Didactiek 1 SMV Alyssa Vansteenbrugge
- Observeren bij de kleuters, hen eerst zelfstandig laten werken en niet meteen ingrijpen
- Ik speel mee met de kleuters en imiteer hen
- Ik verwoord hun handelingen
- Ik stel open vragen en lok daarmee reactie uit bij de kleuters
Didactiek 1 SMV
1. Op zoek naar goed kleuteronderwijs
1.1. Het Kleuteronderwijs
In Vlaanderen is er een voorlopige consensus over wat ‘goed kleuteronderwijs’ is.
In de praktijk vinden we heel wat verschillende visies die uitmonden in
verschillende aanpakken die kunnen verschillen van school tot school en van klas
tot klas: onder de noemer kleuteronderwijs kan men een veelheid aan ideeën en
werkwijzen terugvinden. De gebruikte werkwijzen verschillen enorm. Wat men bij
kleuters kan en moet nastreven, is voor sommige kleuterleid(st)ers duidelijk en voor
anderen niet. De verantwoordingen van de zaken die men met kleuters doet, lopen
erg uit elkaar. Het beeld dat kleuterleid(st)ers van zichzelf hebben, verschilt al
evenzeer. De accenten die her en der gelegd worden, zijn in een aantal gevallen,
tegengesteld aan elkaar. Er zijn verschillen op vlak van omgang, leiding nemen en
organiseren, klasinrichting, materiaalaanbod, houding t.o.v. collega’s, doorlichting,
visie, lerarenopleiding… Alle vlakken! Maar men mag gelukkig vaststellen dat andere
kleuterleid(st)ers erg professioneel werk leveren. Over het algemeen heeft het
Vlaams kleuteronderwijs een goede naam.
Voorbeelden van die verschillen: hele dag vrij spelen of gestructureerde werkjes,
volledige vrijheid of 1 x vrije keuze in spel per dag, werken in groepjes of nooit
werken in groepen…
Waarom nood aan een referentiekader?: zodat kleuterleid(st)ers voor zichzelf
kunnen uitmaken waarom ze een bepaalde methode kiezen en hier ook
onderbouwde info over kunnen terugvinden. Wanneer er een referentiekader is rond
bepaalde methodes kan er meer gestreefd worden naar goed onderwijs. De essentie
van goed kleuteronderwijs wordt dan duidelijk gemaakt. Zo komt er misschien een
duidelijker beeld van wat ‘goed kleuteronderwijs’ inhoudt.
1.2. Didactiek van het kleuteronderwijs
Definitie didactiek: = de theorie van het leren onderwijzen
Didactiek kleuteronderwijs: de leer over de wijze waarop de kleuterleid(st)er hulp
kan bieden bij het ontwikkelingsproces van kleuters
Didactiek een denkkader: didactiek is geen voorgeschreven vaststaand
receptenboek. Het biedt een denkkader bestaande uit didactische kapstokken die
opgebouwd zijn o.b.v. generaties ervaringen. Men moet zelf leren omgaan met
verschillende visies en zo op langere termijn zelf bepalen wat jij belangrijk vindt.
1
,Didactiek 1 SMV Alyssa Vansteenbrugge
1.3. Het model van didactisch handelen
hoe didactisch handelen? model
2. Start van het didactisch handelen: het kind, de
context, de doelen
De start van het didactisch handelen: (volgens ZILL), je gaat als leerkracht vanuit een
focus werken waarop je aanbod en aanpak afstemt.
De focus: is het resultaat van een beslissingsproces met 3 centrale vragen:
o Wat zijn de onderwijsbehoeften van de leerling(en)?
o Wat biedt en vraagt de context?
o In welke mate realiseren we het leerplan?
2.1. Focus op de beginsituatie
2 invullingen van beginsituatie:
o Beginsituatie van de kinderen
o De context als beginsituatie
2.1.1. Een kindgerichte onderwijsvisie
Kindgerichte onderwijsvisie: het is belangrijk om voldoende tijd te nemen om
gegevens van de beginsituatie te analyseren. Rekening houdend met wat de kinderen
al kennen en kunnen, met wat je hen motiveert en stimuleert. Daarop moet je
verderbouwen. Als je observeert, kan je de ontwikkeling max. ondersteunen. Het is
gemakkelijker om een thema of activiteit te kiezen. Het stelt de leerkracht in staat
om concrete doelen te bepalen waarrond hij ontwikkelingskansen wil creëren.
2.2.2. De beginsituatie m.b.t. de doelgroep
Waarom is grondige verkenning van de beginsituatie van de kleuter belangrijk?
o Groepsgerichte focus: 3 elementen
Belevingswereld van de kinderen
2
,Didactiek 1 SMV Alyssa Vansteenbrugge
Het is belangrijk om de interesses en belangstelling van kleuters te
kennen.
Aanvangsniveau van de klasgroep
Het niveau van de kinderen op verschillende ontwikkelingsdomeinen
kennen. Niet alle kinderen zijn gelijk, soms grote onderlinge verschillen.
