ART. HUMERI
KINEMATICA
- Normaal (glenoid): lateraal, ventraal en craniaal gericht
- Meeste bewegingen gaan gepaard met geassocieerde bewegingen ter hoogte van ST,
SC en AC gewricht (kinematische keten)
- Rol-glij tegengesteld: humerus convex, glenoid concaaf
- Flexie:
Eindstandige flexie → anterieure translatie + endorotatie van de humerus
Tot 80° actieve en 120° passieve flexie is er louter GH beweging, meer flexie
aan de hand van opwaartse rotatie ST
- Extensie: eindstandige extensie → lichte voorwaartse tilting van de scapula
- Abductie:
Eindstandige abductie → exorotatie van de humerus (zodat tuberculum major
voorbij acromion geraakt)
Abductie in scapulair vlak is functioneler en natuurlijker
- Exorotatie: eindstandige exorotatie → retractie van de scapula
- Endorotatie: eindstandige endorotatie → protractie van de scapula
BEWEGING ROM ROL GLIJ
Flexie 0-120° Spinbeweging
Extensie 0-65° Spinbeweging
Abductie 0-120° Craniaal-dorsaal-mediaal Caudaal-ventraal-lateraal
Adductie 0° Caudaal-ventraal-lateraal Craniaal-dorsaal-mediaal
Exorotatie 0-65° Dorsaal-lateraal Ventraal-mediaal
Endorotatie 0-100° Ventraal-mediaal Dorsaal-lateraal
Horizontale flexie 0-110° Ventraal-mediaal Dorsaal-lateraal
Horizontale extensie 0-15° Dorsaal-lateraal Ventraal-mediaal
CAPSULAIR PATROON LPP CPP
Exo > abductie > endo • 60° abductie Maximale
• 60° flexie abductie/exorotatie
• 30° exorotatie
INSPECTIE
SCHOUDERS
• Schouder iets lager dan T1
• Beide schouders even hoog (variatie mogelijk)
• Schouder-neklijn symmetrisch
• Clavicula loopt van caudio-mediaal naar cranio-lateraal
1
,SCAPULA
• Scapula tussen T2-T7
• Angulus superior ter hoogte van T2-T3
• Angulus inferior ter hoogte van T7-T10 (veel variatie)
• Volledig tegen thorax
• Mediale rand parallel met wervelkolom, 3 vingers
verwijderd van proc. spinosi
• Spina scapula ter hoogte van T3-T4
• 30° naar anterieur geroteerd
• Spina scapula van caudo-mediaal naar cranio-lateraal
• Angulus inferior meet lateraal dan angulus superior
(lichte opwaartse rotatie)
- Tilting = prominentie angulus inferior (anterieure tilt, tipping), prominenter tijdens
bewegingen
- Winging = prominente margo medialis (endorotatie), prominenter tijdens bewegingen
- Mediorotatie = angulus inferior meer naar mediaal dan angulus superior (neerwaartse
rotatie)
- Depressie = scapula lager (clavicula horizontaal)
- Abductie = margo medialis >3 vinger van proc. spinosi
- Adductie = margo medialis <3 vingers van proc. spinosi
HUMERUS
• Positie caput humeri: 1/3 anterieur van acromion
• Rotatiestand
ACTIEF BEWEEGLIJKHEIDSONDERZOEK
LOKAAL-ANATOMISCH
- Flexie • Range of motion
- Extensie • Pijn
- Abductie (horizontaal) • Coördinatie
- Adductie (horizontaal) • Compensaties
- Endorotatie (functioneel) • Bereidheid tot bewegen
- Exorotatie (functioneel)
Bijkomend: overdruk, herhaalde bewegingen, weerstand, …
2
,Scapulohumeraal ritme = de verhouding tussen de beweging van de humerus en de
beweging van de scapula → meestal 2:1 (120° glenohumeraal – 60° scapulothoracaal)
- In een eindstandige flexie/abductie positie → margo medialis maakt een hoek van 60°
of angulus inferior midaxillair
- Gedurende eerste 60° anteflexie en 30° abductie gebeurt de beweging voornamelijk
glenohumeraal en is scapula gestabiliseerd (setting phase)
- Vanaf 80-90° flexie zou scapula moeten eleveren en opwaarts roteren
FUNCTIONELE DEMO
- Functionele demo = meest pijnlijke, gevreesde en vermeide beweging
- Bevragen wat de meest provocatieve beweging is → van deze beweging een
functionele demo vragen
- Als je een lokaal-anatomisch onderzoek doet, kan het zijn dat er geen problemen te
zien zijn
- Als de klacht pas optreedt na 3 min werpen, dan moet de patiënt dit dus eerst 3 min
doen
PASSIEF BEWEEGLIJKHEIDSONDERZOEK • Pijn
• Range of motion
A-FYSIOLOGISCH • Trajectweerstand
• Eindgevoel
TRACTIE
• Patiënt in ruglig aan op de rand van de tafel
• Één hand omvat humerus langs mediaal zo proximaal
mogelijk
• Andere hand omvat de scapula en fixeert op de tafel
(bij meer specifieke posities arm van P omvatten)
• Tractie naar lateraal, ventraal en craniaal
TRANSLATIE
LATERAAL, VENTRAAL, CAUDAAL
• Richting abductie
• Patiënt in ruglig op de rand van de tafel
• Één hand op humerus langs craniaal, net lateraal van
acromion
• Andere hand omvat de arm en brengt LPP of specifieke
abductie in
• Elleboog in de richting van de translatie houden (bij het
oor van de patiënt)
• Translatie naar lateraal, ventraal en caudaal
Geen gordel nodig want de tafel fixeert de scapula → doordat je eerst door de slack gaat, ga
je scapula in depressie duwen
3
, LATERAAL, DORSAAL
• Richting endorotatie
• Patiënt in ruglig op de rand van de tafel (tafel laag)
• Tussen lichaam en arm van de patiënt gaan staan
(goed laterale component kunnen inbrengen)
• Één hand op humerus
• Andere hand omvat de arm en brengt LPP op
specifieke endorotatie in (meer eindstandig door hand
achter de rug te steken)
• Translatie naar lateraal, dorsaal
MEDIAAL, VENTRAAL
• Richting exorotatie
• Patiënt in zit
• Kussen tussen de arm en het lichaam om de arm in
voorpositie te brengen
• Één hand scapula fixeren via anterieur (met vingers)
• Andere hand op caput humerus via posterieur
• Translatie naar mediaal, ventraal
Niet in buiklig, want dit is veel te eindstandig en belastend
ROL EN GLIJ MOBILISATIES
- Glijden = translatie bewegingen
- Gelijktijdig een rol beweging uitvoeren → handen moeten in harmonie met elkaar
samenwerken (snelheid van de rol = snelheid van de glide)
- Hoe eindstandiger → hoe trager en kleiner de beweging
- Mobiliteit verbeteren
Nuttiger dan zuivere translatie
Indien er veel pijn is kan je een tractie doen, maar ook dit combineren met een
snelle kleine rol beweging graad 1
ABDUCTIE
• Patiënt in ruglig
• Één hand op caput humeri → glide naar lateraal,
ventraal en caudaal
• Andere hand in de oksel → rol naar craniaal
• Patiënt in zijlig (niet overhellen naar rug of buik)
• Fixatie door de patiënt zelf door hand in de oksel
• Één hand vlak op caput humeri → glide naar lateraal,
ventraal en caudaal
• Andere hand houdt de arm vast met een pistoolgreep
(wijsvinger op de voorarm) → rol naar craniaal
4