H1: PROPEDEUTICA
INHOUD
Propedeutica MKA 2
Anamnese 2
Klinisch onderzoek 3
Algemene inspectie .......................................................................................................................................................................................................... 3
Inspectie van het gelaat ................................................................................................................................................................................................... 3
Craniofaciale inspectie ..................................................................................................................................................................................................... 4
Cosmetische inspectie van pathologie-vrije gelaatshuid ................................................................................................................................................ 7
Inspectie mondholte ......................................................................................................................................................................................................... 8
Inspectie van de tong ..................................................................................................................................................................................................... 10
Inspectie mondopening .................................................................................................................................................................................................. 12
Snuittest of valsalvamanoeuver..................................................................................................................................................................................... 13
Palpatie 14
Palpatie van tong en mondbodem ................................................................................................................................................................................ 14
Palpatie van amandelloge ............................................................................................................................................................................................. 14
Palpatie van het kaakgewricht ...................................................................................................................................................................................... 14
Palpatie van de hals ....................................................................................................................................................................................................... 15
Auscultatie 17
Verwijsbrief 18
Aandachtspunten 19
1
,PROPEDEUT ICA MKA
• Propedeutica MKA-pathologie: studie anamnese, klinisch onderzoek en symptomatologie welke leiden tot geneeskundige diagnosestelling.
− MKA-onderzoek gelaat is onvolledig zonder palpatie/inspectie van de hals.
− MKA-onderzoek mond is onvolledig zonder beeldvorming: OPG en CBCT (voor alle pathologie).
• Verschil MKA-onderzoek in algemene praktijk en in specialistische praktijk:
− In algemene medische praktijk: beperkte middelen + géén mogelijkheden tot uitvoeren aanvullende technische onderzoeken. Men kan
wél gerichte anamnese uitvoeren waarbij men voorgeschiedenis béter kent als in specialistische praktijk.
− In specialistische praktijk: alle technische hulpmiddelen maar beperkt zicht op de achtergrond, leefwereld en voorgeschiedenis patiënt.
➢ Verwijsbrief (of aparte mail bij vertrouwelijke gegevens) moet verstandig opgesteld zijn.
➢ Huisarts moet kunnen differentiëren tussen normale evolutie, dringende of niet-dringende verwijzing, proces dat binnen algemene
praktijk kan behandeld worden. Daarom aanscherpen van diagnostische blik om zo afstand tussen zien en herkenning te verkleinen.
ANAMNESE
• De voornaamste klachten in de MKA-praktijk zijn pijn:
− Zwelling. − Geluiden in het gewricht.
− Verkleuringen. − Defecten in de mucosale aflijning, gaande van erosies tot fistels.
− Beperkte mondopening. − Sensorische en/of motorische neurologische stoornissen.
− Gewijzigd kauwvermogen. − Ongerustheid over een postoperatieve evolutie.
− Smaak. − Symptoom waarachter ‘kanker’ vermoed wordt.
− Speekselproblemen. − Onrust omwille van vorm-, positie- en of structuurveranderingen
− Ademgeur. van tanden of faciale weke-delen structuren, faciale beenderen,
− Wondhelingsproblemen. intraorale weke delen en/of beenderen.
• Structuur anamnese:
− Sociale anamnese:
➢ Hobby’s, dagelijkse gewoonten en activiteiten.
➢ Psychische omstandigheden.
➢ Stressfactoren spelen rol bij: bruxisme, parafuncties, kaakgewrichtsproblemen, pijnklachten, lichen planus, automutilatie.
➢ Beroepsachtergrond en familiale situatie: essentieel bij situeren van bepaalde tumoren: nogal wat oncologie-patiënten hebben
zoveel gedronken (en gerookt), dat ze hun veelbelovende toekomst mee hebben weggespoeld.
− Erfelijke anamnese:
➢ Intraorale afwijking: oligodontie, multipele keratocysten, bilaterale leukoplakie, familiale kwaadaardige tumoren, pigmentaties lippen.
➢ Faciale afwijking: clefts, hyperplasie- of hypoplasieën, craniosynostosen en meerdere systemische aandoeningen.
− Specifieke anamnese bij witte letsels:
➢ Familiaal voorkomen.
➢ Chronisch trauma (want ook mucosa kan verdikken net zoals eelt op de handen van een tuinman).
➢ Gebruik van tabak of chemicaliën of medicatie.
➢ Seksuele gebruiken of promiscuïteit (veelvuldige wisseling van seksuele partners).
➢ Recente contacten met personen met eenzelfde aandoening.
➢ Aanwezigheid van huidletsels.
➢ Koorts.
2
,KLINISCH ONDERZOEK
• Hulpmiddelen bij inspectie:
− Het volstaat dat men gelaat, mond en hals tot aan de clavicula goed kan onderzoeken.
− Goede inspectie vergt paar handschoenen, goede lichtbron om in mond en keel te kunnen schijnen, 2 tandheelkundige spiegeltjes om
mond open te houden tijdens het klinisch onderzoek, een meetlatje om gelaatsmetingen te doen en mondopening te meten, een
neusspeculum, een tongspatel en een stethoscoop om het kaakgewricht te ausculteren. Een reflexhamertje zal soms van pas komen.
ALGEMENE INSPECTIE
• Algehele indruk over iemands constitutie:
− Eerste oogcontact.
− Handdruk zelf.
− Inspectie van de handen en nagels.
− Manier van binnen komen: stappend, mankend, half vallend, rolstoel.
INSPECTIE VAN HET GE LAAT
• Gelaatsexpressie:
− De mimische spieren zorgen voor faciale expressie. De mimische spieren zorgen voor de huidplooien.
