Deel 1: De grondslagen van kwalitatief
onderzoek
Hoofdstuk 1: Waarom en hoe kwalitatief onderzoek doen
De relevantie van kwalitatief onderzoek
Interesse in kwalitatief onderzoek is de laatste jaren vergroot. Dit komt door een ontwikkeling
genaamd pluralisatie van leefwerelden (pluralization of life worlds). Hierbij is kwalitatief onderzoek
voornamelijk relevant in studies van sociale relaties. Deze term, die verband houdt met wat
Habermas de ‘nieuwe obscuriteit’ (new obscurity) noemt, probeert de toenemende individualisering
van levenswijzen en biografische patronen vast te leggen, evenals de ontbinding van ‘oude’ sociale
ongelijkheden in de nieuwe diversiteit van milieus, subculturen, levensstijlen en manieren van leven.
De toenemende individualisering leidt ertoe dat mensen verschillende levensstijlen, biografische patronen en
subculturen ontwikkelen. Er is een verschuiving gaande waarbij traditionele sociale ongelijkheden (zoals klasse,
ras of genderongelijkheid) minder relevant lijken te worden in de context van deze nieuwe diversiteit. In plaats
van dat mensen zich identificeren met vaste sociale groepen of normen, kiezen ze nu voor heterogene manieren
van leven, wat leidt tot een grotere variëteit aan ervaringen en identiteiten.
Het idee van ‘nieuwe obscuriteit’ suggereert dus dat deze diversiteit en individualisering het misschien
moeilijker maken om duidelijke sociale structuren en ongelijkheden te herkennen, omdat de wereld steeds
complexer en minder overzichtelijk wordt.
Deze pluralisering vereist een nieuwe gevoeligheid. Volgers van het postmodernisme hebben
betoogd dat het tijdperk van grote narratieven en theorieën voorbij is: lokaal, tijdelijk en situationeel
beperkte narratieven zijn nu vereist.
Deze ontwikkelingen worden veroorzaakt door globalisering en toenemende migratie. Dit leidt tot
snelle sociale veranderingen, wat resulteert in meer diverse en complexe leefwerelden. Sociale
onderzoekers worden hierdoor geconfronteerd met nieuwe en uiteenlopende contexten die
traditionele onderzoeksmethoden, zoals deductieve benaderingen (theorieën worden getest op basis
van empirisch bewijs) ontoereikend maken. Deze methoden houden onvoldoende rekening met de
diversiteit en complexiteit van de te bestuderen fenomenen.
In plaats daarvan wordt onderzoek steeds vaker inductief uitgevoerd, waarbij onderzoekers beginnen
met het verzamelen van gegevens zonder vooraf vaststaande theorieën. In dit proces worden
sensitizing concepts belangrijk: concepten die onderzoekers helpen nieuwe sociale contexten en
perspectieven te verkennen en te begrijpen, zonder dat ze realiteit direct in een vast theoretisch
kader dwingen. Deze concepten bieden richting aan het onderzoek en zijn flexibel genoeg om
subtiele aspecten van de sociale wereld te ontdekken. Theorieën worden niet meer vooraf opgelegd,
maar ontwikkelt vanuit empirische studies en lokale kennis. Dit stelt onderzoekers in staat om beter
in te spelen op de diversiteit en de unieke kenmerken van de levenswerelden die ze bestuderen en
om meer recht te doen aan de complexiteit van de sociale realiteit.
Een meer recente ontwikkeling is de discussie over dekolonisatie van methodologieën. Die stelt
kritische vragen over de toepasbaarheid van Westerse onderzoeksmethoden, die gebaseerd zijn op
een Westerse epistemologie (kijk) in niet Westerse-contexten, zoals bij de Mãori of First Nations.
Deze methoden kunnen de kennis van inheemse groepen over het hoofd zien door hen alleen als
informatiebronnen/gegevensverschaffers te gebruiken. Dekolonisatie wil deze Westerse methoden
aanpassen, zodat ze respect tonen voor lokale culturen en inheemse kennis integreren. Inheems en
Westers onderzoek gaan beide systematisch te werk, maar het verschil zit vooral in hoe methoden
rekening houden met de lokale context.
