ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE I
Child development?
= specifieker dan developmental psychology
= study devoted to understanding constancy and change from conception through adolescence
= part of larger, interdisciplinary field known as developmental science, which includes all changes we
experience through our lifespan
Wat is ontwikkelingspsychologie (developmental psychology)?
= (empirisch) wetenschappelijke studie van de veranderingsprocessen en stabiliteit bij (een)
individu(en) vanaf de conceptie tot aan de dood op verschillende domeinen in wisselwerking met de
omgeving
Lifespan development = levensloopontwikkeling
Human development
= ruimer; men kan vanuit verschillende disciplines kijken naar menselijke ontwikkeling (=
interdisciplinair)
→ aandacht hebben voor praktische toepassingen! Ontwikkelingspsychologie is een vak dat in heel
veel vakgebieden gedoceerd wordt. Bv. Wat is een goede opvoeding? Zowel wetenschap als praktijk is
belangrijk om deze vraag te beantwoorden.
Wetenschap versus praktijk! Descriptief versus normatief!
= rode draad!
Wat kan met wetenschap? Hoe zit het met de praktijk? Dit is niet hetzelfde!
Wetenschap moet objectief zijn en universeel en waardenvrij zijn. Praktijk is dit niet. De context speelt
altijd een rol. Dit is niet objectief en niet waardenvrij.
Welke domeinen van ontwikkeling onderscheidt men?
• fysieke/lichamelijke ontwikkeling – ook wel perceptie en motoriek horen erbij
• Cognitieve ontwikkeling
• Socio-emotionele ontwikkeling
• Morele ontwikkeling
Wat verstaat men onder de fysieke ontwikkeling?
= veranderingen in lichaamsgrootte, proportie, uiterlijk, lichamelijk functioneren, perceptuele en
motorische capaciteiten en fysieke gezondheid
Wat verstaat men onder de cognitieve ontwikkeling?
= veranderingen in intellectuele capaciteiten zoals aandacht, geheugen, algemene kennis,
probleemoplossing, verbeelding, creativiteit en taal (= apart hoofdstuk)
Wat verstaat men allemaal onder de socio-emotionele ontwikkeling?
= veranderingen in emoties, zelfconcept (hoe zie je jezelf, wie ben je, waarin ben je uniek, mini-theorie
over onszelf), kennis over anderen, interpersoonlijke capaciteiten, vriendschappen, intieme relaties,
moreel denken (doe ik het wel goed?) en gedrag
1
, ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE I
Op welke manier verhouden deze domeinen zich tot elkaar?
Elk domein beïnvloedt en wordt beïnvloed door de andere domeinen. Ze vormen een geïntegreerd en
holistisch geheel dat bijdraagt aan de volledige ontwikkeling van een kind.
Bv. cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling:
Het kunnen je in de plaats stellen van de ander – perspectief innemen van de ander (= cognitieve
prestatie); vanaf dat je dit kan, is empathie mogelijk! Cognitieve perspectiefwissel is daarvoor een
voorwaarde.
Objectpermanentie gaat exact samen met piek in gehechtheid; beide zaken hebben veel met elkaar te
maken (diep niveau)
Bv. omgekeerd: socio-emotionele ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling
Temperament (= erfelijk mee bepaald); kan impact hebben op de gedrevenheid van iemand (in leren)
Bv. lichamelijke ontwikkeling – socio-emotioneel:
Uiterlijke ontwikkeling – invloed op emoties en stemming
Naast een onderverdeling tussen bovenstaande 3 domeinen, hanteert men nog een verdeling?
= verdeling in levensfasen
Men onderscheidt meestal deze fasen (verschillen tussen de taalgebieden):
• prenatale periode: van conceptie tot geboorte
• babytijd: van 0 tot 18 maanden; infancy: 0 – 12m
• peutertijd: van 18 tot 30 à 36 maanden; toddlerhood: 12 – 24m
• kleutertijd: van 2,5/3 tot 6 jaar; early childhood: 2 – 6jaar
• kindertijd (middle childhood – tot 11j): van 6 tot 12 jaar
• adolescentie: van 12 tot 18 jaar
• jong volwassenheid (ook wel ‘emerging adulthood’): van 18 tot 25 jaar
Emerging adulthood is een vrij nieuw fenomeen van de laatste 30 jaar; beïnvloed door de tijdsgeest
(zie verder).
Wat is ‘theorie’?
= geordende en geïntegreerde verzameling van statements die gedrag beschrijven, verklaren
(inductie) en voorspellen (deductie = theorie op de proef stellen)
Theorieën kunnen zich op een specifiek gebied afspelen (bv. cognitieve ontwikkeling, morele
ontwikkeling, enz.)
