PSYCHOLOGISCHE BASISVAARDIGHEDEN VOOR GESPREK EN BEGELEIDING
INLEIDING
Wat zijn psychologische vaardigheden voor gesprek en begeleiding?
Communicatie naar client: lichaamstaal, woorden, …
Kunnen inleven in leefwereld van client
Structuur van een gesprek
Voorbereiding: aangepast aan gesprek
Meer dan vaardigheden voor de praktijk van de psycholoog
Basisvaardigheden voor gesprek: persoonlijke houdingen en attitudes, relationele
vaardigheden en gespreksvaardigheden luisteren& observeren, parafraseren&
reflecteren, interpreteren& confronteren,…
Basisvaardigheden voor begeleiding: een begeleiding is een traject van verschillende
gesprekken en/of andere hulpverleningsactiviteiten
Alle basisvaardigheden voor één gesprek gelden ook voor de ganse begeleiding
Bijzondere momenten in een begeleiding die niet in elke sessie voorkomen, zoals het
verkennen van de hulpvraag
Gespreks-overschrijdende aspecten die een rol spelen in het ganse
begeleidingstraject: de persoon en zelfzorg van de hulpverlener, de dynamiek van de
werkrelatie,…
1. CONCEPTUEEL OVERZICHT
Basishouding: active listening
Client speelt grotere rol dan
therapeut niet elke therapeut kan
even goed werken met iedere client
Psychologische basisvaardigheden voor gesprek en begeleiding ≠ gevorderde, klinische
of therapeutische vaardigheden: behandelcontract, diagnose (specifiek naar bepaalde
stoornissen of persoonlijkheidskenmerken), therapeutische interventies (diagnose,
situaties, fase therapie), specifieke randvoorwaarden (tijdsduur, betaling, locatie, vorm)
Dit OPO: interactie tussen
Algemene competentie: houding en vaardigheden
Specifieke therapeutische vaardigheden en technieken
Meta-competentie: aanpassen theorie naar de specifieke client
BASISVAARDIGHEDEN: MET AANDACHT LUISTEREN ALS BASISHOUDING
We gaan aan de slag met hoe mensen ervaren wat ze hebben meegemaakt
Gedachten/ gevoelens van de ander (omtrent gegeven thema) centraal ifv thema’s
en doelen
Betrokken en welwillend neutraal kijken en luisteren: onverdeelde aandacht,
welwillende interesse, authentieke nieuwsgierigheid verfijnen van
luistervaardigheden, ifv rollen van hulpverlener
1. INLEIDING
Basisinstrumentarium van de hulpverlener
1
, Elk aanbod (programma, interventie) is slechts werkzaam wanneer ze in een goede
werkrelatie wordt aangeboden
Kennis zit niet in een doosje, maar wordt aangeboden door een professionele
hulpverlener binnen een goede werkrelatie
Dit veronderstelt een goede receptieve basishouding als bedding voor een actieve en
bij de persoon en diens vraag passende hulpverlening
Luisteren kan elk kind… of is het toch een leerproces?
Elk kind leert ‘luisteren’: oprecht en geïnterresseerd in zich opnemend wat de ander
vertelt versus gehoorzamend en angstig doen wat de ander vraagt
Oprecht luisteren verfijn je doorheen latere goede relaties: aanvankelijk vooral
(volwassen) familieleden of leerkrachten, later in peer-relaties met siblings en in
vriendschappen
Hulpverlener worden:
o Oefenen en verfijnen van deze vaardigheden (cfr leren fietsen of zwemmen)
o Leren hanteren binnen een specifieke context en relatie
o Tegen de achtergrond van groeiende theoretische bagage
Startpunt van elke hulpverlener: open, aandachtig en met milde nieuwsgierigheid
luisteren
Open: opnemen wat de ander echt vertelt
Aandachtig: schenk gedetailleerde aandacht aan het verhaal van de ander
Mild nieuwsgierig: afvragen wat de ander precies bedoelt, waarom hij/zij de dingen
ziet en ervaart zoals hij/zij ze verwoordt
o Denk niet te snel dat je het begrijpt, weet hoe ander zich voelt
o Voor bepaalde thema’s gaat dit makkelijker zijn dan voor anderen
Het is van groot belang dat mensen zich gehoord (of gezien) voelen, mensen die zich
niet zo voelen komen niet terug
Essentieel voor iemands gevoel van identiteit
Helpt om stil te staan bij en te ontdekken wat je zelf denkt en/of voelt
Helpt bij het verwerken van een ervaring
Bevordert persoonlijke groei (affectieve lading van een gebeurtenis wordt verwerkt
door erover te spreken met anderen die ernaar luisteren)
Als hulphulpverlener laten we ook zien/ voelen dat we luisteren door non-verbale
communicatie: kijken, knikken, parafraseren, …
Still-face experiment: baby krijgt stress omdat ouder niet meer non-verbaal
communiceert, probeert aandacht te trekken van de ouder door te roepen, grijpen,
wijzen, …
Gehoord worden is zeer belangrijk (ook wanneer bv kind nog niet in staat is te
spreken)
Elk hoofd is een wereld, dus elk hulpverleningsaanbod is het binnentreden van iemands