,Onderzoeksvragen als startpunt
Kwalitatief onderzoek wordt vooral gebruikt wanneer de onderzoeksvraag vraagt om een aanpak dit
verder gaat dan standaard methoden. Dit is bijvoorbeeld belangrijk bij het bestuderen van
verschillende leefwerelden. Soms is onze kennis over een bepaalde groep te beperkt om een
hypothese te testen. In zulke gevallen zijn sensitizing concepts nuttig om de context en processen
beter te begrijpen.
Bepaalde groepen, ook wel hard-to-reach-groups, kunnen moeilijk te bereiken zijn omdat ze
bijvoorbeeld niet kunnen deelnemen aan reguliere onderzoeken, zoals het invullen van vragenlijsten.
Om te begrijpen hoe ze bijvoorbeeld over bepaalde zaken denken, is het essentieel om hun
persoonlijke ervaringen en de betekenis die zij hieraan geven in hun eigen context te onderzoeken.
Daarom gebruiken onderzoekers kwalitatieve methoden zoals interviews en participerende
observaties om deze groepen beter te begrijpen.
Beperkingen van kwantitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek is traditioneel gebaseerd op natuurwetenschappelijke methoden, met de
focus op het isoleren van oorzaken en effecten, het meten van verschijnselen en het formuleren van
algemene wetten. De geldigheid en mate waarin het onderzoek overeenkomt met de werkelijkheid
(validiteit/validity) en de invloed van de onderzoeker die wordt geminimaliseerd
(objectiviteit/objectivity) hebben geleid tot gestandaardiseerde methoden, zoals enquêtes en
experimenten.
Deze benadering heeft beperkingen. De toepasbaarheid van bevindingen op maatschappelijke
vraagstukken is vaak beperkt, wat Weber beschreef als de “ontgoocheling van de wereld”
(disenchantment of the world). Wetenschap levert niet langer absolute waarheden, maar biedt
eerder flexibele interpretaties, zoals blijkt uit Utilisation research (utilisatieonderzoek). Dit
onderzoek laat zien dat wetenschappelijke bevindingen vaak niet volledig worden overgenomen in
de praktijk, en wanneer dat wel gebeurd, worden ze aangepast en opnieuw geïnterpreteerd.
Bonß en Hartmann wijzen erop dat de abstracte idealen van objectiviteit moeilijk volledig te
realiseren zijn, omdat sociale en culturele invloeden de formulering van onderzoeksvragen en de
interpretatie van gegevens beïnvloeden. Dit leidt tot een herziening van wat wetenschap kan
leveren. In plaats van absolute waarheden te verwachten, moeten we ons richten op situatie
gebonden uitspraken die beter aansluiten bij specifieke contexten, iets wat kwalitatief onderzoek
beter kan leveren.
Essentiële kenmerken
De centrale ideeën die kwalitatief onderzoek sturen, verschillen van die van in kwantitatief
onderzoek. De essentiële kenmerken van kwalitatief onderzoek zijn: de juiste keuze van geschikte
methoden en theorieën, de herkenning en analyse van verschillende perspectieven, de reflectie van
onderzoekers op hun eigen onderzoek als onderdeel van het kennisproductieproces (‘reflexiviteit’ /
‘reflexivity’) en de verscheidenheid aan benaderingen en methoden.
Geschiktheid van Methodes en Theorieën
Wetenschappelijke disciplines maken gebruik van methodologische standaarden om zichzelf te
onderscheiden, zoals experimenten in de natuurwetenschappen en enquêtes in de sociologie. Deze
standaarden bepalen vaak welke methoden geschikt worden geacht voor onderzoek. Dit kan ertoe
leiden dat complexe verschijnselen, waarvoor deze methoden niet geschikt zijn, worden vermeden.
Bijvoorbeeld, sommige fenomenen zijn te ingewikkeld om geïsoleerd te bestuderen, waardoor
traditionele methoden zoals experimenten niet toepasbaar zijn.
,Een mogelijke oplossing is om complexiteit mee te nemen in kwantitatieve modellen, maar deze
benadering maakt het moeilijk om resultaten te vertalen naar de dagelijkse praktijk. Kwalitatief
onderzoek biedt een alternatief door methoden te gebruiken die openstaan voor de volledige
complexiteit van een onderwerp. In plaats van verschijnselen te reduceren tot enkele variabelen,
worden ze in hun volledige context bestudeerd. Vaak in alledaagse situaties en niet in laboratoria.
