Bevat alle oefeningen en uitgeschreven oplossingen zoals behandeld in de WPO's.
Oefeningen 10 tem 12 van WPO4 werden later behandeld in WPO6, vandaar zijn de oplossingen ook in WPO6 terug te vinden en niet in WPO4
Bedrijfseconomie of managerial economics, is de discipline die zich richt op het efficiënt toewijzen van
schaarse middelen om zo de doelstellingen van het management te bereiken
• Boekhoudkundige winst komt niet noodzakelijk overeen met economische winst
• Boekhoudkundige winst = opbrengsten – expliciete kosten
• Economische winst = boekhoudkundige winst – impliciete kosten
• De opportuniteitskost (= impliciete kost) van een alternatief is de waarde van het beste alternatief
waaraan je verzaakt
De fixed-cost fallacy of sunk-cost fallacy: je houdt rekening met irrelevante kosten
• Bv. Overhead- of afschrijvingskosten beslissingen op korte termijn te laten beïnvloeden
• Bv. “toch al 100 euro betaald, dus dan kan ik evenwel blijven in de les, ook al vind ik het saai”
Maar in feit heeft de keuze geen effect, ongeacht je keuze heb je de 100 euro reeds betaald
De hidden-cost fallacy: relevante kosten negeren
• Bv. Negeren van de opportuniteitskost van kapitaal bij het nemen van investerings- of
sluitingsbeslissingen bv. je kan een playstation herverkopen met winst, maar dan denk je van
“dan heb ik geen playstation meer” terwijl je in waarde meer zou overhouden door de verkoop
Als je begint met naar de kosten te kijken, raak je altijd in de war; als je begint met de beslissing die je
overweegt, raak je nooit in de war (heeft deze beslissing invloed op deze kost?)
OEFENINGEN
OEFENING. 1:
Je hebt een gratis ticket gewonnen om een concert van Taylor Swift bij te wonen (neem aan dat het ticket
geen doorverkoopwaarde heeft). Kygo heeft diezelfde avond een concert, en dit vertegenwoordigt je op
één na beste alternatieve activiteit. Tickets voor het concert van Kygo kosten €80, en op een bepaalde dag
zou je bereid zijn om tot €100 te betalen om dit te zien. Stel dat er geen extra kosten zijn verbonden aan
het bijwonen van beide shows.
Gebaseerd op de hier gepresenteerde informatie, wat is de opportuniteitskost van het bijwonen van Taylor
Swift?
De opportuniteitskost hier is 20 euro (100 – 80): De opportuniteitskost is de waarde van je op 1na
beste alternatief (het bijwonen van het concert van Kygo) wat je 100 euro waard is en slechts 80 euro
zal kosten.
Stel: Er was nog een derde optie geweest, een show die je 110 euro waard is (en het is je dus meer
waard dan Kygo, slechts 100) en 100 euro kost, dan zal dit eigenlijk je beste alternatief zijn en dan
was de opportuniteitskost maar 10 euro geweest
,OEFENING 2:
Je kon drie maanden geleden twee tickets kopen (en hebt ze dus gekocht) voor een aankomend concert
voor €100 per stuk toen het concert voor het eerst werd aangekondigd. Onlangs zag je dat TicketSwap
vergelijkbare tickets aanbod voor €225 per stuk.
Wat kost het je om het concert bij te wonen?
Sunk-cost fallacy: wat je 3 maanden geleden hebt betaald, is niet releavnt voor je huidige beslissing.
De beslissing waar je voor staat, is om het concert bij te wonen of niet. Als je niet aanwezig bent, kun
je de tickets verkopen voor 450 euro (2x225) de opportuniteits kost is dus 450 euro want je kan de
tickets niet verkopen als je ze zelf gebruikt.
M.a.w. ofwel heb je nul euro en concert ofwel heb je beste alternatief: je verkoopt voor (2x225) 450
euro en dus is de waarde van je beste alternatief waaraan je verzaakt 450 euro, je OPK is dus 450
euro.
OEFENING 3:
De uitdrukking "3/10, netto 45" betekent dat klanten een korting van 3% ontvangen als ze binnen 10 dagen
betalen; anders moeten ze binnen 45 dagen volledig betalen.
Wat zou de kapitaalkost van de verkoper moeten zijn om de korting te rechtvaardigen?
