1. Gender -en seksuele diversiteit
De biologische sekse wordt op basis van 7 criteria gedetermineerd bij de geboorte:
- Chromosomen: XX, YY...
- Gonaden: teelballen, eierstokken
- Interne reproductieve structuren: uterus, prostaat
- Externe genetaliën: penis, vagina
- Hormonen: oestrogeen, testosteron
- Sekse toegewezen bij de geboorte: man, vrouw
- Genderidentiteit: vrouw, non – binair, man
Genderidentiteit = de mate waarin iemand zich als ‘vrouw’ of ‘man’ identificeert. Kan
overeenstemmen met het geboortegeslacht, kan binair het tegenovergestekde zijn, geen van
de twee, allebei...
- Cisgender
- Transgender
- Non – binair
- Agender
- Apagender
- Bigender
- Demigender
- Genderfluïde
De genderexpressie bevat je persoonlijkheid: hobby’s, interesses, je uiterlijk: kledij, kapsel,
make – up en je gedrag: manier van spreken, manier van wandelen...
Definitie: Androgynie = combinatie van conventioneel vrouwelijke en conventioneel
mannelijke eigenschappen.
Non – binaire personen hoeven geen androgynie genderexpressie aan te nemen.
We zijn een gegenderde maatschappij geworden door dat er veel stereotypen zijn en
discriminatie.
,De seksuele en romantische aantrekking wordt onderverdeeld in de fysieke (seksueel) en de
affectionele voorkeur (romantisch). Aantrekking is net als de andere componenten zeer
fluïde.
- Biseksueel
- Aseksueel
- Homoseksueel/ lesbisch
- Panseksueel
- Aromantisch
- Heteroseksueel
- Demiseksueel
De romantische en de seksuele voorkeur moeten niet hetzelfde zijn. De aantrekking staat los
van je gedrag.
1.1. Queer
= een koepelterm voor regenbooggemeenschap. Letterlijk vertaald: vreemd, niet de norm
1.2. Voornaamwoorden
- Die vervangt ‘hij’ en ‘zij’
- Hen vervangt ‘hem’ en ‘haar’
- Hun vervangt ‘zijn’ en haar’
Niet iedereen die die/hun gebruikt, is non – binair.
Er is een samenhang tussen autisme en genderdiversiteit. Volwassenen met autisme: 15%
transgender en/of non – binair.
Er is een grotere variatie in genderidentiteit en – expressie bij kinderen met autisme dan
kinderen zonder autisme. Autisme uit zich anders bij genderdiverse dan niet – genderdiverse
personen.
Waarom is Pride nodig?
- Onveilig gevoel op school en op straat
- Heteronormativiteit
- LGBTQ+ is in veel landen verboden
, 2. Interculturele sensitiviteit
2.1. Hoog -en laagcontext
Culturen die met een lage context communiceren, gebruiken weinig extra informatie, er is
weinig kennis van de context nodig om informatie te begrijpen. De informatie wordt
hoofdzakelijk met woorden gecommuniceerd. In lagecontextculturen hebben mensen over
het algemeen kortetermijnrelaties en zijn regels en details belangrijk.
In hogecontextculturen wordt er veel impliciet en non – verbaal gecommuniceerd.
Bijvoorbeeld in de Aziatische en de Engelse cultuur. In deze culturen kan het voorkomen dat
er misverstanden ontstaan wanneer informatie wordt uitgewisseld., er wordt weinig
achtergrondinformatie gegeven. veel van de informatie bestaat uit codetaal, non – verbale
communicatie, gezichtsuitdrukkingen en datwat er niet gezegd wordt. Bijnamen geven aan
vrienden is een voorbeeld van hogecontextcommunicatie.
In deze culturen ligt de nadruk op langdurige relaties en daarom is het voor een
buitenstaander ook moeilijk om alle ongeschreven regels te kennen.
2.2. Tijds – beleving
Monochroon: de tijdsbeleving is lineair, in segmenten verdeeld. Dit maakt het mogelijk je op
één ding te gelijk te concentreren en je aan je plan te houden, deadlines zijn belangrijk.
Mensen in een monochrone samenleving houden zich strikt aan hun agenda.
Polychroon: tijd beweegt zich in alle richtingen, mensen doen veel dingen tegelijk. In
polychrone samenlevingen geloven mensen dat ze meer voor elkaar krijgen als ze dingen
tegelijkertijd doen. Daarnaast is tijd ondergeschikt aan de relatie met andere mensen, een
vergadering zal niet stoppen omdat het 17:00 is, maar op een natuurlijke manier als iedereen
vindt dat de vergadering voorbij is.
2.3. Persoonlijke ruimte
De afstand tussen mensen als ze met elkaar praten, verschilt in de verschillende culturen. In
de ene cultuur raken mensen elkaar gemakkelijk aan. In andere culturen minder. De grootste
persoonlijke ruimte vind je in landen met een lagecontextcommunicatie. In landen met een
hogecontextcommunicatie is de ruimte kleiner.