire verbindingen
 Autonome verplaatsing
 Spiercellen en zenuwcellen
 Seksuele voortplanting
 Embryonale ontwikkeling met regelmatige klievingspatronen
 Prokaryoten: hebben een simpelere opbouw + geen celkern -> DNA ligt los in
cytoplasma
o Domein Eubacteria: zwavelbacterïen,bacteroiden,blauwwieren
 Autotroof: nemen energie op uit de omgeving, en zetten deze om in
voedingsstoffen.
 Saprotroof: ze voeden zich van dood materiaal
 Uibiquist: kan in verschillende biotopen aangetroffen worden

o Domein Archaebacteria: methanogene bacteriën (kunnen CO2 omzetten in
CH4 voor voeding)
 Anaëroob: geen gebruik van zuurstof om te overleven
 Sommigen zijn autotroof
 Eigen bacteriofage virussen.
Zoogdieren kunnen vb. gras afbreken in hun maag m.b.v. methagone bacteriën.
 uitlaten van koeien zijn slecht voor de lucht. Ze produceren te veel broeikasgassen
Virussen (behoren niet tot prokaryoten en niet tot eukaryoten):

, Levende organismen Niet-levende organismen
 Snelle reproductie  Acellulair
 Mutaties mogelijk  Geen eigen metabolisme
DNA of RNA maar niet allebei

 Opbouw:
 Genoom
 Eiwitmantel
 Soms envelope (= stuk plasmamembraan van gastheercel)

Verschil bacteriën en virussen:
Virussen bestaan niet uit een cel, en bacteriën wel. De kern bij een bacterie zit niet vast, en
zit los in het cytoplasma.

Verschil dieren
en planten Planten dieren
Een stevige celwand rond hun Geen celwand -> cellen komen
plasmamembraan -> kunnen niet beter in contact met elkaar.
bewegen.  Verandering van vorm
Veranderen niet van vorm, ze  Beweeglijk
groeien alleen Embryo heeft bepaalde
klievingspatroon
Heterotroof: kunnen niet aan
fotosynthese doen


Prion = een verkeerd gevouwen eiwit = infectieuze eiwit
Prionen kunnen verkeerde ruimtelijke structuur doorgeven aan eiwitten  ontstaan
eiwitklontering (gevolg: fatale beschadiging van de hersenen bij de mens)
Prionen kunnen ontstaan door mutaties, of door omstandigheden. Het kan alleen aan
verwante eiwitten vasthechten. De prionen blijven zich vermenigvuldigen, en er is ook geen
geneesmiddel.




De dierlijke cel (H2)
Dieren hebben geen celwand. Ze hebben een plasmamembraan; deze bestaat uit lipiden, en
is semipermeabel (half doorlaatbaar: de zaken die opgenomen worden, worden eerst
gecontroleerd.)
Opbouw = complex:
 Plasmamembraan
 Protoplasma: bevat nucleus en cytoplasma
Kern ligt meestal in het midden; kern bevat DNA en RNA (voor transcriptie).

, Plasmamembraan
 Grensvlak tussen in- en uitwendige milieu van de cel
 Semipermeabele membraan
Kern
 Één kern in de cel
 Plaats afh. van de celdifferentiatie
 Dubbelwandige kernmembraan met poriën (selectief transport mogelijk)
 Nucleolus:
 1 of meer
 Veel RNA
 Aanmaak van ribosomen

Chromosomen
 Chromosomen zijn meestal 1 lange dunne draad, in bepaalde fasen van de celdeling
veranderen deze van vorm.
 Tijdens celdeling duplicatie
 2 identieke zusterchromatiden
 Blijf aaneenhangen in het midden (centromeer)
 Draad trekt samen zodat het chromosoom korter en dikker wordt.
Aantal chromosomen wordt aangeduid door letter N.

Erfelijke informatie
De erfelijke informatie zit in chromatiden, in DNA. 50% van de levende materie zijn
Proteïnen
Rol in allerlei processen:
 Bio-katalysator (enzyme)
 Transport en opslag van materiaal
 Immunologische afweer
Opgebouwd uit een groot aantal aminozuren

Erfelijke info omgezet in een proteïne:
1. DNA wordt gekopieerd naar een RNA
2. RNA wordt afgelezen tot een proteïne
Alle informatie voor aanmaak van eiwitten opgeslagen in het DNA.
Informatie overgedragen en uitgevoerd door het RNA

Transcriptie translatie
DNA mRNA eiwit
Hiervoor wordt de genetishce code gebruikt
 Gen: stuk DNA dat codeert voor een bepaald eiwit.
DNA (desoxyribonucleinezuur):
 2 desoxyribonucleotideketens
 Dubbele helix
 Opeenvolging van nucleotiden
 Fosfaatgroep
 Suiker
 N-houdende base: Thymine – adenine, Guanine – Cytosine

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bernaemin. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99
  • (0)
  Ajouter