Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties
Samenvatting van verschillende bedrijfskundige formules. Alle leerdoelen (die vooraan in het document staan) worden uitgebreid behandeld in het document. Hierin staan betekenissen, theorie en berekeningen. Daarnaast worden de berekeningen in stappenplannen doorgenomen.
Samenvatting bedrijfseconomie voor het besturen van organisatie
samenvatting bedrijfseconomie hoofdstuk 5 en 6
Tout pour ce livre (6)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Bedrijfskunde
Bedrijfseconomie - Management Accounting
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
Estherkoppelman
Avis reçus
Aperçu du contenu
,Toetsmatrijs Major 3 – Management Accounting - 10083
Toets bestaat uitsluitend uit open vragen.
Elke individuele toets bevat unieke opgaven.
Betreft ‘Aantal vragen’ en ‘Weging’ deze zijn een indicatie, hiervan kan afgeweken worden per tentamen.
Aantal Weging
vragen: +/-
Doelstellingen Kennis Inzicht Toepassing
(indicatie) (indicatie)
1. De student kan de financiële gezondheid van een
x x 6 20%
organisatie berekenen en beoordelen.
2. De student kan een investeringsvoorstel beoordelen
x x 15%
op basis van een bedrijfseconomische analyse. 5
3. De student kan op basis van aandeelhouderswaarde
en beleggingskengetallen bepalen of een organisatie x x 10%
3
interessant kan zijn voor investeerders.
4. De student kan op basis van kasstromen en de
balans de bedrijfseconomische waarde van een x x 15%
4
organisatie berekenen.
5. De student kan de capaciteit behoefte van een
organisatie betreft de aanschaf van vaste activa x x 10%
4
berekenen.
6. De student kan prijs- en efficiencyverschillen
berekenen + het bezettingsgraad en x x 10%
3
(bezetting)resultaat berekenen.
7. De student weet wat de verschillende
ondernemingsvormen inhouden en wat hun voor- en x x 5%
4
nadelen zijn.
8. De student kan op basis van de fiscale regelgeving,
de belastingdruk van een eenmanszaak en/of een B.V. x x x 15%
5
berekenen.
Totaal
behaalde punten 100%
(cesuur: x 10=cijfer
Maximaal aantal punten
,Financiële gezondheid van een organisatie berekenen
Er wordt gekeken naar 3 kengetallen. Deze geven aan of een organisatie aan de betalingsverplichtingen kan voldoen.
Liquiditeit = kan een organisatie aan de betalingsverplichtingen voldoen op korte termijn? Als dit niet lukt leidt dit tot een
faillissement.
Kosten die vallen onder liquiditeit staan op de balans onder het ‘kort vreemd vermogen’. Daarnaast zijn er ook een aantal
kosten die niet op de balans staan, namelijk:
Aflossing van langlopende leningen
Huurbetaling
Salaris van medewerkers
Er moet worden gekeken of er genoeg geld is om de betalingen te verrichten. Dat kan een organisatie alleen door haar
activa, snel in geld om te zetten:
De vaste activa valt hierbij al af. Het duurt erg lang voordat dit in liquide middelen omgezet kan worden. Het is
tevens ook nodig om operationeel te blijven.
Bij de vlottende activa is het ook nog maar de vraag hoeveel het oplevert. Bijvoorbeeld de voorraad. Het is niet
duidelijk hoeveel de klant ervoor wilt geven. Dit betekent dat de werkelijke opbrengst bij verkoop lager kan zijn
dan verwacht. In principe kan de vlottende activa erg makkelijk worden omgezet in liquide middelen. Het
probleem ontstaat wanneer de vlottende passiva (kortlopende schulden) groter zijn dan de vlottende activa. In dat
geval heeft een bedrijf niet genoeg liquiditeit om aan zijn korte termijn betalingsverplichtingen te voldoen.
Eigenlijk kan je dus alleen met het saldo aan liquide middelen de schulden aflossen.
Netto werkkapitaal = vlottende activa - kort vreemd vermogen
De uitkomst van dit is het bedrag dat beschikbaar blijft om andere betalingen binnen de onderneming te doen, na het
aflossen van het kort vreemd vermogen.
Current ratio (CR): om de liquiditeit van een organisatie te bepalen kan de current ratio worden berekend. Deze ratio geeft
de verhouding tussen vlottende activa en kortlopend vreemd vermogen aan.
-Een ruime uitkomst boven de 1 geeft aan dat een organisatie in ieder geval aan het korte termijn betalingsverplichtingen
kan voldoen en dus liquide is.
CR = vlottende activa / kort vreemd vermogen
Quick ratio (QR): voorraden zijn zo liquide nog niet. Het duurt best lang om het product te produceren. Dan
moet het nog verkocht worden en het geld nog geïncasseerd worden. Het duurt dus wel enige tijd voordat die voorraad in
liquide middelen omgezet kan worden.
Om deze reden is er een kengetal ontwikkeld die bepaalt wat de risico’s rondom de liquiditeit van een onderneming zijn,
als de voorraden buiten beschouwing wordt gelaten. De quick ratio (QR).
Er wordt berekend welk deel van de schulden op korte termijn betaald kan worden met liquide middelen waarover de
organisatie met een grote zekerheid beschikt.