Bij kwalitatief onderzoek ligt de focus op het ontdekken van nieuwe inzichten, waarbij de gekozen
methode zich aanpast aan het onderwerp, en niet andersom. Belangrijk hierbij is reflexiviteit:
onderzoekers moeten zich bewust zijn van hun eigen invloed op het onderzoek en hoe dit hun
bevindingen kan kleuren. De geldigheid (validiteit) van kwalitatief onderzoek hangt daarom af van
hoe goed te methoden passen bij het onderwerp en hoe reflectief de onderzoeker is in het proces.
Dit onderzoek beoordeelt zijn succes niet op abstracte academische standaarden, maar op hoe goed
het aansluit bij de realiteit van het bestudeerde object.
Reflexiviteit van de onderzoeker en het onderzoek
In tegenstelling tot kwantitatief onderzoek beschouwen kwalitatieve methoden de communicatie
van de onderzoeker met het veld en zijn leden als een expliciet onderdeel van het kennisproces, in
plaats van het te zien als een tussenkomende variabele. De subjectiviteit van de onderzoeker en van
de participanten, wordt een deel van het onderzoeksproces. Reflecties van onderzoekers op hun
acties en observaties in het veld, hun indrukken, irritaties, gevoelens, enzovoort, worden op zichzelf
data en vormen een onderdeel van de interpretatie en worden gedocumenteerd in
onderzoeksdagboeken (research diaries) of contextprotocollen.
Verscheidenheid aan benaderingen en methodes
Kwalitatief onderzoek is niet gebaseerd op een uniforme theoretische en methodologische
benadering. Verschillende theoretische benaderingen en hun methoden kenmerken de discussies en
de onderzoekspraktijk. Subjectieve gezichtspunten zijn een eerste uitgangspunt. Een tweede reeks
van onderzoek bestudeert het verloop van interacties, terwijl een derde probeert de structuren van
het sociale veld en de aangeleerde praktijken te reconstrueren. Deze verscheidenheid aan
benaderingen komt voort uit verschillende ontwikkelingslijnen in de geschiedenis van kwalitatief
onderzoek, die deels parallel en deels opeenvolgend zijn geëvolueerd.
Een korte geschiedenis van kwalitatief onderzoek
Psychologie en sociale wetenschappen hebben een lange geschiedenis van het gebruik van
kwalitatieve methoden. In de psychologie gebruikt Wundt, de grondlegger van de experimentele
psychologie, naast experimenten ook verstehen (het proberen begrijpen van menselijk gedrag door
zich in te leven in de ervaringen van anderen) in zijn studie van de volkspsychologie. Dit is de studie
van het collectieve gedrag en denken van gemeenschappen.
In dezelfde periode ontwikkelde zich in de Duitse sociologie een benadering die bekend staat als de
monographic conception of science. In plaats van grote, representatieve studies te doen, werd de
focus gelegd op casestudies en inductie (het trekken van conclusies op basis van individuele
gevallen). Deze benadering analyseerde sociale problemen in detail, zonder gebruik te maken van
statistische methoden.
In de Verenigde Staten was de Chicago School invloedrijk. Hier werden biografische methoden,
casestudies en beschrijvende methoden veel gebruikt. Een bekend voorbeeld hiervan is de “The
Polish Peasant in Europe and America”, die de ervaringen van Poolse immigranten in detail
onderzocht.
,Naarmate de psychologie zich verder ontwikkelde, kregen harde, experimentele, gestandaardiseerde
en kwantitatieve methoden steeds meer de overhand, ten koste van de meer open, kwalitatieve
benaderingen. Pas in de jaren 196- kwam er in de Amerikaanse sociologie weer kritiek op het
kwantitatieve onderzoek. Deze ontwikkelingen vonden op verschillende tijdstippen en in
verschillende fasen plaats in Duitsland en de Verenigde Staten.
