KIJKEN NAAR KINDEREN B
In dialoog met kinderen
0
, 1. In dialoog met kinderen met hun diverse behoeften
1.1. Wat is een dialoog
samenwerking
toespraak dialoog
Eenrichtingsverkeer Tweerichtingsverkeer
tirade debat
Overtreffen
Dialoog : Uitwisselen van inhoud met aandacht voor de relatie aan de hand van taal tussen
2 of meerdere mensen in mate van samenwerking en tweerichtingsverkeer,
onderzoeksgesprek aan hand van vragen en antwoorden
Bv. Leerkracht en leerlingen wisselen samen uit wat respect is, hoe je dit kunt tonen, waarom dit van belang is
Tirade : eenrichtingsverkeer waarbij je iemand wilt overtreffen, als je niet akkoord bent ga
je intimideren en anders inspireren
Bv. Een leerkracht benoemd geërgerd waarom twee leerlingen hem onrespectvol behandelden en waarom
het zo belangrijk is om respect te tonen
Toespraak: eenrichtingsverkeer met een bepaalde samenwerking onderling
Bv. Een leerkracht vertelt de klasgroep waarom het belangrijk is om respectvol te zijn voor elkaar. hij stelt
geen vragen, maar vertelt
Debat: tweerichtingsverkeer waarbij je iemand zal proberen overtreffen, je wilt je gelijk
halen dus gaat in discussie
Twee leerlingen en een leerkracht proberen in het gesprek te overtuigen waarom de andere partij al dan
niet onrespectvol was daarnet.
Geen enkele gespreksvorm is slecht, in bepaalde situaties is een bepaalde vorm van
communicatie niet mogelijk
Bv je kan geen dialoog toepassen als er gevaar is terwijl je in het verkeer loopt
1.2. In dialoog treden om de basisbehoeften te stimuleren
We moeten rekening houden met dat elk kind andere basisbehoeften heeft
We moeten onze communicatie afstemmen op het kind zijn basisbehoeften
De 3 basisbehoeften:
Verbondenheid: ik hoor erbij
Competentie: ik kan het
Autonomie: ik wil het zelf
We moeten zorgen voor een evenwichtige invulling van de basisbehoeften
Eduard is een jongen die snel uit zijn evenwicht raakt. Met andere woorden, hij heeft op emotioneel vlak een negatief zelfbeeld. Hij steekt te pas en te onpas zijn
vinger op. Dit gedrag begint de leraar steeds meer te irriteren. Johanna is een meisje dat niet van haar stuk te krijgen is. Met andere woorden, ze heeft een stevig
zelfbeeld. Zij vertoont hetzelfde gedrag van Eduard. De leraar besluit het gedrag van beide kinderen aan te pakken door het te negeren. Na een paar dagen steekt
Johanna alleen nog maar haar vinger in de lucht als er echt iets is. Eduard heeft steeds vaker huilbuien en komt steeds vaker bij de tafel van de leraar staan. => je
kan niet op een dezelfde manier communiceren met elk kind. Elk kind heeft verschillende basisbehoeften en daarop moeten we onze communicatie aanpassen.
1
, We moeten rekening houden met: introvert-extravert, wel of geen beslissing nemen,
denkers-doeners, wel of niet affectief, moedertaal, ……
1.3. De relatie tussen een dialoog, de basisbehoeften en motivatie
Iedereen heeft een intrinsieke motivatie om te ontwikkelen
Motivatie is belangrijk om leren en presteren te verbeteren
2 soorten motivatie
Extrinsieke motivatie: iets uitvoeren om een resultaat te bereiken, bv om een stikker te
krijgen
Intrinsieke motivatie: verdiepen in leerinhoud omdat het interessant is en je er meer
over te weten wil komen
We moeten pedagogisch-sensitief reageren
Relatie met basisbehoeften
Autonomie => keuze aanbieden, keuze met interesse, minder door opleggen van
deadlines en limieten omdat we ze hierdoor sterk controleren
Competentie: leeromgeving creëren op de zone van naaste ontwikkeling (eigen
niveau)
Verbondenheid: positieve relatie aangaan, veilige en vertrouwde relatie, vertrouwen
en waarderen
Communicatie heeft invloed op de motivatie
We moeten onze taal en dialoog afstemmen
Leerkracht: karen, ik heb er genoeg van dat jij steeds niet Leerkracht: Ik zie dat je niet goed kunt opletten en het je niet lukt door te
oplet. Op deze manier haal je alleen maar onvoldoendes. werken. Ik denk dat je met je gedachten ergens anders bent. Wil je erover
Vind je dat leuk? praten?
Karen: Neen. Natuurlijk niet. Karen: nee
Leerkracht: nou dan. Spreken we af dat jij vanaf nu door Leerkracht: Dat is jammer, want als ik weet wat er aan de hand is, kan ik
gaat werken. Om het kwartier kom ik bij je om te zien hoe er rekening mee houden. Ik maak me wel wat zorgen over je.
ver je bent. Karen: Ik mag er niet over praten.
Leerkracht: oké, maar als je het alsnog wilt vertellen, kun je altijd weer bij
Een dag later herhaalt het gedrag mij komen. Dan is het voor mij ook makkelijker om goede maatregelen te
treffen in de klas. Ik zal wat extra op je letten. En als je kuint aangeven wat
jou kan helpen, zeg het mij dan zeker.
Synische vragen (vind je dat leuk) zijn niet goed. Je maakt
het de kinderen extra moeilijk en ze zullen je gaan afblokken
of niet begrijpen waarom je het vraagt. Karen vertelt nu wat er speelt en benoemt wat kan helpen.
Er is een systeem van controle en wantrouwen waardoor we Er is een gesprek met de leerling => opwekken motivatie.
geen controle over het kind zullen krijgen. Als het kind niet erover wilt praten ga je over naar metacommunicatie en
uitlegt waarom je erover vraagt. Je moet duiden op dat de leerling kan
terugvallen.
2. Fundamenten voor een positieve dialoog en relatie: de basishoudingen waarderen en vertrouwen
2.1. Belang van een positieve relatie
De basis van een positieve relatie: goed dialoog
kenmerken positieve relatie: veilig gevoel, problemen durven tonen en hulp aanvaarden,
beter relativeren, loyaliteit, acceptatiegrens minder aftasten
Componenten van een relatie
Individuele kenmerken: jongen, speelt viool, 8 jaar
Interactie: leerkracht-leerling, wisselwerking, actie-reactie
Externe invloeden: babbelhoek, toffe sfeer in het team
2