Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Grondslagen van het recht - ALLES!!! (Boek, e-modules, hoorcolleges) €6,96   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Grondslagen van het recht - ALLES!!! (Boek, e-modules, hoorcolleges)

3 revues
 239 vues  22 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

In deze samenvatting is alle stof opgenomen die verplicht is voor deeltoets A! De hoorcolleges overlappen vrijwel helemaal met het boek, vandaar dat je ze niet direct ziet! Maar alles is met elkaar vergeleken en met elkaar samengevoegd zodat je niks dubbel aan het leren bent!! Ik zal deze samenva...

[Montrer plus]
Dernier document publié: 3 semaines de cela

Aperçu 4 sur 53  pages

  • Non
  • Alle verplichte hoofdstukken (h1 t/m h6, h9, h11, h13 t/m h17 en h19 t/m h21)
  • 3 octobre 2024
  • 20 octobre 2024
  • 53
  • 2024/2025
  • Resume

3  revues

review-writer-avatar

Par: valentijnvanvoskuilen • 2 semaines de cela

review-writer-avatar

Par: mijntjedonders • 3 semaines de cela

review-writer-avatar

Par: enicedekkerkleijn • 3 semaines de cela

avatar-seller
Grondslagen van het recht – Samenvatting Boek, Hoorcolleges en E-modules

Privaat recht = civiel recht = burgerlijk recht

Hoofdstuk 1
Naast rechtsregels zijn er ook andere sociale regels:
- Groepsregels  hoe de leden van een groep zich hebben te gedragen.
- Regels van moraal  bevatten normen en waarden die betrekking hebben op fundamentele
levensvragen.
- Beroepsethiek  geeft aan hoe een beroep op een juiste en zorgvuldige wijze uitgeoefend moet
worden.
Soms overlappen ze elkaar: een rechtsregel verbiedt wat ook sociaal onaanvaardbaar wordt
gevonden. Anderzijds zijn rechtsregels soms in strijd met sociale regels. Rechtsregels zijn niet de
enige regels die de ‘overtreder’ aanpakken.

Functies van het rechtssysteem:
1. Scheppen van sociale orde (rechtszekerheid) = hangt samen met het rechtszekerheidsbeginsel =
burgers moeten tot op zekere hoogte weten wat er van hen gevraagd wordt in een bepaalde
situatie en wat er gebeurt als zij zich hier niet aan houden. De overheid moet betrouwbaar zijn.
Zo niet ontstaan er problemen; maatschappelijke onrecht (toeslagenaffaire). Regels die nu gelden
zijn de regels die terugkijkend ook gelden; je kunt niet met terugwerkende kracht regels
veranderen (dat is dan niet meer transparant).
2. Bevorderen van niet-gewelddadige conflictbeslechting (denk aan strafrecht) = we hebben een
rechtsstelsel dat uitgeoefend wordt door professionals + een objectieve derde partij die in het
geval van conflicten optreedt (rechter). Meeste burgers hebben vertrouwen in de rechtsspraak,
waardoor we niet zelf conflicten aanpakken en het overlaten aan de grondwet.
3. Individuele ontplooiing en autonomie van burgers = de rechten en vrijheden die ons zijn
toegekend op basis van bijvoorbeeld de grondwet en mensenrechtenverdragen. Deze zorgen
ervoor dat burgers in staat worden gesteld om bepaalde vrijheidsrechten uit te voeren (in
bepaalde grenzen) en zich te ontwikkelen. Serie van vrijheden staan aan het begin van de
grondwet.
4. Rechtvaardige verdeling van diensten en goederen =
o Klassieke vrijheidsrechten = recht op godsdienst, meningsuiting etc.
o Sociale grondrechten = sociaal vangnet. Vragen een positieve verplichting van de
overheid. Zij zorgen er dus voor dat bepaalde diensten en goederen toegankelijk zijn voor
iedereen, zoals het recht op goede gezondheidszorg en scholing
5. Kanaliseren van sociale verandering = bepaalde sociale en maatschappelijke veranderingen
zorgen na verloop van tijd voor wezenlijke veranderingen in het recht
o Voordeel: wetgevingsprocessen zijn in Nederland vrij lang, maar daardoor wordt alles
goed afgewogen en doordacht.
o Nadeel: tegen de tijd dat bepaalde delen van wetgeving worden ingevoerd lopen ze al
achter op de maatschappelijke realiteit.

Functies van staatsorganen  trias politica  Drie verschillende machten met ieder hun eigen taken
en bevoegdheden. Deze machten houden elkaar in evenwicht: zorgen ervoor dat niet één van de
machten een alleenheerser wordt en de balans verstoort:
1. Wetgevende macht = bepaalt de inhoud van wetten. De meeste wetsvoorstellen komen van de
regering. Het parlement moet vervolgens instemmen met het wetsvoorstel, anders kan het geen
wet worden.