Fasen in de geschiedenis van kwalitatief onderzoek:
Verenigde Staten Duitsland
Traditionele periode (1900-1945) Vroege studies (einde 19e en begin 20e eeuw)
Modernistische fase (1945-jaren 1970) Fase van import (vroege jaren 1970
Vervagende grenzen (tot midden jaren 1980) Begin van originele discussies (eind jaren 1970)
Crisis van representatie (sinds midden jaren Ontwikkeling van originele methoden (jaren
1980) 1970-1980)
Vijfde fase (jaren 1990) Consolidatie en procedurele vragen (eind jaren
1980 en 1990)
Zesde fase (post-experimenteel schrijven) Onderzoekspraktijk (sinds jaren 1980)
Zevende fase (oprichting kwalitatief onderzoek Methodologische verspreiding en
door succesvolle tijdschriften, 2000-2004) technologische ontwikkelingen (sinds jaren
1990)
Achtste fase (de toekomst en nieuwe Oprichting van kwalitatief onderzoek
uitdagingen, sinds 2005) (tijdschriften, boekenreeksen,
wetenschappelijke genootschappen, sinds jaren
1990)
De Verenigde Staten
Denzin en Lincoln identificeren acht momenten van kwalitatief onderzoek:
1. De traditionele periode (begin 20e eeuw – WOII) – Het is gerelateerd aan het onderzoek van
Malinowski in de etnografie en de Chicago School in de sociologie. Focus op het bestuderen
en beschrijven van ‘de ander’.
2. Modernistische fase (jaren 1945 – jaren 1970) – Het formaliseren van methoden
3. Vervagende grenzen (tot jaren 1980) – Verschillende theoretische modellen en opvattingen
van objecten en methoden staan zij aan zij, waaruit onderzoekers kunnen kiezen en
alternatieve paradigma’s kunnen vergelijken zoals symbolisch interactionisme,
etnomethodologie, fenomenologie, semiotiek of feminisme.
4. Crisis van representatie (midden jaren 1980) – Discussies over de rol van representatie
maken het presenteren van kennis een cruciaal onderdeel van onderzoek
5. Vijfde moment (jaren 1990) – Narratieven vervangen theorieën, of theorieën worden
gelezen als narratieven. De nadruk ligt op lokale, specifieke situaties en problemen. Auto-
etnografieën worden belangrijker.
6. Zesde moment – Post-experimenteel schrijven richt zich op democratisch beleid en
aanpassing aan de behoeften van de samenleving.
7. Zevende moment – Kwalitatief onderzoek wordt verder verankerd door de oprichting van
verschillende academische tijdschriften
, 8. Achtste moment – Opkomst van evidence based practices als nieuwe criterium voor
relevantie, met een focus op controlegroepen en experimentele groepen.
Duitstalige gebieden
1. Habermas merkte voor het eerst op dat er een ‘andere’ traditie en discussie over onderzoek
aan het ontstaan was in de Amerikaanse sociologie. Dit heeft basisconcepten zoals
etnomethodologie of symbolisch interactionisme beschikbaar gemaakt voor Duitse
discussies.
2. Het model van Glaser en Strauss trok veel aandacht vanwege de focus op het beter begrijpen
van onderzoeksobjecten, zoals Hoffmann-Riem’s principe van openheid en Kleining’s idee
dat het onderzoeksobject pas volledig zichtbaar wordt aan het eind van het onderzoek
3. Naturalistische sociologie benadrukte dat onderzoekers het alledaagse leven bestuderen
zoals het zich presenteert, zonder het te definiëren door de gebruikte methoden.
4. Eind jaren 1970 begon een originele discussie in Duitsland over kwalitatieve
onderzoeksmethoden, zoals interviews en methodologische vragen. Dit ging over hoe ze toe
te passen en hoe te analyseren.
5. Begin jaren 1980 werden twee originele methoden belangrijk voor kwalitatief onderzoek in
Duitsland: het narratieve interview en de objectieve hermeneutiek, vooral in biografisch
onderzoek.
6. Midden jaren 1980 kwam de vraag naar generaliseerbaarheid, de presentatie en transpiratie
van resultaten naar voren, wat leidde tot de ontwikkeling van computerondersteunde
hulpmiddelen zoals ATLAS en MAXQDA.
