Psychologie
Nature – nurture De discussie of gedrag aangeboren of aangeleerd is
Nature -> aangeboren
Nurture -> aangeleerd
Socialisatie Proces waarbij iemand zich bewust en onbewust de waarden,
normen en andere culturele eigenschappen van een groep
aanleert.
Model van Model in de vorm van een ui. Het model brengt de omgeving
Bronfenbremmer van de persoon in beeld.
1. Microsysteem: directe omgeving
2. Exosysteem: De persoon heeft geen invloed op de
zaken maar de zaken wel op hem.
3. Mesosysteem: hoe directe en indirecte contacten met
elkaar in contact staan.
4. Macrosysteem: maatschappij + cultuur
Opvoedmilieus 1. Primair (het gezin)
2. Secundair (Al het andere)
De conservatieve Sturen hun kind aan op goede banen en inkomsten. Willen
materialisten opvoeders dat hun kind goed presenteert (erg behulpzaam).
De sociale idealisten Sturen vooral aan op het sociale vlak, goede communicatie
opvoeders en verantwoordelijkheid.
De gematigde hedonisten Levensvreugde staat centraal. Sturen aan op eerlijkheid en
opvoeders gezondheid.
Persoonlijkheid Dynamisch en georganiseerd geheel van de karakteristieken
die aan een persoon kunnen worden toegediend.
Temperament Persoonlijkheidskenmerk dat al vanaf de geboorte bij
kinderen is vastgesteld. Bijvoorbeeld de felheid waarmee je
op prikkels reageert (fel, heftig en intens)
Big 5 Persoonlijkheid model waarin 5 karaktertreken worden
onderscheiden in dit model worden individuele verschillen
gegroepeerd in 5 onafhankelijke factoren.
1. Extraversie
2. Vriendelijkheid
3. Zorgzaamheid
4. Emotionele stabiliteit tegenover neuroticisme
5. openheid
Coping De manier waarop iemand met problemen omgaat. Het is
een combinatie van verstandelijke en emotionele reacties op
stress of een probleem.
Actieve coping Probleem aanpakken
Passieve coping Probleem uit de weg gaan
Probleemgerichte coping Inspanningen worden gericht op het probleem dat de stress
veroorzaakt
Emotiegerichte coping Gericht op het afnemen van de emotionele gevolgen van
stress
,Vermijdende coping Iemand probeert hier de stress veroorzakende situatie te
ontlopen
Gehechtheid De emotionele band tussen twee individuen. Vaak ouder en
kind.
Toegeeflijke opvoedstijl Weinig sturing, veel warmte
Ondersteunende Veel warmte, sturing in balans
opvoedstijl
Overbezorgde opvoedstijl Veel warmte, veel sturing
Verwaarlozende Weinig warmte, weinig sturing
opvoedstijl
Autoritaire opvoedstijl Weinig warmte, veel sturing
Balansmodel Geeft overzicht van risicofactoren en beschermende factoren
Executieve functies De processen in ons brein die ervoor zorgen dat ons gedrag
bewust aangestuurd wordt:
- Inhibitie
- Werkgeheugen
- Flexibiliteit
- Plannen en ordenen
- Gedragsevaluatie
Groep Verzameling van twee of meer mensen die zich met elkaar
identificeren door een gezamenlijk doel
Open groep Je kan op elk moment aansluiten
Gesloten groep Je kunt niet zomaar aansluiten
Referentiegroep Groep waar je met elkaar wat wilt bereiken
Lidmaatschap Anonieme groep
In-group bias Vertekening van de realiteit (voorkeur geven aan een groep)
Conformiteit Ookal heb je een andere mening, je doet wat de groep doet
De- individuatie Je eigen normen en waarden vervagen en je conformeert
met de normen/ waarden van de groep.
Bio-psycho-sociaal model Gedrag bestaat uit verschillende factoren:
- Lichamelijk
- Psychologisch
- Sociale factoren
Cognitieve ontwikkeling Mensen ervaren cognitieve leerprocessen in verschillende
Piaget stadia. Van kind tot volwassenen.
1. Senso motorisch handelen (0 tot 2 jaar)
Baby’s worden zich langzaam bewust van hun
omgeving en het effect dat ze hebben.
2. Pre- operationeel denken (2 tot 7 jaar)
Begrippen + strategieën gebruiken om vat te krijgen
op de wereld.
3. Concreet operationeel denken (7 tot 12)
Systematisch en logisch denken
4. Formeel operationeel denken (12+)
Abstract denken en relativeren.
Assimilatie: aanpassing, toevoegen van een waargenomen
, handeling aan een bestaande structuur
Acomedatie: aanbrengen van kennis.
Motivatie Wat iemand tot bepaald gedrag drijft
Intrinsieke motivatie Motivatie van binnen de persoon (persoonlijke interesses)
Extrinsieke motivatie Motivatie van buiten de persoon (beloningen of straf
leidend)
Behoefte Iets wat we nodig hebben om te leven of adequaat te
functioneren
Geheugen Vermogen om informatie te onthouden
Amnesie Geheugenverlies
Leren Verandering in gedrag, kennis of vaardigheden
Behaviorisme Gaat uit van waarneembaar gedrag, hoe externe factoren het
gedrag van mensen en dieren beïnvloed. Elk gedrag kun je
aanleren door een stimulus. (Wat er is aangeleerd).
Klassiek conditioneren Een prikkel, die een reactie oproept, tegelijk met een
(Pavlov) neutrale prikkel (die naar omstandigheden niet naar reactie
lijdt) aangeboden. Dit gebeurt net zo lang tot dat de neutrale
prikkel dezelfde reactie uitlokt. (Bijv. met een fluitje)
Operant conditioneren Is het leerproces waarin het gedrag van de mens verandert
(Skinner) als gevolg van ene consequentie. Prettig = herhaling niet
prettig = geen herhaling
(On)geconditioneerde Ongeconditioneerde stimulus= Het eten (niet aangeleerd)
stimulus Geconditioneerde stimulus= De bel (wel aangeleerd)
Sociaal leren Wordt ook wel modelleren genoemd of operationeel leren.
(Bandura)van Dit is leren door naar elkaar te luisteren en kijken.
Vreemde situatietest Hier kan je de gehechtheidrelatie tussen ouder en kind
testen. Kan alleen worden toegepast bij kinderen van 12 tot
20 maanden.
A kind Onveilig vermijdend gehecht. Balans naar de exploratie kant.
Ze reageren niet op de afwezigheid van de ouder, ze
reageren niet terughoudend op de vreemde. Ze zoeken geen
toenadering met de ouder.
B kind Veilig gehecht. Exploratie en hechting in evenwicht
C kind Onveilig ambivalent gehecht. Vooral hechtingsgedrag zoekt
steeds nabijheid en reageert heftig op afwezigheid van een
ouder. Kind vertoont bij hereniging dubbel gedrag. Kind zoekt
toenadering, maar is ook boos.
D kind Gedesoriënteerd gehecht. Hechting en exploratie treden
tegelijk op. Heftige angstreactie
Identiteitsvorming volgens Ontwikkeling van de mens in 8 stadia. Gebeurtenissen van de
Erikson huidige fase hebben invloed op de volgende fase. Biologische
en sociaal culturele invloeden zijn de hele tijd met elkaar in
conflict. Als de persoon deze kan verzoenen, zijn ze door naar
de volgende fase.
1. Vertrouwen vs wantrouwen (0-1)
2. Autonomie vs schuld (2, tot enkele jaren)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jr123456. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,06. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.