CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
INLEIDING
Wat is criminologische psychologie? Vanuit de psychologie kijken naar criminaliteit. Verklaringen
zoeken vanuit dit standpunt.
Criminaliteit = een activiteit dat de wet overtreedt, is zeer tijd en plaats afhankelijk
Deviant of asociaal gedrag = gedrag dat de sociale normen overtreedt
EEN PAAR BELANGRIJKE GRONDLEGGERS (GESCHIEDENIS)
William Stern (Joodse Duitser) gevlucht naar de VS
o Onderzoek naar het geheugen van getuigen (die hoogstwaarschijnlijk niet allemaal
even eerlijk zijn)
Hugo Münsterberg: zijn werk is opgebouwd op William, maar had zelf ook een grote impact
o Kritisch over hoe juristen & magistraten beslissingen maken in het rechtspreken
Franz Von Liszt = bedenker van geïntegreerde strafrechtwetenschap
o Hoe mensen zich gedragen in een SL, moet ook bekeken worden vanuit meerdere
disciplines
Hans Gross = strafrechtjurist & criminoloog: oorzaken vanuit psychologisch standpunt voor
het plegen van criminaliteit onderzoeken
Gustav Aschaffenburg: ook heel invloedrijk
Hilde Kaufmann & Erich Wulffen: belangrijk maar vooral verder gebouwd op hun
voorgangers
BINNEN DE OPLEIDING CRIMINOLOGIE IN LEUVEN:
Louis Braffort: jurist die Belgen die bestraft werden in Duitsland, (Krijgsraad), bijstond. (WOI)
Etienne Degreeff: arts die stage liep in de psychiatrie
o Verklaringen voor het plegen van passionele moorden zoeken
o Nadenken over hoe iemand zich voelt vlak voor het plegen van een moord, wat zijn
gedachten zijn,…
René Dellaert: gaf aandacht voor een grotere beeld: leefomstandigheden (opgroeien,
situatie, omgeving,…) bekijken + de individuele kenmerken
Steven De Batselier: (kritische criminologie)
o Niet labelen want dat veroorzaakt veel criminaliteit
Johan Goethals: onderzoek naar de impact van lange straffen op het welzijn van
gedetineerden, ook meting van onveiligheidsgevoelens,…
o Brede visie van verklaringen voor het plegen van criminaliteit
1
,ANDERE VORMEN BINNEN DE PSYCHOLOGIE VOOR CRIMINOLOGIE
Psychologie: de wetenschap van de mentale processen en het gedrag
Criminologie: de studie naar criminaliteit, crimineel gedrag en de reactie op dat gedrag
Forensische psychologie: alle vormen van psychologie die toegepast worden binnen het
juridische aspect
o Kennis wordt toegepast op individuele/concrete zaken (minder breed)
Rechtspsychologie: wisselwerking tussen psychologie & het recht met focus op
besluitvorming en kwaliteit op bewijsverzameling bij strafrechtprocedures
o Ook bij burgerlijke zaken, asielprocedures,….
o Focus BV op verklaringen van getuigen
o Niet waarom iemand misdrijven pleegt, maar hoe gaat het recht hiermee om
Investigative psychology: toepassen van psychologische inzichten bij het opsporen van
misdrijven & hun daders en verdachten (profileren)
Police psychology: psychologie toegepast op training & selectie van politie
Correctional psychology: focus op toepassing van psychologie in de berechtingsfase
o Wat doen straffen voor het welzijn van gedetineerden
Criminologische psychologie (criminal/ criminological psychology): het gebruik van de
psychologie als wetenschap om de oorzaken van criminaliteit te begrijpen
o Focus op daders en niet op slachtoffers
Al deze disciplines overlappen wel met een andere discipline.
A = rechtspsychologie & criminologische psychologie & forensische psychologie: focus op
daders & verdachten + strafrechtelijke zaken
B = forensische psychologie & rechtspsychologie: slachtoffers + ook andere zaken dan
strafrechtelijke
C = criminologische psychologie & rechtspsychologie: groepsniveau (gedragingen van grote
groepen bestuderen en uitspraken over doen)
D = rechtspsychologie & police psychology: politionele autoriteiten (hoe politieambtenaren
zich gedragen & hoe zij zaken behandelen, hoe ze bewijzen selecteren, hoe verhoren ze,…)
Correctional psychology: kennis van forensische & criminologische psychologie
Investigative psychology: daderprofiellering, opsporen van criminaliteit, kenmerken van
crimineel gedragingen
2
,CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
Het is geen afgelijnde discipline met verschillende raakvlakken met de focus op:
Daders & verdachten
Waarom + verklaren van het plegen van criminaliteit
Hoe met daders & verdachten omgaan in de strafrechtspleging
Het crimineel gedrag: Wat is dat? Welke factoren dragen bij tot crimineel gedrag? Wat zijn de
verschillen tussen de mensen die crimineel gedrag vertonen? Hoe kunnen we het crimineel gedrag
reduceren?