,2. Uitvoerende macht = bestuurt het land. Zorgen dat wetten worden uitgevoerd, toegepast en
nageleefd (De regering geeft leiding aan de ministeries en hun ambtenaren, die zich bezighouden
met de uitvoering van wetten.)
3. Rechtsprekende macht = rechter, het OM, gerechtshoven en de Hoge Raad  oordeelt of de
overtreding van rechtsregels daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Machtenscheiding = een strike scheiding tussen de verschillende machten kan misbruik van
bevoegdheden voorkomen.
Machtenspreiding = tegenwoordig meer aan de hand; bepaalde bevoegdheden die van oudsher aan
de ene macht werden toegekend, worden nu ook deels door de andere macht uitgevoerd:
- Rechters doen meer dan alleen regels toepassen. Ze hebben ook een rechtsvormende taak. Een
rechter past de algemene regel op specifieke situaties toe, wat soms leidt tot aanscherping van
de regels en dat er meer inzicht komt in de toepassing ervan. Hiermee ontwikkelt het recht zich.
- Het Openbaar Ministerie (uitvoerende macht) die de mogelijkheid heeft om de kleinere, lichtere
strafzaken zelfstandig te doen (rechtsprekende taak) want te veel, lang en kostbaar voor de
rechter.)
- De Raad van State is een organisatie met twee belangrijke functies:
o Het belangrijkste adviesorgaan van de wetgevende macht (dus adviseren over
wetsvoorstellen)  belangrijke rol in totstandkoming van wetgeving in Nederland.
o Belast met de afdeling bestuursrechtspraak  hoogste bestuursrechter van Nederland
(rechter die uitspraken doet over besluiten van de overheid).

Soorten regels:
1. Gedragsnormen  kan een gedraging gebieden, verbieden of toestaan.
2. Sanctienormen  specificeert welke sanctie kan volgen op een overtreding van de gedragsnorm.
Gedrags- en sanctienormen zijn vaak aan elkaar gekoppeld (tegelijk in een wet benoemd), maar
kunnen ook afzonderlijk van elkaar worden geformuleerd.
3. Bevoegdheidsverlenende normen  geven staatsorganen een bepaalde macht van vaststellen
van rechten en plichten of van het uitvoeren van bepaalde handelingen. Wanneer dit niet helder
wordt vastgelegd, neemt het risico van willekeur en aantasting van de rechtszekerheid toe.

Terminologie
- Positief recht = het recht is een bepaalde gemeenschap door mensen vastgesteld/erkend.
Hierdoor onderscheidt het zich van het ideale recht  het recht dat men wenst en
nastrevenswaardig vindt.
o Overeenkomstig ideaal recht = rechtvaardig.
o Overeenkomstig positief geldend recht = rechtmatig.
- Gelding = verbindend voor bepaalde groepen personen. De regels scheppen bepaalde rechten,
plichten en/of bevoegdheden voor een bepaalde groep personen die juridisch afdwingbaar zijn.
In dit geval bewoners van Nederland.
Soms is een rechtsgevel in strijd met een andere rechtsregel en wordt hij door de rechter
onverbindend verklaard.
- Effectiviteit = wordt deze regel daadwerkelijk nageleefd/toegepast? Wordt het doel bereikt wat
wordt nagestreefd? Iedere wet kent een hoofddoelstelling, uiteenvallend in diverse
subdoelstellingen. De (gewijzigde) regels moeten bijdragen aan het verwezenlijken van die
doelstellingen. Deze worden doorgaans periodiek geëvalueerd. Voorbeeld: Art. 8 van de
Wegenverkeerswet: Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen
besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat: het alcoholgehalte van zijn adem
bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht 
Qua effectiviteit is er enige handhaving, maar niet heel veel.

,Objectief recht = ‘het’ recht; het geheel aan rechtsregels in een bepaalde context of een bepaald
land; het totaal aan regels (law).
Subjectief recht = ‘mijn’ rechten (en plichten) die gelden, zoals het persoonlijke recht op lichamelijke
integriteit (rights).
o Soms correspondeert met het subjectieve recht van de één een specifieke rechtsplicht
van een ander/anderen.

Subjectieve rechten maken deel uit van het objectieve recht. Bekendste subjectieve rechten zijn
grondrechten: hebben geen hiërarchie (= de ene is niet belangrijker dan de ander, hangt af van
context).
Grondrechten zijn niet absoluut + er is geen wettelijk vastgelegde hiërarchie, maar in de praktijk zal
bij een botsing van grondrechten de rechter beoordelen welke grondrecht in het specifieke geval
overheerst + wat de reikwijdte is van grondrechten. Een zelfverzonnen godsdienst telt niet.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 2
Codificatie  poging alle rechtsregels op een rechtsgebied op systematische wijze in een wetboek
(codex) op te nemen  inzicht wordt bevorderd + rechtsregels onderling geordend.

Functioneel rechtsgebied  betrekking op een bepaald (maatschappelijk belangrijk) thema en regelt
relaties tussen betrokkenen. Kan zowel publiek- als privaatrechtelijke rechtsregels over een bepaald
onderwerp bevatten. Denk aan milieurecht, sociaal recht, huurrecht, gezondheidsrecht etc.

Rechtsverhouding  geheel van rechten en plichten tussen twee of meer personen.

