BEGRIPPENLIJST
PERSONALISME Een rechtsverhouding kan enkel bestaan tussen
rechtssubjecten, nooit tussen een rechtssubject en een
goed.
NEO – PERSONALISME Eigendomsrecht als een soort transcendent recht dat de
indeling tussen persoonlijke – en zakelijke rechten
overstijgt. Het ondertussen tussen zakelijke – en
persoonlijke rechten is enkel te leggen dat aan zakelijke
rechten een kwalitatieve verbintenis beantwoord, terwijl
een persoonlijk recht het spiegelbeeld is van een
persoonlijke verbintenis.
SPECIALITEITSBEGINSEL Een zakelijk recht kan enkel betrekking hebben op
geïnividualiseerde zaken, een zakelijk recht kan enkel
gevestigd worden op aanwijsbare goederen.
JURIDISCHE UNIVERSALITEIT Een geheel van goederen onderworpen aan een
afzonderlijk zakenrechtelijke statuut.
EENHEIDSBEGINSEL Een zakelijk recht kan enkel gevestigd worden op een
autonoom vermogensbestanddeel (een goed), niet op
een inherent bestanddeel hiervan.
INHERENT BESTANDDEEL Een noodzakelijk element van het goed dat er niet van
kan worden afgescheiden, zonder afbreuk te doen aan de
fysieke of functionele substantie.
ZAKELIJKE SUBROGATIE Wanneer het zakelijk recht bij verlies van het
oorspronkelijke object blijft voortbestaan op een
vermogensbestanddeel dat in de plaats van
oorspronkelijk object is getreden. Zakelijk recht kan zo na
verlies van oorspronkelijke object voortbestaan op de
tegenwaarde van initiële pand.
NUMERUS CLAUSUS Principe bij dat stelt dat het stelsel van zakelijke rechten
een gesloten stelsel is, enkel de wetgever kan nieuwe
zakelijke rechten tot stand brengen.
WILSAUTONOMIE Principe dat stelt dat het stelsel van persoonlijke rechten
een open stelsel is, partijen kunnen namelijk op geldige
wijze van ‘sui generis’ – contract sluiten.
ZAKELIJKE ZEKERHEIDSRECHTEN Zakelijke rechten die tot doel hebben om de nakoming
van een schuldvordering te voldoen, ze verlenen de
titularis het recht om als eerste uitbetaald te worden uit
de opbrengst van het goed waarop ze betrekking hebben.
ZAKELIJKE RECHTSVORDERING Vordering die de uitoefening of erkenning van het
eigendomsrecht of een beperkt zakelijk recht tot
voorwerp heeft, of de verdediging in rechte van het
eigendomsrecht of een beperkt zakelijk recht.
PERSOONLIJKE RECHTVORDERING Vorderingen waardoor de titularis aanspraak maakt op
een prestatie van een andere persoon om iets te geven,
iets te doen, of iets niet te doen.
VERMOGEN Geheel van in geld waardeerbare rechten en plichten dat
aan een bepaald persoon toebehoort.
KWALITEITSREKENING Een rekening waar bij de tenaamstelling wordt
aangegeven dat de titularis de rekening houdt in een
bepaalde hoedanigheid of kwaliteit, dergelijke rekening
wordt onttrokken aan de verhaalsrechten van
schuldeisers. Het vormt een uitzondering op het principe
van ‘eenheid en ondeelbaarheid’ van het vermogen.
, RECHTSSUBJECTEN Titularissen van rechten en plichten.
VOORWERPEN Alle objecten, ongeacht lichamelijk of onlichamelijk, en
ongeacht of ze vatbaar zijn voor toe – eigening of niet.
Binnen voorwerpen wordt onderscheidt gemaakt tussen
goederen en gemene voorwerpen.
GOEDEREN Voorwerpen die voor private toe – eigening vatbaar zijn,
met andere woorden dus onderpand kunnen zijn van een
zakelijk recht. Goederen kunnen zowel lichamelijk als
onlichamelijk zijn.
GEMENE VOORWERPEN Voorwerpen die niet vatbaar zijn voor private toe –
eigening (zoals lucht, water, …)
LICHAMELIJKE GOEDEREN OF ZAKEN Goederen die voor zintuigelijke waarneming vatbaar zijn
middels een momentopname.
ONLICHAMELIJKE GOEDEREN Goederen die niet zintuigelijk waarneembaar zijn. Binnen
de onlichamelijke goederen wordt een onderscheid
gemaakt tussen vermogensrechten (persoonlijk, zakelijk –
of intellectueel) en andere onlichamelijke goederen.
Het toenemende belang van onlichamelijke goederen
wordt beschreven als de dematerialisering van het
eigendomsrecht.
FEITELIJKE ALGEMEENHEID Een geheel van goederen, zoals een handelszaak.
ONROEREND UIT AARD De grond (en de samenstellende volumes die in drie
dimensies zijn bepaald), en alle goederen voor zover ze
deel uitmaken, erin of eraan vast zitten of blijvend
verbonden zijn.
ONROEREND DOOR INCORPORATIE Goederen die geïncorporeerd zijn en inherent
bestanddeel vormen van onroerende goed uit hun aard.