7. Eind jaren 90 werden de eerste grote discussies over kwalitatief onderzoek in Duitstalige
gebieden gehouden. Tijdschriften zoals ZQF en Forum Qualitative Research werden
opgericht.
In Duitsland ligt de focus steeds meer op het verfijnen en standaardiseren van onderzoeksmethoden,
met aandacht voor procedurele vragen binnen een groeiende, professionele onderzoekspraktijk. Dit
leidt tot een gestructureerde aanpak van kwalitatief onderzoek.
In de Verenigde Staten is er meer twijfel over de zekerheden die onderzoeksmethoden bieden.
Amerikaanse onderzoekers richten zich op de presentatie van onderzoeksresultaten en de crisis van
representatie, waarbij ze minder nadruk leggen op standaardisering (canonisatie/canonization) en
meer op flexibiliteit en de rol van de onderzoeker zelf binnen het proces.
Hoewel er overlappingen zijn, zijn er ook verschillen in de ontwikkeling van kwalitatief onderzoek
tussen beide landen. Praktische en methodologische aspecten, zoals nieuwe methoden en
onderzoeksprogramma’s, worden vaak beïnvloed door politieke en disciplinaire veranderingen.
Kwalitatief onderzoek aan het einde van de moderniteit
Aan het begin van dit hoofdstuk werden een aantal nieuwe doelen besproken om aan te tonen
waarom kwalitatief onderzoek belangrijk is. Volgens recente ontwikkelingen in de wetenschap zijn er
steeds meer redenen om dit soort onderzoek te doen. Toulmin (1990) legt uit waarom hij vindt dat
de moderne wetenschap problemen heeft. Hij ziet vier grote bewegingen in sociaal onderzoek die
lijken terug te gaan naar eerdere benaderingen:
, 1. Terug naar mondelinge tradities – Dit betekent dat onderzoekers zich weer meer richten op
verhalen, taal en communicatie, zoals dat vroeger gebeurde
2. Terug naar specifieke, concrete problemen – In plaats van alleen naar grote, abstracte
vragen te kijken, wordt er nu ook aandacht besteed aan specifieke problemen die zich in
bepaalde situaties voordoen
3. Terug naar het lokale – Onderzoekers bestuderen lokale gemeenschappen en hun kennis,
gewoontes en ervaringen, in plaats van alleen te zoeken naar universele waarheden die
overal gelden
4. Terug naar de tijd – Onderzoekers bekijken problemen en oplossingen in hun historische of
tijdgebonden context, in plaats van ze los van tijd te bestuderen.
Kwalitatief onderzoek richt zich op het begrijpen en analyseren van specifieke situaties in hun eigen
tijd en omgeving. Het begint met het onderzoeken van hoe mensen handelen en wat ze doen in hun
eigen lokale context. Toulmin benadrukt dat het belangrijk is om flexibele onderzoeksprogramma’s
te ontwikkelen die in staat zijn om om te gaan met onverwachte veranderingen. Onze intellectuele
en sociale systemen werken alleen goed als we ze flexibel en aanpasbaar houden, zodat ze zich
kunnen aanpassen aan nieuwe, onvoorziene situaties.
Nieuwe uitdagingen: Diversiteit en Dekolonisatie van Kwalitatief
Onderzoek
Toulmin bespreekt hoe kwalitatief onderzoek terugkijkt naar oude tradities, maar huidige discussies
richten zich op een kritische herziening van de geschiedenis. Dekolonisatie van onderzoeksmethoden
gaat breder dan alleen kwalitatief onderzoek en raakt ook andere sociale wetenschappen.
Chilisa (2020) benadrukt dat dominante Westerse onderzoeksmethoden vaak imperialisme en
globalisering negeren, wat nadelig is voor voormalig gekoloniseerde samenlevingen. Deze methoden
onderdrukken alternatieve perspectieven en geven de voorkeur aan Euro-Westerse benaderingen.
Er zijn drie belangrijke punten in deze discussie:
1. Er is een sterke behoefte aan een grotere rol van inheemse volkeren, zoals de Mãorit, bij
onderzoek binnen hun eigen gemeenschappen
2. Er is een specifieke discussie over inheemse methodologieën en hoe deze moeten worden
toegepast
3. Westerse onderzoekers beginnen de achtergronden van inheemse methoden te bespreken
en passen deze soms toe in interviews
Deze discussies zijn relevant voor kwetsbare groepen zoals LGBTQ+ en gemeenschappen in
postkoloniale contexten. In de Global South (bijv. Afrika en Azië) worden deze discussies steeds
belangrijker.