“wereld” vergt zorgzaam en neutraal (niet-oordelend) luisteren
2. ENKELE TECHNISCHE ASPECTEN
2.1. HET EXTERNE KADER: IS ER TIJD EN RUIMTE OM TE LUISTEREN?
Creëer een passende ruimte, die je luisterhouding faciliteert en de
expressiemogelijkheden van de ander ondersteunt: ruim, beschikbaar, rustig,
ongestoord en vertrouwelijk
o Bepaalde opstellingen zijn voor ene gesprek geschikter dan voor ander gesprek
o Angulair: in contact om elkaar aan te kijken maar ook weg te kijken van elkaar,
samenwerkend, veiligheid biedend
o Parallel: geeft comfort om niet te moeten kijken naar elkaar (bv.: samen aan een
taak werken), verbondenheid, ondersteunend
o Frontaal: wanneer je iets taakgericht moet doen, wederzijds
o Diagonaal: onverschillig
2
, Van kort tot duurzaam: crisisgesprek vergt een ander kader dan een begeleiding van
meerdere gesprekken
Soms betekent ‘een passende ruimte creëren’ ook dat dat je ook met je collega’s het
gesprek aangaat
2.2. INTERNE VOORWAARDEN: AANDACHT SCHENKEN VERGT RUIMTE IN JE HOOFD
Met een eigen vol hoofd, kan je niet luisteren
Zorg dragen voor je persoonlijke ingesteldheid:
o Sta even stil: ben ik rustig genoeg voor dit gesprek? Kan ik met volle aandacht
luisteren?
o Maak je hoofd leeg (5 minuutjes-truc): maak een wandeling, verplaats je even…
o Laat je niet afleiden: ga nu geen gesprek aan met je collega over een andere
client, vraag of dat straks mag
o Zoek naar een focus op deze client (herlees bv even je nota’s van het vorige
gesprek, zo kom je soms snel terug bij wat er vorige keer aan de orde was)
2.3. AANDACHT TOT UITDRUKKING BRENGEN: OPEN BLIK EN LICHAAMSHOUDING
Met je luisterhouding vertel je veel over je ingesteldheid
Oogcontact en gelaatsexpressie (zie still face experiment)
Paralinguale aspecten: stemgebruik/ spreeksnelheid, vocale aanmoedigingen, stilte
(hoe ga je ermee om, niet persé negatief), aansluiten bij het taalgebruik van de ander
(leeftijd, taalregisters die clienten gebruiken bv verstandelijke beperking vs
masterstudent, …)
Lichaamshouding en -bewegingen
Gebruik van de ruimte (waar, hoever van de ander, …): cliënten zien de ruimte als
iets wat van de therapeut is, belangrijk deze ruimte goed in te richten/gebruiken
2.4. ENKELE ELEMENTEN DIE BIJDRAGEN TOT EEN GOEDE (INTERNE) LUISTERHOUDING
Richt je op het ritme van de cliënt
Laat de persoon uitspreken
Pas je taalgebruik aan aan leeftijd, sociale achtergrond, cognitieve en verstandelijke
mogelijkheden
Gebruik meta-communicatie om (fouten in) je aanpassing te duiden iets zeggen
over je communicatie
Belang van feedback (meta-communicatie) doorheen je leerproces:
o Waarom: gaat hier over geautomatiseerde processen opgedaan doorheen je
persoonlijke relationele geschiedenis waar je je niet altijd van bewust bent
o Van peers (en rollenspel), video en inter- en supervisie
2.5. SPECIFIEKE VAARDIGHEDEN BIJ LUISTEREN
Ons werk beperkt zich niet tot 1 gesprek wat je in eerste gesprek hebt laten vallen of
uitgebreid hebt besproken kan in volgend gesprek nog eens aan bod komen
De aandacht richten op de cliënt en op je eigen reacties ten aanzien van de cliënt
o Wat denk/ voel ik nu wanneer ik ander bv zie fronsen… (belang meta-
communicatie)
o Plaats van je persoonlijk rugzakje
Het verwerken van manifeste (letterlijk gezegd) en latente (onderliggend)