In de bedrijfseconomie moet de quick ratio minimaal 1 zijn. Maar er zijn twee punten die in ogenschouw moeten worden
genomen. Die bepalen of een quick ratio van bijvoorbeeld 0.6 genoeg is:
1. De voorraad. Misschien is de voorraad wel erg snel in liquide middelen om te zetten. kasgeld
2. De kortlopende verplichtingen. Bijvoorbeeld de post rekening-courantkrediet is een Rekening courant
kortlopende verplichting op de balans en dat is juist. Echter in de werkelijkheid willen banken Beginsaldo LM:
dat geld niet meteen terug, want zij verdient juist aan het uitlenen van geld. Ontvangsten:
debiteuren
QR = (vlottende activa – voorraden) / kort vreemd vermogen
Uitgaven:
crediteuren
Liquiditeitsbegroting: een overzicht van ontvangsten en uitgaven per periode (maand, kwartaal, jaar). Brutolonen
Deze ontvangsten zijn bedragen die op een bepaald moment worden ontvangen. Als het bijvoorbeeld Sociale lasten
in 2013 wordt verkocht, maar pas in 2014 wordt betaald telt het voor 2014. Vakantiegeld
De uitgaven zijn bedragen die daadwerkelijk van de rekening afgaan. Vennootschapsbelasting
Winstbetaling
Het gaat om het moment van betalen. Een bedrag dat niet op een bepaald moment wordt betaald; Vrachtauto
komt niet op het liquiditeitsbudget. Afschrijvingskosten komen dus nooit op een liquiditeitsbegroting Aflossing
omdat het geen Interest
betalingen zijn. Afschrijving is een waardevermindering. Overige bedrijfskosten
Totaal uitgaven:
, Solvabiliteit = geeft aan of een organisatie op lange termijn in staat is om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen en
dus haar schuldeisers (vreemd vermogensverschaffers) kan terugbetalen. Hoe beter een organisatie hierin slaagt, hoe
gunstiger dit is. Schuldeisers willen namelijk zo weinig mogelijk risico lopen. Als zij het gevoel hebben dat er een groot
risico is dat ze hun geld niet terugkrijgen, kunnen ze:
Een hogere rente of vergoeding vragen voor het geleende geld.
Besluiten om geen extra geld meer uit te lenen.
Het geleende geld zelfs terugvragen.
Een hoge solvabiliteit betekent dat een organisatie financieel gezond is en een goede balans heeft tussen eigen vermogen
en vreemd vermogen. Dit geeft vertrouwen aan investeerders en schuldeisers.
Twee belangrijke ratio’s die iets zeggen over de solvabiliteit zijn de debt ratio en het weerstandsvermogen.
Debt Ratio: geeft de verhouding weer tussen het vreemd vermogen (schulden) en het totale vermogen (eigen vermogen +
vreemd vermogen) van een organisatie.
Hoe lager de debt ratio, hoe beter de solvabiliteit. Dit betekent dat een organisatie met minder schulden ten opzichte van
haar totale vermogen beter in staat is om haar schulden terug te betalen in geval van nood.
Een schuldratio van 0,75 (75%) of lager als gunstig wordt beschouwd.
DR = vreemd vermogen / totaal vermogen x 100%
Weerstandsvermogen: geeft de verhouding weer tussen het eigen vermogen en het totale vermogen van een organisatie.
Hoe hoger het weerstandsvermogen, hoe beter de solvabiliteit. Dit betekent dat een organisatie met meer eigen
vermogen ten opzichte van haar totale vermogen beter bestand is tegen financiële tegenslagen.
Een weerstandsvermogen van 30% of hoger wordt vaak als gezond beschouwd. Een hoger weerstandsvermogen geeft aan
dat een bedrijf beter bestand is tegen financiële tegenslagen.
Weerstandsvermogen = eigen vermogen / totaal vermogen x 100%
Rentabiliteit = geeft de winstgevendheid van een organisatie aan. Het laat zien of er voldoende inkomsten zijn
gegenereerd om de vreemd vermogensverschaffers (schuldeisers) die geld in de organisatie hebben geïnvesteerd, een
rendement te bieden. Het geeft aan of de organisatie voldoende winst heeft gegenereerd om deze investeerders een
passende vergoeding te bieden voor het risico dat zij hebben genomen door hun geld in de organisatie te steken.
Rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV): meet het rendement (de opbrengst of winst) dat de organisatie als geheel
behaalt, ongeacht de financieringsstructuur. Een RTV van 5% tot 10% wordt vaak als gezond beschouwd. Dit betekent dat
de organisatie een redelijk rendement behaalt op het totale geïnvesteerde vermogen.
RTV = (bedrijfsresultaat / gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen) x 100%
Rentabiliteit Eigen Vermogen voor Belasting (REVvb): meet het rendement op het eigen vermogen na aftrek van
interestkosten, maar vóór belasting. Dit geeft eigenaren inzicht in wat hun investering oplevert voordat belastingen
worden meegerekend. Een REV van 10% tot 15% wordt vaak als goed beschouwd.
REVvb = (winst na aftrek interest / gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen) x 100%
Rentabiliteit Eigen Vermogen na Belasting (REVnb): meet het rendement op het eigen vermogen na aftrek van zowel
interestkosten als belastingen. Dit geeft een nauwkeuriger beeld van wat de eigenaren daadwerkelijk overhouden na alle
kosten. Een REV van 10% tot 15% wordt vaak als goed beschouwd.
REVnb = (winst na aftrek van interest / gemiddeld geïnvesteerd eigen vermogen) x 100%
Kostenvoet Vreemd Vermogen (KVV) of Rentabiliteit Vreemd Vermogen (RVV): geeft de gemiddelde kostenvoet van het
vreemd vermogen weer. Het laat zien welk percentage rentekosten de organisatie heeft over het totaal vreemd vermogen.
Norm: De RVV moet lager zijn dan de RTV om een positief hefboomeffect
(het gebruik van geleend geld om een investering te vergroten en daarmee een hoger rendement te behalen) te hebben.
Een RVV van 3% tot 5% is vaak acceptabel.
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Estherkoppelman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.