Wat betekent dit voor hedendaags kwalitatief onderzoek? Ten eerste moet onderzoek meer
aandacht besteden aan diversiteit, gelijkheid en inclusie. Dit houdt in:
1. Meer aandacht voor de diversiteit van deelnemers
2. Onderzoek contexten moeten de omstandigheden en ervaringen van individuen recht doen
3. Alle sociale groepen, zowel als deelnemers als onderzoekers, moeten worden betrokken bij
het onderzoek
Subjectiviteit en Identiteit in Kwalitatief Onderzoek
Kennis van kwalitatief onderzoek is nuttig op 4 manieren:
1. Het is noodzakelijk om bestaande kwalitatieve onderzoeken te begrijpen en te beoordelen
2. Het kan het startpunt en de basis zijn voor het uitvoeren van je eigen empirisch kwalitatief
onderzoek, bijvoorbeeld in je scriptie of als professionele onderzoeker
, 3. Het kan het startpunt bieden voor het kritisch beoordelen van bestaande
onderzoeksbenaderingen en hun geschiktheid voor specifieke vraagstukken en
studiepopulaties
4. Het zal helpen kritische discussies over onderzoek en methoden te begrijpen, inclusief de
rechtvaardiging voor dergelijke debatten.
Hoofdstuk 2: Het verschil tussen Kwalitatief en Kwantitatief
Onderzoek
Relaties tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek
In veel gevallen zijn kwalitatieve methoden ontwikkeld in de context van een kritiek op kwantitatieve
methoden en onderzoeksstrategieën. De discussies over het ‘juiste’ begrip van wetenschap zijn nog
niet opgelost.
De relaties tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek kunnen op verschillende niveaus worden
onderzocht:
Epistemologie (en epistemologische onverenigbaarheden) en methodologie
Onderzoeksontwerpen die het gebruik van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en/of
methoden combineren of integreren
Onderzoeksmethoden die zowel kwalitatief als kwantitatief zijn
Het verbinden van bevindingen van kwalitatief en kwantitatief onderzoek
Generalisatie van bevindingen
Beoordeling van de kwaliteit van onderzoek – kwantitatieve criteria toepassen op kwalitatief
onderzoek of andersom
Het benadrukken van de onverenigbaarheden
Op het niveau van epistemologie en methodologie richten discussies zich vaak op de verschillende
manieren om kwalitatief en kwantitatief onderzoek te relateren. Een eerste benadering is om de
onverenigbaarheden tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek te benadrukken in termen van
empistemologische en methodologische principes of doelen en streeft naar puur onderzoek in het
algemeen. Deze spanning houdt vaak verband met de verschillen tussen verschillende theoretische
posities (bijv. positivisme vs. constructivisme of post-positivisme). Soms worden deze
onverenigbaarheden aangeduid als verschillende paradigma’s en worden beide kampen gezien als
betrokken bij een paradigmaoorlog.
Dominantie van Kwantitatief boven Kwalitatief Onderzoek
De opvatting dat kwantitatief onderzoek dominant is komt voor in sommige handboeken en
onderzoekspraktijken. Vaak wordt kwalitatief onderzoek, zoals open interviews, gezien als een
voorlopige stap voordat kwantitatieve data met vragenlijsten worden verzameld. Het idee is dat
alleen kwantitatieve gegevens echte resultaten opleveren, terwijl kwalitatieve gegevens slechts
illustratief zijn. Uitspraken uit interviews worden dan getest en bevestigd via kwantitatieve analyses.
Superioriteit van Kwalitatief boven Kwantitatief Onderzoek
De meer radicale opvatting, die kwalitatief onderzoek vooropstelt, komt minder vaak voor.