communicatie: tussen de lijnen, incongruenties tussen verbaal vs non-verbaal of
binnen het verbale (bv.: tegenstrijdige dingen zeggen)
Patronen en thema’s
o Patronen: zich herhalende gevoelens
o Thema’s: gehelen van ideeën, overtuigingen
2.6. GEBEUREN EN AFFECTIEVE KLEUR
Elk verhaal omvat zowel
Het gebeurde, de ervaring waarvan je het verloop kan beschrijven
De betekenis die de ervaring heeft gekregen/ de affectieve kleur ervan
o Wat de ene persoon prettig/ lastig vindt, is anders dan wat iemand anders
prettig/ lastig vindt
3
, o Is het materiaal waarmee je aan de slag zal gaan als hulpverlener
2.7. METAFORE REGISTERS EN SYMBOLEN
Bv.: aan pleegouder niet gaan uitleggen wat gehechtheidstheorie inhoudt maar wel de
metafoor van een boom verplanten gebruiken (link boom laten groeien in nieuwe grond
en pleegkind)
Metafoor = ‘beeldspraak’
o Geeft een beleving of affect weer
o Brengt je vaak dichter bij hoe iets ervaren wordt
o Helpt om een aspect op ‘treffende’ wijze te vatten
o Belang van sensitief te zijn voor metaforen
Ontwikkelingsperspectief
Metaforen en symbolen onthullen meerdere laagjes van betekenis
Correcte versus foute metafore communicatie
Voorbeeld 1: “Zo voelt mijn hoofd” zegt het kind wanneer het de spelkamer binnenkomt
Correct: binnen de metafoor verkennen “Heb je misschien het gevoel dat je hoofd
te vol zit?”
Fout: te concreet opvatten “Oei, denk je dat echt, dat je hoofd zal ontploffen?”
Fout: evaluerend of normatief beluisteren Normerende uitleg over dat hoofden niet
kunnen ontploffen.
Voorbeeld 2: een gebaar te zullen schieten wanneer het kind wordt opgehaald in de
wachtzaal
Correct: binnen de metafoor verkennen “Vind je het niet leuk dat ik je kom halen?”
Fout: te concreet opvatten “Je gaat me toch niet doodschieten?”
Fout: evaluerend of normatief beluisteren “Je kan toch niet op mij schieten, hé!
Da’s wel niet leuk voor mij, dat je je geweer naar mij richt.”
2.8. LUISTEREN BINNEN EEN WERKRELATIE
Sobere neutraliteit (met mijn leven niet in de weg zitten van wat client vertelt, gaat
over zijn/haar verhaal)
Warme ontvankelijkheid
Gedoseerde relatie op diverse continua (geen richtlijnen voor, zelf ontdekken):
afstand – nabijheid, leiden – volgen, negativiteit toelaten – relatie goed houden
2.9. BLOKKADES BIJ HET LUISTEREN
Inadequaat luisteren: te veel bezig met jezelf
(Be-)oordelend luisteren: te veel gericht op je oordeel
Selectief of gefilterd luisteren: gefilterd door eigen vooroordelen
Op feiten gericht luisteren: je hoort het gebeuren, niet de affectieve kleur
Je antwoord bedenken bij het luisteren: te veel bezig met ‘wat moet ik zeggen’
Te dichtbij (sympathetic) luisteren: objectiviteit en afstand gaan verloren
3. SLOTBEDENKINGEN
Actief en met gerichte aandacht luisteren en observeren: voorwaarde om de ander te
begrijpen
Het trainen in en verfijnen van deze vaardigheden
Momenten van opgeslorpt zijn door eigen bekommernissen of gedachten
Niemand is perfect: bijsturen, meta communiceren, supervisie
Lezen tekst van Hill (2014) + collegetekst college 1
BASISVAARDIGHEDEN: MET AANDACHT KIJKEN NAAR NON-VERBALE ASPECTEN VAN
COMMUNICATIE
1. INLEIDING
Gesprek: medium van de (verbale) volwassene en van de op taalgerichte hulpverlener
Observatie:
o Medium van het kind
4