Theorieën kunnen ook een ruimer perspectief hebben; die de pretentie hebben algemeen de
ontwikkeling te beschrijven, verklaren (bv. Freud, informatieverwerking, systeem-dynamische theorie)
Waarom zijn theorieën zo belangrijk?
2 redenen:
• verschaft een kader om naar kinderen en hun ontwikkeling te kijken, m.a.w. een theorie gidst
en geeft betekenis aan wat we observeren
• theorieën worden door onderzoek gestaafd, waardoor ze als een goede basis dienen voor
acties
Theorieën worden beïnvloed door culturele waarden en geloofsovertuigingen uit een bepaalde
tijdsgeest waarin de theorie ontstaat; maar theorieën zijn meer dan enkel de meningen of de ideeën
van een persoon. Een theorie houdt stand doordat deze wetenschappelijk getoetst wordt.
2
, ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE I
Welke belangrijkste dilemma’s of basisthema’s bestaan er binnen de ontwikkelingspsychologie?
• Verloopt de ontwikkeling continu of discontinu?
• Is er sprake van een universele ontwikkeling of verloopt dit individueel?
• Zijn genetische of omgevingsfactoren het belangrijkst voor de ontwikkeling?
Is er sprake van een continu verloop van de ontwikkeling of een discontinu verloop?
Een continue (constante verandering) ontwikkeling is een proces gekenmerkt door een graduele
toename van dezelfde soort vaardigheden die al aanwezig waren. Het verschil tussen een volwassene
en een kind is de mate van complexiteit die aan de dag gelegd kan worden. Een kind is minder precies
of kan minder informatie verschaffen dan een volwassene.
= kwantitatieve verandering
Een discontinue (in sprongen/fasen) ontwikkeling is een proces waarbij nieuwe manieren om te
reageren of de wereld te begrijpen ontstaan op zeer specifieke momenten. Elk stadium in de
ontwikkeling wordt gekenmerkt door een aantal unieke karakteristieken.
= kwalitatieve verandering
Is er sprake van een universele ontwikkeling of verloopt dit eerder individueel?
Universeel: kinderen/mensen doorlopen overal dezelfde ontwikkeling – zelfde sensitieve/kritieke
perioden
Individueel: kinderen/mensen groeien op in verschillende contexten; unieke combinaties van
persoonlijke en omgevingsfactoren kunnen resulteren in andere uitkomsten; unieke gebeurtenissen
bepalen mee het ontwikkelingspad van mensen
Zijn genetische factoren of omgevingsfactoren bepalend voor de ontwikkeling?
= nature-nurture-controverse
Nature: biologische predisposities; erfelijk materiaal dat we krijgen van onze ouders ten tijde van de
conceptie
→ bepaalde kenmerken aanwezig van bij het begin, blijven ook in de volwassenheid een rol spelen;
ervaringen in het prille leven bepalen gedeeltelijk patronen in het latere leven (= deterministische
kijk?)
Nurture: invloed van de fysieke en sociale omgeving die onze biologische predisposities beïnvloedt,
alsook onze psychologische ervaringen voor en na de geboorte
3
, ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE I
→ ontwikkeling beschikt over een grote mate van plasticiteit doorheen het leven; is nog veranderlijk
onder invloed van levenservaringen (= optimistische kijk)
Wat is het aandeel van genetische en omgevingsfactoren in een bepaald verschijnsel?
Erfelijkheidsfactor (H²G)
→ kwadraat = variantie = verschillen!
Bv. Waargenomen verschillen (tussen mensen) in leesvaardigheid die worden deels verklaard door
verschillen in genetisch materiaal en deels door verschillen in omgevingsfactoren → = relatief aandeel!
De mate waarin verschillen bepaald worden door verschillen in erfelijke factoren en verschillen in
omgeving → samen moeten deze 100 procent zijn!
Wat betekent dit?
Bv. lichaamslengte
Erfelijkheidsfactor verschilt voor iemand in de Westerse wereld dan voor iemand uit een
ontwikkelingsland. Erfelijkheidsfactor is lager voor iemand uit een ontwikkelingsland → daar speelt de
omgevingsfactor nog een grotere rol dan in een Westers land (voeding is een factor die een rol speelt
in de lichaamslengte; in de Westerse wereld is er veel minder sprake van een tekort aan voeding en
speelt bij ons dus minder een rol).
Historische visies op het kind
Centrale aanname van ontwikkelingspsychologie: er is zoiets als de ontwikkeling van het kind
→ het ‘kind’ moet dan een universeel bestaand begrip zijn
SAMENGEVAT
‘History of childhood’
Van den Berg (NL): heeft boek geschreven: ‘Metabletica’
→ grote impact gehad!
= ‘Leer van de verandering’
4