Inleiding tot kunstwetenschappen Les 1
Inleiding: Kunst-wetenschappen?
Deel 1: Opzet vd cursus: kunstwetenschappen en interpretatie
Kunst = menselijke expressie: vb grottekening Grotte de Ruffignac, Dordogne, 40 000-12 000 jaar geleden
Schrijven over kunst: bv. 16e eeuwse beschrijving Grotte de Ruffignac door François de Belleforest (La cosmographie
universelle de tout le monde)
Kunst beschrijven ≠ exacte wetenschap
= interpretatie: niet alles juist, wetenschappelijk onderbouwen van hypotheses
-> dmv versch methodes ∝ invalshoeken
Dmv telkens andere vragen, geen vast parcours
Elke generatie herbekijkt verleden (kunst en cultuur) vanuit zijn eigen bekommernissen
Kunsthistoriografie: =geschiedenis vd kunstgeschiedenis, schrijven over kunst
Klassieke Oudheid – 18e eeuw
Vóór ontstaan van kunstgesch als academische discipline
Vb. Karel van Mander, Schilder-boeck 17e E: beschrijft kunst via biografieën
=>natuurgeschiedenis, biografie, gedichten, reisboeken, theorie (traktaten)
=>bepaalden mee hoe we tot vandaag naar kunst kijken: canon
=>vandaag gebruiken we deze teksten eerder als bron dan als methode
=>schrijven over Oude Meesters: reconstructie vd context
Lessen 2 en 3
Methodologie en theorie vd kunstgesch: =methodes schrijven en bestuderen kunst + onderzoeksmethoden (valt
eig ook onder kunsthistoriografie)
19e – 21ste eeuw
Vanaf kunstgesch als academische discipline -> ontwikkelt diverse methodes
Vb. Aby Warburg bij Hopi Noord-Amerika 19e E = iconologische methode
=>bewust van waar we vandaan komen (de geschiedenis van de kunstgeschiedenis)
=>vertrouwd te maken met mogelijke onderzoeksmethoden
=>materiaalkist: combineren we meestal methodes, elk kunstwerk stelt andere vragen
vb. stijlanalyse + contextanalyse (combineren vandaag ><toen), kunsthistorisch archiefonderzoek,
materiaal-technisch onderzoek
=>schrijven over hedendaagse kunst: kunstkritiek
Lessen 4, 5, 7, 8, 9, 10
Kunstgeschiedenis ≠ esthetica (filosofie van het schone)
Hegel is eerste die kunst historiseert
->Duits idealistische filosoof (18e-19e E)
->bezoekt Altes Museum Berlijn, Brussel, Gent, Antwerpen… niet over Alpen => kent Italiaanse kunst uit Duitse collecties
(vb. Rafaels Sixtijnse Madonna in Dresden)
->in ‘Lezingen over Esthetica’ historiseert kunst= kunst ivm tijd waarin gecreëerd
->hermeneutisch probleem: hoe kan men kunst begrijpen vanuit een ander tijdsmoment?
->zijn verklaring voor verandering van kunst: vanuit ruimere ontwikkeling ve ‘Universeel idee’ anders geuit in elke
tijdsperiode bv. in religie @middeleeuwen, in kunst @Renaissance, in filosofie @Hegels tijd
=basis voor kunstgeschiedenis vandaag
=kunstfilosofie -> esthetica
->overgang historiografie naar methodologie
Reflectie over mogelijkheden ∝ beperkingen van methode:
Holly: Mourning And Method: wijst op irreversibel verlies van een tijd, context, betekenis
altijd verlies door interpretatie want andere tijd, niet in hoofd kunstenaar (‘melancholie’ v elk kunsthistorisch
onderzoek) ahv 2 casussen:
1. Jan Van Eyck, Sint Franciscus ontvangt stigmata (15e E)(stigmata = gaten in hoofd door enorm geloof)
Turijn: 1 exemplaar olieverf op paneel groter
Philadelphia: 1 exemplaar olieverf op perkament kleiner
Welke eerst? Materiaal-technisch onderzoek
->infraroodreflectografie (weerkaatst op zwart v koolstof) toont ondertekening
versie Turijn: Franciscus schoenen op ondertekening, overschilderd om stigmata te tonen -> eerste versie wss
dingen kunnen onverklaarbaar blijven
Holly vindt technische discussie ten koste van emotionaliteit vh werk :(
2. Vincent Van Gogh, Schoenen (2e helft 19e E)
Filosoof Heidegger (20e E): a-historische bespreking -> interpreteert als schoenen van boerin ~>gaat over
eenzaamheid vh veld, dreiging vd dood…
Kunsthistoricus Shapiro (20e E): reactie op Heidegger -> Heidegger niet naar bronnen gekeken (brieven van Van
Gogh, autobiografisch geschrift van Gauguin) want blijkt: Schoenen zijn soort zelfportret
1
,Inleiding tot kunstwetenschappen Les 1
Shapiro verwijt Heideggers gebrek aan kunsthistorische kennis/ documentatie en zijn ideologische projectie
Holly: kennis ten koste van poëtische kracht vh werk
Irreversibel verlies v tijd, context, betekenis -> melancholie vd interpretatie
Uitdaging kunsthistorisch schrijven: kennis en kunst = onderzoek en enigma
Deel 2: De drie ‘actoren’ bij historische studie van kunst
Studie v kunst adhv:
1. Artefact/ object: kunstwerk
2. Maker: kunstenaar
3. Toeschouwer: historische en latere toeschouwer
➔ Naargelang methode: nadruk meer/ minder op 1 actor
➔ Kunstwerk gemaakt en gezien in bepaalde tijd, plaats=> veranderlijke context kunstwerk, maker en toeschouwer!