ONDERDEEL Goederen die één geheel vormen met het gebouw of het
bouwwerk en noodzakelijk zijn om het te voltooien voor
normaal gebruik. De vormen dus één geheel met het
gebouw en hun functie is er onafscheidelijk mee
verbonden, deze goederen zijn onroerend uit hun aard.
UITRUSTINGSMATERIEEL Alle toestellen die in een gebouw worden aangebracht
om het volledig uit te rusten, maar ze kunnen even goed
in een ander gebouw worden aangebracht, deze
goederen kunnen onroerend zijn.
ROEREND DOOR ANTICIPATIE Een gebouw of onderdeel ervan kan als roerend
beschouwd worden, ookal is het nog geïncorporeerd als
het gebouw of onderdeel bij verkoop door partijen als
gescheiden wordt behandeld.
ONROEREND DOOR BESTEMMING Onroerende goederen die op basis van het fysieke
criterium verplaatsbaar zijn (verwijderbaar zonder enig
breekwerk), maar als een accessorium van een
onroerend goed ook als onroerend worden beschouwd.
‘TEN DIENSTE STAAN’ VAN EEN ONROEREND Een daadwerkelijk en objectief nut bij de uitbating van
GOED het onroerende goed, het is echter niet vereist dat het
roerende goed noodzakelijk is voor de uitbating van het
onroerende goed. Een louter nut volstaan, het moet
duurzaam zijn en dit moet echter wel objectief zijn, en
dus niet louter voor persoonlijke doeleinden.
ONROEREND DOOR VOORWERP Goederen die onroerend zijn door hun voorwerp waarop
ze betrekking hebben, namelijk onlichamelijke
onroerende goederen (onroerende zakelijke rechten, het
onroerende persoonlijke recht, of onroerende
rechtsvorderingen).
VERBINTENIS TOT EEN DARE Alle vorderingen tot overdracht van onroerende
, eigendom of een onroerend beperkt zakelijk recht,
daarom wordt deze vordering ook gekwalificeerd als een
onroerend zakelijk recht.
ONROERENDE RECHTSVORDERINGEN Rechtsvorderingen die betrekking hebben op een
onroerend vermogensrecht, ten overstaan van de
rechtbank tot erkenning of ontkennening van een
onroerend zakelijk recht of het ene onroerende
persoonlijke recht.
LICHAMELIJKE ROERENDE GOEDEREN Alle lichamelijke goederen die geen inherent bestanddeel
uitmaken van goederen die onroerend zijn uit hun aard of
door incorporatie, en evenmin onroerend zijn door
bestemming.
ROERENDE GOEDEREN DOOR ANTICIPATIE Goederen die geïncorporeerd zijn in de grond, maar die
door de wil van de eigenaar toch reeds als roerend
worden beschouwd.
ONLICHAMELIJKE ROERENDE GOEDEREN Onlichamelijke goederen die roerend goed tot voorwerp
hebben: dit zijn dus alle zakelijke rechten met roerend
voorwerp, alle persoonlijke rechten, rechtsvorderingen,
universaliteiten en intellectuele rechten.
OPENBARE DOMEINGOEDEREN Alle goederen die een bestemming van openbaar nut
hebben. Domeingoederen die principieel buiten de
handel zijn, onbeschikbaar en onverklaarbaar en
bovendien traditioneel geen privatieve gebruiksrechten
van persoonlijke aard toelaten (enkel concessie of
vergunnning) behalve indien dit de bestemming van het
goed niet in de weg staat.
PRIVATE DOMEINGOEDEREN Domeingoederen die niet tot het openbaar domein
behoren, dat wil zeggen alle goederen die toebehoren
aan een publiekrechtelijk orgaan en niet geaffecteerd zijn
tot het openbare domein. Ze hebben geen openbare
bestemming of zijn niet bestemd voor het gebruik van
allen, en zijn bovendien in de handel.
CONCESSIE Admnistratiefrechtelijk, contractueel gevestigd precair
gebruiksrecht op openbare domeingoederen. De
concessiehouder moet het goed gebruiken volgens zijn
openbare bestemming en teruggeven in de
oorspronkelijke staat. Ondanks het precaire karakter, is
schadevergoeding mogelijk.
DOMEINVERGUNNING Administratiefrechtelijk precair gebruiksrecht op
openbare domeingoederen, dat wordt gevestigd via een
eenzijdige rechtshandeling.
DOMENIALITEIT Uitzonderlijk horen openbare domeingoederen niet toe
aan een publiekrechtelijk orgaan, dit particuliere goed is
dan bezwaard met domenialiteit.
AFFECTIE Domeingoederen kunnen uitdrukkelijk of stilzwijgend
‘geaffecteerd’ worden tot het openbaar domein.
DESAFFECTIE
VERVANGBARE GOEDEREN Goederen die bij de nakoming van een verbintenis
onderling verwisselbaar zijn.
SOORTGOEDEREN Goederen die volgens hun aard alleen naar maat, getal of
gewicht kunnen worden bepaald en niet volgens
individuele kenmerken.
VERBRUIKBARE GOEDEREN Goederen die teloorgaan bij het eerste gebruik dat men
ervan maakt, het gevolg hiervan is dat de gebruiks – en
beschikkingsbevoegdheid samen vallen in één en
dezelfde persoon.
NIET – VERBRUIKBARE GOEDEREN Goederen die niet teloorgaan door het eerste gebruik dat