De opportuniteitskost van het ontvangen van betaling tegen vervaldatum is het verloren voordeel
van het vroegtijdig ontvangen van het geld (want: beste alternatief = vroegtijdig ontvangen). Dit
wordt bepaald door de kapitaalkosten van het bedrijf.
Een rentepercentage van 3% gedurende 35 dagen komt overeen met ene jaarlijks tarief van ongeveer
3% x (365/35) = 31% (met 35 = 45-10)
OEFENING 4:
Na je studies ben je in zee gegaan met een startup. Je hebt al een aanzienlijke som geld geïnvesteerd in dit
bedrijf en ziet nu een nieuwe kans om meer geld te investeren om een nieuwe markt aan te boren. Je
twijfelt echter, omdat je weet dat het bedrijf nog steeds worstelt met problemen en er geen garantie is dat
je investering winstgevend zal zijn. Je denkt eraan hoeveel geld je al hebt geïnvesteerd en voelt de druk om
nog meer geld in het bedrijf te steken om je eerdere verliezen goed te maken.
Welke denkfout wordt hier gemaakt?
De sunk-cost fallacy: indien je je beslissing basseert op de hoeveelheid geld die je al in het bedrijf
hebt geïnvesteerd, in plaats van je huidige situatie en de vooruitzichten voor de toekomst. Bega je
deze denkfout. Het feit dat je het geld al hebt geïnvesteerd is een sunk cost en zou niet een
doorslaggevende factor moeten zijn bij het nemen van je beslissing.
,OEFENING 5:
Een eenmanszaak produceert 1 000 items per dag. Elke dag besteedt de ondernemer acht uur om die
items te produceren. Als ze elders zou worden ingehuurd, zou ze €250 per uur kunnen verdienen. Elk item
wordt verkocht voor €15 per stuk. De productie stopt niet tijdens het weekend. De expliciete kosten in
totaal bedragen €150 000 voor 30 dagen.
Wat is de boekhoudkundige winst van het bedrijf voor de maand?
Opbrengst: 1000 items per dag x 15 euro per item x 30 dagen = 450 000 euro
Kost: 150 000 euro
Boekhoudkundige winst: 300 000 euro
Wat is de economische winst van het bedrijf voor de maand?
Boekhoudkundige winst: 300 000 euro
Impliciete kost: 250 euro/u x 8u/dag x 30 dagen = 60 000
Economische winst: 240 000 euro
(stel je hebt andere bedragen, een economische winst kan ook perfect negatief zijn, in dat geval zou
je moeten sluiten.)
WOODCLAP 1
OPK ontstaat door:
• Schaarse middelen
Rentebetalingin zijn:
• Expliciete kosten
, THEORIE RECAP (2)
Verwar gemiddelde en marginale kosten niet
Gemiddelde kosten: TK (vast + variabel)/ aantal geproduceerde eenheden
De gemiddelde kosten zijn irrelevant voor een beslissing op KT (want vaste kosten = LT)
Marginale kosten zijn de extra kosten die ontstaan door het produceren en verkopen van één extra
eenheid
Marginale opbrengst is de extra opbrengst van de verkoop van één extra eenheid
MR en MC zijn de relevante kosten van een uitbreidingsbeslissing, zoals verkoop
• Verkoop meer als MR>MC (Q verhogen)
• Verkoop minder als MR<MC (Q verlagen)
• Als MR = MC, verkoop je de juiste hoeveelheid (winstmaximalisatie)
OEFENINGEN
OEFENING 6:
Een bedrijf produceert 500 eenheden per week. Het huurt 20 werknemers (40 uur/week) in tegen een
uurloon van €15. Grondstoffen worden wekelijks besteld en kosten €10 voor elke geproduceerde eenheid.
De wekelijkse kosten van de huur van de fabriek zijn €2 250. Hoe zijn de totale kosten verdeeld?
Variabele kosten: variabele kosten zijn de kosten die variëren met het niveau van de productie. In dit
geval zijn de variabele kosten de kosten van de grondstoffen en arbeid.
Vaste kosten: vaste kosten zijn de kosten die constant blijven, ongeacht het productieniveau. In dit
geval zijn de vaste kosten de kosten van de fabriekshuur
Variabele kosten Vaste kosten Totale kosten
Arbeidskosten Huur Vaste + variabele kosten
20 x 40 x €15 = €12 000 €2 250 = €19 250
Grondstoffen = €2 250
500 x €10 = €5 000
= €17 000
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur iliasgruwier. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,16. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.