Deel I: Algemene ethiek
Inleiding: Wat is ethiek?
§1. Terminologische verduidelijking
1. Een etymologische aanloop
, o Moraal – moreel – moraliteit
o Ethos – ethisch – ethiek
o Zeden – zedelijk – zedelijkheid
Verwijzen allemaal naar eenzelfde veld/register in ons
taalgebruik, maar er zijn verschillen in betekenis
Bron: Grieks
Ethos1: normen in de samenleving die al dan niet
verschuiven, maatschappelijke dimensie
Èthos2: karakter, persoonlijke overtuiging over de
samenleving (Mandela,
Gandhi…), individuele/persoonlijke dimensie
2. Moraal (ethos)
= een objectief beschrijfbaar systeem van gedragsregulering met
betrekking tot wat goed of slecht is, geoorloofd of verboden bij individu of
groep
3. Moraliteit
= Klemtoon gelegd op het kwalitatief niveau of gehalte van handelen en
handelingsbewustzijn
Standpunt van het subject
4. Ethiek
= een systematisch-kritische reflectie over moraal en moraliteit
§2. Vormen van ethiek
1. Descriptieve ethiek (beschrijvende ethiek)
- Vaak in menswetenschappen:
Economie: Adam Smith, 18e eeuw
Sociologie: Max Weber, 19e-20e eeuw (verband tussen denken
en maatschappelijke realiteit, moderne bureaucratie, verband
tussen protestantisme en kapitalisme) , Emile Durkheim, 19e-
20e eeuw (verband tussen gestructureerde samenleving en
suïcide)
Psychologie : Wundt, 19e-20e eeuw(eerste laboratorium met
proefpersonen)
Wetenschap kan nuttig zijn om te informeren hoe de
samenleving eruit ziet, maar tegelijkertijd ook een risico ->
wetenschap kan tot morele conclusies komen, kan neiging
hebben om van beschrijvende benadering van de dingen over te
stappen naar een normatieve benadering van de dingen
Kohlberg, 20e eeuw: Hoe komt men tot morele inzichten?
Dillema’s aan proefpersonen
Heinz-dilemma: medicijn dat heel duur is om iemand dat
terminaal is te genezen. Mag dit medicijn gestolen worden?
Stadia van de morele ontwikkeling, 3 niveaus:
1) Pre-conventioneel (gedrag is gericht op vermijden van straf)
1. Regels volgen uit gehoorzaamheid ten opzichte van
autoriteiten
, 2. Goed is eigen belang volgen
2) Conventioneel (sociale erkenning door conformiteit)
3. Goed is de verwachtingen van anderen vervullen en loyaal
zijn
4. Goed is de wetten respecteren en plichten vervullen
3) Post-conventioneel (zich richten op algemene morele
principes vanuit het oog voor algemeen maatschappelijk
belang
5. Zich houden aan onderlinge afspraken en vermeerdering
van het nut voor zoveel mogelijk mensen
6. Goed is het volgen van autonoom gekozen, universele
rechtvaardigheidsprincipes
Vrouwen komen gemiddeld tot aan 4.
Mannen aan 6.
= Mannen zijn moreel hoogstaander/volwassener dan vrouwen
MAAR: morele conclusies worden uit wetenschappelijk
onderzoek gehaald, kan dit zomaar?
Opletten als wetenschap ‘meer’ dan wetenschap wil zijn
In dit onderzoek zitten impliciete morele stellingen die hij zelf
niet verantwoord, het onderzoek brengt hem naar conclusies
die niet rechtstreeks meer uit het onderzoek zijn afgeleid
2. Normatieve ethiek
Waarom gelden bepaalde normen?
3. Meta-ethiek
- Reflectie over de reflectie, nadenken over de manier over hoe er binnen
de ethiek gesproken en gedacht wordt
- Semantische/taalkundige invalshoek: betekenis achterhalen van
woorden
- Gelden de basisregels van de formele logica ook voor uitspraken die
iets zeggen over mogen/moeten/niet mogen/verbieden?
3§. Vormen van normatieve ethiek
1. Algemene en bijzondere ethiek
2. Individuele en sociale ethiek
Hoofdstuk 1: problemen voor een normatieve ethiek
1. Legitimeringscrisis
, - Wat zijn de fundamenten waarop de normatieve ethiek berust? De
fundamenten van ethiek komen onder kritiek te staan, er zijn ernstige
vragen over het statuut van de ethiek
1) De paradox (schijnbaarheid) voor een actuele ethiek
= ‘morele crisis’ (naast economische, politieke, culturele crises)
Niet een louter aantasting van traditionele waarden (‘vroeger
was het beter’)
Bevolking is in staat om met veranderingen om te gaan, hoe
sneller onze samenleving evolueert hoe groter ook het risico
dat niet iedereen in staat is om mee te kunnen (vb. 70+
jarigen -> ‘vroeger was het beter’)
Ook niet het ontbreken van een dergelijke herformulering
Er bestaan ‘basisteksten’, iets wat we als moreel goed
beschouwen, maar niet iedereen is het daarmee eens (vb.
grondwet, universele verklaring voor de rechten van de
mens…)
Wel: Paradox van Apel: Er is een grote vraag naar universele
ethiek, maar er is geen aanbod dat die vraag kan voldoen, een
dergelijke ethiek blijkt nodig en onmogelijk te zijn door
wetenschap en technologie
Macro-niveau (wereldschaal): we hebben ontdekt dat alles
met alles te maken heeft, we hebben een ‘planetaire’
verantwoordelijkheid
Vb. Braziliaanse regenwoud heeft effect op de rest van
de wereld, maar wij hebben onze eigen regenwouden
ook omver gekapt. Als wij onze bossen gekapt hebben,
waarom mogen de Brazilianen dit dan niet?
Kernexplosie Tsjernobyl, kerndeeltjes van deze explosie
dwarrelden neer in West-Europa
Auto’s worden gemaakt met onderdelen die uit de hele
wereld worden samengebracht -> het voorbeeld van
een planetair object
‘Waar vinden we universaliteit als het over ethiek
gaat?’
= >Wetenschap en technologie doet de vraag naar ethiek
toenemen, maar die wetenschap en technologie is van die
aard dat ze universeel zijn, maar zonder inhoud
Micro-niveau: relaties tussen mensen
In de mate mensen in direct contact staan met elkaar
Vb. Hoe meer we in een technologische wereld terecht
komen, hoe groter de effecten zullen zijn
2) De disjunctie feit-waarde
= verschil tussen feiten en waarden (een feit is niet per se waardevol)
a. (Disjunctie – logisch:
‘Conclusie mag geen nieuwe info bevatten’
Onderscheid tussen bestaan en moeten is een onderscheid sinds
de moderniteit aanwezig is)
b. Het probleem van de disjunctie feit-waarde is echter niet te reduceren
tot een formeel logisch probleem