− Er zijn enkele basisexpressies gedefinieerd: vreugde, verrassing, boosheid, angst, walging en droefheid.
− Expressie is wel cultureel gemodificeerd door socio-culturele invloeden die als kind aangeleerd worden.
• Gelaatsdisplay: samenhang tussen fysieke uiterlijk en psychische karakteristieken.
− Soms is het gelaat karakteristiek voor een bepaalde aandoening.
− Iemands zelfbeeld, beroeps- en partnerkeuze wordt mee bepaald door diens gezicht.
− Sociaal gedrag wordt mee bepaald door gelaatskenmerken: meer op gemak bij zelfde gelaatskenmerken.
− Eigen mening wordt mee bepaald door sociaal-maatschappelijke context waarin patiënt leeft (cultuur, mode, religie) en door
psychologische variabelen (bv. angst om afgewezen te worden op basis van faciaal kenmerk).
➢ Steeds achterhalen of patiënt gekweld wordt door mening die hij/zij zich gevormd heeft over lichaamsdeel.
➢ Zo wordt gelaat en dentitie ingebed in cultuurgebonden alteraties van schedel, gelaat en tanden.
➢ Bijvoorbeeld: dragen van bepaalde helmen om schedel bepaalde vorm te geven, de houten lipschalen in Chad (Afrika), tot de
tatoeages, piercings, scarificaties, uitgeleurde oorlellen, maquillage, schmink, haartooi en andere gelaatsornamenten.
• Chirurgische ingrepen indien mogelijk volgens lijnen van Langer: om cosmetisch resultaat te verbeteren. Deze lijnen geven richting aan
waarin e huid het minst rekbaar is. Je moet incisies leggen op huidplooien dus loodrecht op mimische spieren, hier heb je betere
wondheling. Daarom geven incisies die loodrecht op de lijnen van Langer staan gapende wonden
veroorzaken. Littekens op de wangen zijn ongewenst en zelden chirurgisch van aard.
− Typische littekens in hals en gelaat: tracheotomie, schildklierverwijdering, halsoperatie, parotidectomie.
− Typische littekens in behaarde huid en in preauriculaire regio: facelift.
• Soorten incisies:
− Orbita incisies (infra-orbitale,
− blefaroplastie-, subciliaire- of transconjunctivale): uitwendig niet zichtbaar.
− Bicoronaire incisies: enkel het pre-auriculaire gedeelte zichtbaar.
− Retromandibulaire incisies: bieden toegang tot de ramus ascendens/condylus.
− Submandibulaire incisie: toegang tot de glandula submandibularis en het corpus mandibulae.
− Intra-orale incisies: kunnen aanleiding geven tot strengvorming, zeker wanneer ook de onderliggende spier- of vetlaag aangetast wordt.
3
, CRANIOFACIALE INSPEC TIE
• Zoeken naar de aanwezigheid van mineure of majeure craniofaciale afwijkende tekens.
− Naast SD gaat het ook over het herkennen van aan- of afwezigheid van kenmerken.
− Wanneer je analyseert gaat het om mm’s en verhoudingen: iedere maat vormt Gauss-curve.
➢ Breedte gausscurve is niet overal even breed. Middelste driehoek is kern van aandacht: lippen, neus, orbita. Want in gebied tussen
ogen en bovenlip zijn er overal meetwaarden met smalle gauscurve: Een afwijking van een halve standaarddeviatie valt daar al op.
Bv. ogen te ver uit elkaar of te grote neusgaten. Maar ter hoogte van zygoma mag je meetwaarde er verder van af zitten want de
curve is daar veel breder.
➢ Daarom wordt het gebied tussen de ogen en de bovenlip het meest gecontroleerd. Hier bevinden zich ook de snijtanden, gummy
smile, dentale midlijn. Iedere mm verschuiving van midlijn, wordt als zeer storend ervaren. Zo is 2 mm echt al te veel.
• Mineure craniofaciale tekens: aanwezigheid van ≥3 dergelijke afwijkingen slechts bij 1% van alle nieuwgeborenen voorkomt, zodat kans op
onderliggende occulte majeure malformaties (wervels, hart, nieren) groot is (> 20%). Van alle mineure anomalieën in het lichaam komen 71%
voor ter hoogte van het gelaat en de hand.
− Hoofd: aberrante inplanting van huid scalp, vlak occiput, benige − Oren: primitieve aanleg, afwezige helicale plooi,
occipitale uitloper, derde fontanel. asymmetrische grootte of inplanting, posterieure
− Ogen: epicanthale plooien, epicanthus inversus, schuin oplopende angulatie, kleine oortjes, protuberante oren, afwezige
palpebrale fissuur, schuin aflopende palpebrale fissuur, korte tragus, dubbele lobulus, auriculair aanhangsel,
palpebrale fissuur, dystopia canthorum, mineur hypertelorisme, preauriculaire pit, nauwe uitwendige gehoorgang.
mineur hypotelorisme, mineure ptosis, coloboma. − Oraal: zeer kleine onderkaak, onvolledige lipspleet, bifiede
− Hals: aanwezigheid van sinussen of fistels van branchiogene uvula, aberrante frenula, hypoplasie tandglazuur,
oorsprong, een webbed neck of pterygium colli, retracties in het misvormde tanden.
huidoppervlak. − Neus: smalle nares, neusvleugels die inkeping of retractie
− Lippen: pits in de onderlip vertonen.
• Majeure craniofaciale tekens:
− Oogafwijking: anoftalmie, microftalmie, coloboma, hypertelorisme, hypotelorisme, microtie, aurale atresie, microstomie, macrostomie.
− Afwijkingen schedelvorm (craniosynostosen).
− Microcephalie, macrocephalie.
− Schisis en faciale clefting.
4