Overmann et al. (1979) beweren dat alleen kwalitatieve methoden, zoals objectieve hermeneutiek,
echte wetenschappelijke verklaringen kunnen bieden. Kleining (1982) stelt dat kwalitatieve
methoden zonder kwantitatieve kunnen, terwijl kwantitatieve methoden kwalitatieve nodig hebben
om hun bevindingen te verklaren. Cicourel (1981) ziet kwalitatieve methoden als beter geschikt voor
microvragen en kwantitatieve macrovragen. McKinlay (1995) merkt op dat in de volksgezondheid
kwalitatief onderzoek relevantere resultaten oplevert door de complexiteit van sociaal-politieke
kwesties. De strikte scheiding tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek is inmiddels grotendeels
opgeheven.
, Mixed-methods Onderzoek
In de literatuur vind je veel discussies over hoe kwalitatief en kwantitatief onderzoek elkaar kunnen
aanvullen of verschillen. Bryman (1992) beschrijft de integratie van deze twee benaderingen in 11
punten:
1. Triangulatie: Kwalitatieve resultaten controleren tegen kwantitatieve bevindingen
2. Kwalitatief onderzoek kan kwantitatief onderzoek ondersteunen
3. Kwantitatief onderzoek kan kwalitatief onderzoek ondersteunen
4. Beide methoden geven samen een volledig beeld van het onderzoeksvraagstuk
5. Kwantitatieve methoden analyseren structuren, kwalitatieve methoden onderzoeken
processen
6. Kwantitatieve benaderingen geven objectieve resultaten, kwalitatieve richten zich op
subjectieve gezichtspunten
7. Kwantitatief bewijs helpt bij de generaliseerbaarheid van de bevindingen
8. Kwalitatieve resultaten helpen de interpretatie van relaties in kwantitatieve gegevens
9. De combinatie van beide methoden kan helpen micro- en macroniveaus van problemen te
begrijpen
10. Verschillende fases van onderzoek kunnen beide methoden benutten
11. Hybride vormen gebruiken beide methoden, bijvoorbeeld in quasi-experimentele ontwerpen
Daarnaast zijn er publicaties over de integratie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden in mixed
methodologies (gemengde methodologieën). De combinatie van deze twee benaderingen wordt
gebruikt om een completer beeld te krijgen. Dit wordt vaak gezien als een pragmatische oplossing en
wordt soms de “derde methodologische beweging” genoemd, naast de afzonderlijke tradities van
kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Het doel is om meerdere methoden in alle fasen van het
onderzoek te integreren.
Gemengde methoden (mixed methods) wordt gebruikt om verschillende onderzoeksvragen te
beantwoorden door de sterke punten van beide methoden te combineren. De definitie van
gemengde methoden is breed geaccepteerd en benadrukt dat beide methoden door het hele
onderzoek moeten worden gebruikt. Hoewel gemengde methoden veel zijn besproken en
gepromoot, blijven er methodologische vragen open, er blijft een discussie over de beste manier om
deze methoden te integreren.
Kwantitatieve en Kwalitatieve Methoden in Inheems Onderzoek
Kovach (2009) en Chilisa (2020) laten zien dat inheemse onderzoeksmethodologieën verder gaan dan
alleen kwalitatief of kwantitatief onderzoek. Deze methodologieën zijn gebaseerd op verhalen en het
constructivistische paradigma, maar bevatten elementen van beide benaderingen. Ze worden gezien
als een derde paradigma, naast kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Chilisa legt uit dat
inheemse gemengde methoden zowel kwantitatieve, kwalitatieve als inheemse benaderingen
combineren. Kwalitatief onderzoek speelt hierbij een grotere rol, maar het is essentieel dat inheemse
kennis altijd wordt geïntegreerd met traditionele Westerse benaderingen.
De geschiktheid van Methoden als Referentiepunt
Het debat over kwalitatief en kwantitatief onderzoek gaat nu vooral over de praktijk, niet alleen over
theorie. De keuze hangt af van het soort onderzoek. Wilson (1982) en McKinlay (1995) zeggen dat de
twee methoden elkaar kunnen aanvullen. Bauer en Gaskell (2000) vinden dat formalisatie
belangrijker is dan het verschil tussen woorden en cijfers. Het blijft moeilijk om beide methoden
goed te combineren; meestal worden ze apart of achter elkaar gebruikt. Er is meer discussie nodig
over hoe ze beter samen kunnen werken in onderzoek.