samenvatting praktische psychologie voor sociaalwerkers, kennislijn, socialwork, menstheorie A, het individu
Oefenvragen praktische psychologie voor sociaal werk, gedragswetenschappen, Social Work Windesheim
Samenvatting praktische psychologie voor sociaal werk, gedragswetenschappen, Social Work Windesheim
Tout pour ce livre (22)
École, étude et sujet
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Social Work
Psychologie
Tous les documents sur ce sujet (9)
Vendeur
S'abonner
annabethbreeuw
Aperçu du contenu
80 oefenvragen psychologie Sociaal Work leerjaar 1
1. Wat betekent congruentie in de context van communicatie?
A) Wanneer de verbale en non-verbale boodschap niet overeenkomen
B) Wanneer de verbale en non-verbale boodschap overeenkomen
C) Wanneer men geen gebruik maakt van lichaamstaal
D) Wanneer de boodschap contradicties bevat
2. Wat is een kenmerk van de sociale zone in persoonlijke ruimtes?
A) 0-45 cm
B) 45-120 cm
C) 120-360 cm
D) Groter dan 360 cm
3. Wat houdt dehumanisering in?
A) Het ontkennen van menselijke emoties
B) Het als minder menselijk beschouwen van mensen
C) Het bevorderen van menselijke relaties
D) Het benadrukken van iemands capaciteiten
4. Wat beschrijft de tweefactortheorie van emotie volgens Schachter en
Singer?
A) Emoties ontstaan altijd door een enkele factor
B) Verschillende emoties kunnen ontstaan uit dezelfde lichamelijke sensaties
C) Emoties worden alleen cognitief bepaald
D) Emoties zijn een product van aangeboren instincten
5. Wat is een voorbeeld van een primaire emotie?
A) Hoop
B) Trots
C) Woede
D) Jaloezie
6. Welke theorie wordt geassocieerd met de basisbehoeften
verbondenheid, competentie en autonomie?
A) Maslow's behoeftenhiërarchie
B) Zelfdeterminatietheorie
C) Theorie van cognitieve dissonantie
D) Theorie van Erikson
7. Wat is tegenoverdracht in de context van een hulpverleningsrelatie?
A) Rationele gevoelens van de hulpverlener naar de cliënt
B) Iets projecteren op de ander zonder emotionele betrokkenheid
C) Irrationele gevoelens van de therapeut naar de cliënt
D) Het afwijzen van de gevoelens van de cliënt
8. Wat wordt bedoeld met het begrip ‘holding’ in de hulpverlening?
A) Het stoppen van een therapiesessie
B) Het bieden van veiligheid door verankering in het hier-en-nu
C) Het beperken van de cliënt in zijn/haar vrijheid
D) Het handhaven van een afstandelijke houding
, 9. Welke opvoedingsstijl is gekenmerkt door veel regels en weinig
warmte?
A) Permissieve opvoeding
B) Autoritatieve opvoeding
C) Autoritaire opvoeding
D) Verwaarlozende opvoeding
10. Wat is een voorbeeld van een veilige hechtingsstijl bij een kind?
A) Het kind vermijdt contact met de opvoeder
B) Het kind zoekt contact bij de terugkomst van de ouder
C) Het kind reageert boos en ambivalent op de ouder
D) Het kind vertoont geen reactie bij terugkomst van de ouder
11. Welke fase hoort volgens Erikson bij de peuterleeftijd (1,5-3 jaar)?
A) Autonomie versus schaamte en twijfel
B) Vertrouwen versus wantrouwen
C) Identiteit versus rolverwarring
D) Initiatief versus schuldgevoel
12. Welke cognitieve fout is kenmerkend voor ‘zwart-wit denken’?
A) Gedachtelezen
B) Alles in uitersten trekken
C) Positieve kwaliteiten overdrijven
D) Het focussen op één negatief detail
13. Wat is een kenmerk van de formeel-operationele fase volgens
Piaget?
A) Kinderen leren symbolisch denken
B) Kinderen ontwikkelen abstract logisch redeneren
C) Kinderen vertonen alleen reflexen
D) Kinderen kunnen nog geen perspectief nemen
14. Wat houdt interne attributie in?
A) Het zoeken naar verklaringen buiten de persoon
B) Het leggen van de oorzaak bij de situatie
C) Het toeschrijven van de oorzaak aan de persoon zelf
D) Het erkennen van de invloed van de omgeving
15. Wat betekent de term ‘externaliseren’?
A) Het oplossen van interne conflicten
B) Het focussen op wat anderen verkeerd doen
C) Het richten op persoonlijke groei
D) Het accepteren van eigen fouten
16. Wat wordt bedoeld met ‘cognitieve dissonantie’?
A) Het vermogen om emoties te reguleren
B) Een toestand van interne spanning door tegenstrijdige opvattingen
C) Een staat van volledige overeenstemming met jezelf
D) Het volledig vermijden van conflicten
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur annabethbreeuw. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.