1. Kunstwerk
Kunstgeschiedenis is object gericht (>< bv. cultuurgeschiedenis)
1.1 materiële conditie in fysieke kenmerken
observatie: blote oog/ technische hulpmiddelen (licht, vergrootglas)
natuurwetenschappelijke technieken
vb. infraroodstralen om ondertekening schilderijen te detecteren Les 6
beschrijving:
o materiaal en techniek
- tweedimensionaal: tekenen, schilderen, grafiek, glas en mozaïek, textiel
- driedimensionaal: sculptuur, plastiek (=geboetseerd of gebeeldhouwd kunstwerk), brons
- overige: film, fotografie, land art, happening…
o geschiedenis vh object (provenance/ afkomst)
- adhv kleurmerken bv. Brussels weversmerk BUB
- adhv afkomstmerken bv. verzamelmerk, veilingticket, ex libris…=uit bib van
->cataloog van bv verzamelkenmerken
o conditie/ bewaartoestand
- natuurlijke veroudering bv. verkleuringen, craquelures= kleine barstjes in schilderdoek/ paneel die
kunnen wijzen op ouderdomsverschijnselen (bij rek en krimp door verschillen in temperatuur of
vochtigheid: verflagen breken los van elkaar doordat verf en vernis elasticiteit verliest, op houten
panelen kan ondergrond barsten waardoor ook verf)
- menselijke alteraties:
• aanpassingen van een formaat (soms reeds in ontstaansfase)
• overschilderingen
• transfer van paneel naar doek (transfertechniek populair in 18e 19e E) (Jean-Louis
Hacquin en Jean-Michel Picault “grondleggers” 18e 19e E)
• herstellingen (restauraties)
1.2 Vorm- en stijl
Formalisten: elke tijd produceert karakteristieke vorm, uitdrukking v Zeitgeist Les 5
->stijlperioden (gotiek, Renaissance, Barok) retrospectief bepaald
->kritiek op determinisme (tegenstellingen), vandaag eerder opdelen in tijdvak > stijl
->maar: hanteren v stijltermen in beschrijving, duiden en herkennen
afmeting en kader: tektonisch/ atektonisch…
contour: lineair/ picturaal…
compositie: symmetrisch/ asymmetrisch…
ruimte: lineair (mathematisch)/ atmosferisch perspectief
licht
kleur
beweging
standpunt
1.3 Iconografie: wat stelt het voor? Wat betekent het? Les 7
= betekenis van voorstelling, personen, dingen adhv literatuur en context
- Sacrale iconografie: tekstuele bronnen
= Bijbel
= apocriefe, devotionele teksten vb. Legenda Aurea door Jacobus De Voragine, Speculum Humanae
Salvationis
- Profane iconografie
= antieke traditie vb. Ovidius’ Metamorfosen, Aeneis van Vergilius
= geschiedenis
= embleemboeken
Bv. Erwin Panofsky ‘Iconologische studies’ baseert zich oa op Vasari, Ripa: analyse van Agnolo Bronzino Allegorie (Venus,
Cupido, Tijd en Dwaasheid)
2
,Inleiding tot kunstwetenschappen Les 1
Allegorie= <Grieks: allos (anders) + agoerein (spreken) -> voorstelling waarbij beeld een ander concept (vaak abstract)
voorstelt vb. deugden, ondeugden, liefde, bedrog, tijd…
1.4 Het kunstwerk in relatie tot andere kunstwerken
Voorbereidende studies: voortekeningen, schetsen, modelli
Kopieën:
Bv. 16e E Michiel Coxcie schildert kopie naar het Lam Gods van Van Eyck (1432) iov Spaanse vorst Filips II
Na roof v paneel vd Rechtvaardige Rechters 1e helft 20e E-> besloten verdwenen luik te vervangen door
kopie Restaurateur Joseph Van der Veken schilderde nieuw luik en kon zich daarvoor baseren op oude
kopie van Coxcie.