Aanvangsniveau en voorkennis bepalen is belangrijk om in te schatten wat
de zone van naaste ontwikkeling is. De activiteit, aanbod moet uitdagen
om net dat stapje verder te gaan. Dit is de zone van de naaste
ontwikkeling.
Info i.v.m. het leef- en leerklimaat van de klas
Wie zijn de medekleuters? Wat is het klasklimaat? Hoe is de groepssfeer?
We schrijven dit in het voorbereidingssjabloon: beschrijven de recente
ervaringen ban kleuters: wat ze kennen, kunnen, ervaren hebben i.v.m. het
onderwerp die jij zal aanbrengen. Geef info over het aanvangsniveau van de
kleuters.
o Individugerichte focus:
De interesses van kleuters kunnen sterk uiteenlopen. Meestal is er geen
uniforme beginsituatie, maar een gedifferentieerde beginsituatie. Kinderen
kunnen ook qua ontwikkeling sterk verschillen.
Gedifferentieerde beginsituatie: naast het aanvangsniveau en de
interesses voor de groep ook rekening houden met de specifieke
beginsituatie van enkele kleuters.
Je noteert in het kader ‘individugerichte focus’ waar je het best rekening
mee houdt, relevante info over individuele kleuters. Je vermeld de initialen.
2.1.3. De beginsituatie van de context
Er zijn ook elementen van de klas- en schoolsituatie waarmee we best rekening
houden. Het gaat om relevante klasgewoonten, info over schoolomgeving en
schooluitrusting.
Relevante factoren binnen de klascontext:
o Grootte van de klasruimte
o Aantal kleuters
o Aanwezig materiaal
o Ligging, verlichting, versiering, temperatuur
o Gewoontes van de klas
Relevante factoren binnen de schoolcontext:
o Omgeving rond de school
o Financiële toestand van de omgeving
Aanknopingspunten vanuit de actualiteit
Je noteert dit op het voorbereidingssjabloon bij ‘Beginsituatie m.b.t. de context’.
3
, Didactiek 1 SMV Alyssa Vansteenbrugge
2.1.4. De beginsituatie achterhalen
Methodes om beginsituatie te achterhalen:
o Meespelen en spreken met de kleuters geeft een beeld van de interesses en
niveau v.h. kind op verschillende ontwikkelvelden
o Observatie: gericht kijken en luisteren naar de kinderen om een zo objectief
mogelijk beeld te verwerven.
o Diagnostische toetsen: specifieke leermoeilijkheden kunnen achterhaald
worden. Vooral gebruikt om bij leerzwakke kinderen te bepalen waat het fout
loopt.
2.1.5. Flexibel omgaan met de beginsituatie
Actuele beginsituatie: Wat op het moment van de start van de activiteit interessant
is voor de kleuters. Kan anders zijn dat wat er gisteren interessant was door een
gebeurtenis in de buurt, de actualiteit, door een spel…
Verwachte beginsituatie: de beginsituatie die de leerkracht verwacht om op in te
kunnen spelen.
Dynamische beginsituatie: de beginsituatie is niet statisch, de leerkracht moet niet
alleen vooraf vaststellen hoe ver de kleuter in de ontwikkeling staat, ook tijdens de
activiteiten bepaalt de lkrt steeds de beginsituatie. Door goed te observeren kan de
leerkracht verder werken.
2.1.6. Waarom is de focus op de beginsituatie zo belangrijk?
Verband beginsituatie en zone van naaste ontwikkeling: De leerkracht moet kijken
naar wat een kind kan leren en niet enkel naar wat het nu al kan. De zone van naaste
ontwikkeling is datgene wat een kind nog net niet kan, maar met enige stimuleren
en/of hulp van anderen wel. De actuele beginsituatiebepaling of de zone van de
actuele ontw heeft een grote waarde voor een gericht onderwijsaanbod. Door
beginsituatie in kaart te brengen kan men het activiteiten- en materialenaanbod
afstemmen aan de behoefte van individuele kleuters waardoor een beredeneerd
aanbod ontstaat, dat wordt afgestemd op de doorgaande lijnen binnen de school. Zo
kan men gedifferentieerd begeleiden. Er moet wel een overbrugbare kloof zijn tussen
de doelen van een activiteit en de beginsituatie. De doelen moeten haalbaar zijn. De
eindsituatie van elk ontwikkelings- of leerproces is op zijn beurt een beginsituatie van
het volgende ontwikkelings- of leerproces. Er moeten dan nieuwe doelen
geformuleerd worden.
2.2. Focus op doelen
2.2.1. De functie van doelen
Doelstelling:
o = een nieuw of veranderd gedrag dat men wenst na te streven bij de kleuter
via activiteiten of onderwijsarrangementen. Is iets wat we nastreven.
o Concrete doelen werden opgesteld door de overheid en de koepels
Functie van doelen: Het ontwikkelen van: kennis (zaken weten), inzicht (zaken
begrijpen en verbanden leggen), vaardigheden (kunnen toepassen) of attitudes
(zonder nadenken kunnen toepassen en integreren).
4