De focus ligt op het individu, op de dader/ verdachte.
MAAR: WAT IS CRIMINEEL GEDRAG & WAT ZIJN CRIMINELEN?
We mogen de wet overtreden niet beschouwen als een criminele gedraging. Maar ook niet alleen
mensen die berecht worden, want wat met de daders die niet ontdekt worden?
Het is een sociaal construct afhankelijk van de plaats en tijd (dus dynamisch en niet statisch):
(straf)recht (wetten & regels), moraal, sociale normen, psychologisch (gedrag).
Robert Agnew: definitie voor crimineel gedrag: intentionele handelingen die schade
berokkenen en veroordeeld worden door de omgeving en/of gestraft worden door de staat
Wat kunnen we meten?: types, prevalentie, ernst, recidive, rehabilitatie, re-integratie,
desistance (=uitdoven van criminaliteit),…
Crimineel & antisociaal gedrag en de variabelen die ermee samenhangen bestuderen
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK/ HET METEN VAN CRIMINEEL GEDRAG
Theorieën opbouwen
Mythes ontkrachten zoals ‘de man in de bosjes’ als het gaat om zedenfeiten
Het beleid wordt snel gebaseerd op emoties, maar we moeten het baseren op correcte
cijfers want langere straffen hebben geen effect op recidive cijfers!
Nagaan welke interventies werken en welke niet
Hoe kunnen we het onderzoek aanpakken?
VERSCHILLENDE BRONNEN: ALLE 3 SAMENLEGGEN = BESTE CONCLUSIES
Officiële cijfers: databases maar wel beperkingen
o ! Dark number
Slachtofferenquêtes: meer beeld over niet-gedetecteerde misdrijven, maar onmogelijk om
alles te bevragen (BV: veiligheidsmonitor)
o ! Afhankelijk van geheugen & bereidheid
Zelfrapportage: bevragen wie bepaalde feiten toch gepleegd heeft, kan voor extra info
zorgen (BV: JOP-monitor voor jeugd)
o ! Zeer afhankelijk van wie wilt deelnemen en dit soort informatie wilt toegeven
3
, VERSCHILLENDE ONDERZOEKSMETHODES:
Kwalitatief: woorden & ervaringen en hun betekenissen, exploratief
o Voordelen: diepgaand onderzoek, flexibel, inzicht in context
o Nadelen: subjectiever, beperkt veralgemeenbaar, tijds-&arbeidsintensief
o A.d.h.v.: interviews, case-studies, focusgroepen (verschillende mensen met dezelfde
ervaringen samen zetten en laten praten over dat onderwerp), literatuurstudies
Kwantitatief: cijfers & duidelijke onderzoeksvraag & vastliggende methodes
o Verbanden:
Correlatie met correlationeel onderzoek (samenhang: de ene beweegt dus
de andere beweegt mee: positief of negatief)
Causatie met experimenteel onderzoek (oorzaak-gevolg: de ene veroorzaakt
het andere)
Afhankelijke variabele: de variabele die we willen meten, het ‘gevolg’
van de onafhankelijke variabele
Onafhankelijke variabele: de variabele die verklaard, de ‘oorzaak’
o Hoe?
1. Vragenlijst: breed bereik + veel data in korte tijd MAAR geen oorzakelijke verbanden
Kan zowel offline als online
Soorten vragenlijsten
o Cross-sectionele studie: verschillende zaken op hetzelfde moment bevragen: data
van 2/meer steekproeven vergelijken
o Longitudinale studie: onderzoek naar voorspellende factoren
Dezelfde data (1 steekproef) bevragen over de tijd heen (vergelijken) (op 2
verschillende momenten BV: een maand later, een aantal jaar later,…)
2. Meta-analyse: resultaten van verschillende studies worden samengevoegd en samen
geanalyseerd om tot een resultaat te komen
Ook: kwaliteit & grootte van de studies/steekproef zijn heel belangrijk
Publicatiebias: onderzoek met ‘oninteressante’ resultaten worden genegeerd
3. Bij experimenten hebben we 2 groepen: de experimentele en de controle groep
Hypothese testen a.d.h.v. de manipulatie van onafhankelijke variabelen en het effect ervan
op de afhankelijke variabelen meten
Vaak moeilijk & onethisch in de praktijk (daarom vaak quasi-experimenteel onderzoek)
o Voordelen: objectief, veralgemeenbaar naar grotere groep, statistisch sterk
o Nadelen: minder diepgaand inzicht, weinig context & flexibiliteit
Kwalitatief kwantitatief
Data = woorden Data = getallen
Ervaringen en concepten beter begrijpen Hypothesen toetsen
Gaan in de diepte, weinig in de breedte Generalisatie naar grotere populatie
Kleine (onderzoeks)groep (kleine steekpoef) Grote (onderzoeks)groep (grote steekproef)
Data-analyse = samenvatten, interpreteren & Data-analyse = statistiek
categoriseren
4