Beeldtraditie: continuïteit en verandering, kunstwerken die naar elkaar refereren
Vervalsingen en hyperrestauratie
Bv. diezelfde Joseph Van der Veken maakte “hyperrestauratie” die grenst aan “vervalsing”, zogenaamde
Renders Magdalena, “geïnspireerd” op Braque Triptiek van Memling (Louvre) -> ontmaskerd door KIK 2004
1.5 Auteurschap en datering
Auteurschap: signatuur of monogram
- niet alle schilders dateren en signeren bv. Rubens zet nooit handtekening
- signaturen kunnen veranderen
- datering ook door materiaal-technisch onderzoek bv. dendrochronologie, chemische analyse (bv. acrylverf pas rond
1949 door kunstenaars gebruikt= terminus post quem)
- belang v auteurschap zet soms aan tot vervalsing: signaturen kunnen vervalst worden
Vb. 16e E graveur sneed kopieën van Dürer + vervalst Dürer-monogram
Vb. 16e E Jheronimus Bosch (15e 16e E) populair in Nederlanden ‘Bosch-mania’ -> valse Bosch-werken op markt (panelen in
rook hangen om kunstmatig te verouderen)
2. kunstenaar
Biografische traditie begint heel vroeg: bv. Plinius, Vasari, Van Mander Les 2
Vandaag: zoveel mogelijk over kunstenaar weten:
• geboorte- en sterftedatum en plaats
• opleiding
• milieu
• studiereizen en migraties
• persoonlijke en professionele netwerken
• werksituatie: atelier? Leerlingen? Opdrachtgever?
• confessionele gezindheid
• fysieke/mentale conditie van de kunstenaar
Gegevens vinden in:
1. Primaire bronnen Les 4
o Archiefonderzoek (ambachtsregisters, parochieregisters, poorterboeken, wijkboeken, boedelinventarissen
enz)
o Egodocumenten (dagboeken, brieven, memoires enz)
o 19e 20e E: Intervieuws, foto’s, film enz
2. Secundaire bronnen
o Biografie (en biografische woordenboeken): beschrijving vh leven ve individuele persoon
o Autobiografie/ mémoires: levensbeschrijving door de persoon zelf opgesteld of door een ‘ghostwiter’
o Monografie: verhandeling of uitgebreide tekst over één onderwerp (bv. schilderkunst in Gouden Eeuw in
Nederland), leven en werk van één persoon, één feit (beeldenstorm in OLVrouw kathedraal v Antwerpen
20 aug 1566)
Kunstbiografieën: verband leggen tssn leven en werk kunstenaar -> kunsthistorici: imagovorming v kunstenaars
->kritische vragen! Doel? Wie? Wanneer? Welke bronnen?
3.De toeschouwer
Hoe toeschouwer kunstwerk bekijkt afh van:
- Persoonlijke referentiekader= sociale klasse, kennis, politieke voorkeur, religieuze strekking, esthetisch gevoel
- Maatschappelijke context
3.1 De historische toeschouwer: opdrachtgever, koper, toeschouwer…
- Receptie/ perceptie: hoe kunstwerk in zijn tijdskader ontvangen/ gezien
- Kunstwerken in opdracht tot midden 19e E:
o individu/ collectief
o privé/ openbaar
o richtlijnen en dialoog kunstenaar-opdrachtgever? Bv. Goya onflatterende figuren ookal opdrachtgever
o Contracten/ brieven bewaard (archiefonderzoek)?
o Opdrachtgever/ diens wapenschild afgebeeld?
- Vrije/ open markt vanaf 16e E
3
, Inleiding tot kunstwetenschappen Les 1
Midden 19e E- nu: merendeel v kunst op initiatief kunstenaar + voor open markt
Kunst-in-opdracht en kunst-voor-de-markt -> ruimere context (historisch in tijd en plaats bepaald):
o Wat is de functie vh kunstwerk?
o Wat is de oorspronkelijke locatie?
o Wat beoogt men met het werk? (decoratie, status, devotie…)
Echter voor sommige onderzoekers context onbelangrijk, betekenis v kunst ligt in mate waarin kunstenaars
externe beperkingen ontlopen
- Informatie over historische kijkervaring:
o Artistieke bronnen bv. traktaten, gedichten, eigentijdse biografen Les 2 en 3
o Niet-artistieke bronnen bv. devotionele teksten (bv. Baxandall: Painting and Experience in Renaissance
Italy over concept Period Eye)
- Pedigree/ herkomstonderzoek (verandering van eigenaar) Les 9
o Veilingcatalogi
o Boedelinventarissen (bv. faillissement)
o Sterfhuisinventarissen
o Museumcatalogi
o Etiketten, wapenschilden, tekst op achterzijde vh kunstwerk
3.2 De latere toeschouwer
- Kunstliefhebber: kunsthandelaar, latere eigenaar, (museum)bezoeker
- Schrijver/ onderzoeker: biografen, critici en onderzoekers
Versch visies, versch invalshoeken met wisselende nadruk op kunstenaar/ kunstwerk/ toeschouwer/ context
Les 5, 7, 8, 9 en 10
4