Rechtsgebieden
Publiekrecht  regelt de rechtsverhoudingen tussen overheidsorganen onderling en tussen
overheidsorganen en burgers = verticale houding.
- Staatsrecht = hierin staat beschreven welke organen (overheidsinstanties) er zijn en met welke
taken en bevoegdheden deze zijn bekleed  wetgevende bevoegdheden + scheppen van
juridische grondslag voor het bestuurlijke optreden. Belangrijkste staatrechtelijke regelingen:
o Het Statuut  geeft regeling van de staatrechtelijke inrichting van het Koninkrijk der
Nederlanden.
o De Grondwet  regelt staatinrichting van Nederland  omschrijft de bevoegdheden en
samenstelling van de belangrijkste staatsorganen + ‘De Grondwet waarborgt de
grondrechten en de democratische staat’:
- Bestuursrecht = hierin staat beschreven welke bevoegdheden het bestuursorgaan bezit en wat de
rechten van de burger tegenover het bestuursorgaan zijn. Bestuursorgaan = overheidsinstantie
die direct met burgers te maken heeft en zorgt voor de uitvoering en handhaving van
rechtsregels.
o Het bestuursrecht omvat o.a. een wet die aangeeft welke normen voor de voorbereiding
van bestuursbesluiten gelden (behoorlijk bestuur) en omschrijft op welke manier de
betrokkenen rechtsbescherming kunnen zoeken.
- Strafrecht = geeft aan welke feiten strafbaar zijn en welke sanctie opgelegd kan worden.
o Wetboek van Strafrecht = twee boeken met misdrijven en overtredingen, één boek met
algemene bepalingen  regelen onder meer welke straffen en maatregelen er zijn, zij
bepalen wanneer men medeplichtige is en bevatten definities van strafrechtelijke
termen.
o Wetboek van Strafvordering  hierin is de strafrechtprocedure opgenomen.
Privaatrecht  regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers = horizontale houding. De partijen
mogen hun juridische relatie zelfstandig regelen binnen de grenzen die rechtsregels aangeven.
- Burgerlijk wetboek = belangrijkste stelsel van regelingen.

, 1. Personen- en familierecht  geboorte, overlijden, huwelijk, ouderlijk gezag, voogdij
2. Vermogensrecht
3. Erfrecht
- Burgerlijk recht, handelsrecht.

Kenmerken Publiekrecht Privaatrecht
Rechtsverhoudin Ondergeschikt heteronomie Nevengeschikt autonomie
g Eenzijdige bepaling  overheid stelt (wederkerige bepaling)
de rechtsgevolgen vast
‘Gezagsverhouding’  burger is
ondergeschikt aan de overheid
Aard Dwingend recht Soms aanvullend
Belang Algemeen belang Bijzonder/eigen belang
Middelen Bijv. strafvervolging, bestuursdwang Bijv. nakoming, schadevergoeding,
handhaving ontbinding, vernietiging
Rol van de Bestuursrechter/OM Burgerlijke rechter
rechter Betrokken kunnen het zelf niet Betrokken kunnen het zelf beëindigen
beëindigen Lijdelijk (afhankelijk van de partijen,
Actief (overtuigender opzoek naar meer afwachtende rol)  beslist op
de waarheid) basis van wat er wordt aangedragen
door de partijen.

Objectief recht
Dwingend recht = rechtsregels waar betrokkenen niet vanaf mogen wijken  gebod/verbod.
Aanvullend recht = partijen zijn bevoegd een eigen regeling vast te stellen, bijvoorbeeld door een
overeenkomst te sluiten. Het is in een wet vaak te herkennen aan ‘…tenzij anders bepaald’.

- Formeel recht: primair procesrecht  wie mag een verzoek indienen/vervolgen/etc.  regels die
bepalen hoe het materiële recht moet worden gehandhaafd
o Strafrecht – Wetboek van Strafvordering
o Privaatrecht – Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
- Materieel recht: inhoud van rechten, plichten en bevoegdheden  denk aan een gedragsnorm
o Strafrecht – Wetboek van Strafrecht
o Privaatrecht – Burgerlijk Wetboek
Dit onderscheid is niet absoluut. Kijk altijd naar de inhoud van de regel om te bepalen of het om
materieel of formeel recht gaat.

Internationaal recht  rechtsregels die staten of internationale organisatie hebben vastgesteld of die
internationaal erkend zijn en aangeven hoe deze zich ten opzichte van elkaar of (in geval van staten)
tegenover hun onderdanen hebben te gedragen:
- Volkenrecht
- Recht m.b.t. internationale organisaties
Nationaal recht  recht dat binnen nationale staten tot stand komt en gelding heeft. Er is echter ook
nationaal recht dat geldt voor internationale situaties (bijv. huwelijken).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 3
Criteria voor het herkennen van rechtsregels:
- Soort regel  rechtsregel geldt voor iedereen en kan worden afgedwongen.
o Voor sociale en morele regels geldt dit echter vaak ook.
- Onderwerp van de regel  de inhoud van een sociale regel is niet altijd een rechtsregel.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur doriendeboer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,96  22x  vendu
  • (3)
  Ajouter