Een constructie moet voldoen aan:
• Sterkte
• Stijfheid
• Stabiliteit
Stabiliteit kan verkregen worden door:
• Inklemmingen bij funderingen
• Momentvaste knopen
• Verstijven wanden of vloeren tot schijven
• Aanbrengen diagonalen
Er worden 3 groepen van eisen onderscheiden aan een scheidende functie:
• Gebruikseisen van de te scheiden ruimte en beoogde flexibiliteit daarvan
• Wettelijke eisen ten aanzien van:
o Geluidsisolatie
o Brandwerendheid
• Eisen ten aanzien van:
o Warmte-isolerende eigenschappen
o Vochtregulerende eigenschappen
Twee soorten geluidsbelasting van binnenuit:
• Luchtgeluid
o Te geringe massa van wand of vloer
o Geluidlekken door kleine openingen in en vooral langs scheidingsconstructies
o Flankerende geluidsoverdracht om zware scheidingsconstructies heen door
het in trilling brengen van bijvoorbeeld relatief lichte spuien of
binnenspouwbladen
• Contactgeluid
Materiaalkunde H1
Onderscheid bouwmaterialen en bouwstoffen:
• Bouwmaterialen kunnen nog een bewerking ondergaan zonder de functionele
bedoeling te verliezen waarvoor ze gemaakt zijn
• Bouwstoffen zijn de basisstoffen waaruit de bouwmaterialen zijn gevormd
• Bouwproduct: bestaat uit bouwmaterialen en/of bouwstoffen. Het heeft een
(fabrieksmatige) vorm gekregen
Materialen hebben meerdere eigenschappen:
• Opbouw, structuur en chemie van bouwmaterialen
• Mechanische eigenschappen
o Sterkte: de weerstand tegen breuk. Sterkte wordt aangegeven met de
spanning waarbij het materiaal breekt. Als grens van belasten wordt de
waarde van de toelaatbare spanning aangehouden. Dat is de sterktewaarde
van een materiaal gedeeld door een veiligheidscoëfficiënt. We onderscheiden:
▪ Treksterkte
▪ Druksterkte
▪ Buigsterkte
▪ Schuifsterkte
o Vervorming door mechanische belasting
, ▪ Spanning en stijfheid
• Relaxatie: de afname in de loop der tijd van een oorspronkelijk
in een materiaal gebrachte spanning
• Spanning (σ) bij trek en druk: de op het materiaal werkende
kracht (F) gedeeld door het belaste oppervlak (A) → σ = F/A
• Bij buiging geldt: σ = M/W. Hierbij stelt M het uitwendige
moment voor en W het weerstandsmoment van het op buiging
belaste constructieonderdeel
• Rek/vormverandering (ε): verlenging Δl/l
• Wet van Hooke: als de uitrekking evenredig is met de
optredende spanning. De wet luidt: σ / ε = E of σ = E * ε. Een
hoge E betekent dat een materiaal stijf is, een lage E geeft aan
dat een materiaal slap is. De wet van Hooke geldt alleen tot
een bepaalde grootte van de daarin optredende spanning, de
evenredigheidsgrens. Boven deze grens neemt de rek sneller
toe dan de spanning.
• Net boven de evenredigheidsgrens ligt de elasticiteitsgrens.
Tot deze grens is het materiaal elastisch (het krijgt zijn
oorspronkelijke lengte weer terug)
▪ Plasticiteit: als de spanning boven de elasticiteitsgrens is gekomen en
daarna weer tot nul is teruggebracht, is bij deze materialen een
blijvende vervorming ontstaan.
▪ Viskeuze vervorming: als materiaal gaat vloeien. Dit is afhankelijk
van de opgelegde uitwendige kracht en van de temperatuur en ook
van de tijd. Een materiaal zal vervormen (vloeien) als een van de drie
genoemde invloeden aanwezig zijn. Wordt de belasting opgeheven,
dan is er blijvende vervorming ontstaan. De viscositeit geeft het
verband weer tussen de afschuifspanning in het materiaal en de
vervormingssnelheid van de ‘vloeistof’. Bij viskeuze materialen wordt
van een stijfheidsmodulus gesproken.
▪ Kruip: in de tijd toenemende vervorming van een vast materiaal indien
het aan een gelijkblijvende belasting wordt onderworpen. De
eigenschap die bij kruip nauw aansluit is de langeduursterkte. Daarbij
treedt in een materiaal de hoogste spanning op waarbij de kruip tevens
tot stilstand is gekomen.
▪ Vermoeiing: de vermoeiingssterkte bij belastingswisselingen is altijd
lager dan de materiaalsterkte die wordt vastgesteld bij kortdurende
belastingsproeven.
• Thermische vormveranderingen
o Lineaire uitzettingscoëfficiënt: de lengteverandering van een materiaal per
meter en per Kelvin
• Vormveranderingen door vocht
• Homogeniteit en isotropie
o Homogeen: op iedere plaats een gelijkmatige samenstelling
o Isotroop: in alle richtingen gelijke eigenschappen
• Volumieke massa: verband tussen massa en volume, ook wel dichtheid
• Warmtegeleiding → Weerstandswaarde (R) = dikte (d) / warmtegeleidingscoëfficiënt
(λ)
• Poriëngehalte
o Hoe meer poriën, hoe lager de sterkte
o Warmte-isolatie: hoe meer poriën, des te beter de isolatie
o Waterdichtheid: hoe minder poriën, hoe waterdichter
o Weerstand tegen aantasting: hoe minder poriën, hoe minder kans op
aantasting
, o Vorstbestandheid
o Volumieke massa: hoe meer poriën, des te lichter het materiaal
o Bufferwerking
o Wateropzuiging: hoe fijner de poriën, des te meer water kan er opgenomen
worden
o Geluidsabsorptie
• Gedrag bij hoge temperatuur (brand)
o Brandwerendheid: de tijd gedurende welke het in stand blijft bij een bepaalde
verhitting
o Ontvlambaarheid: het al dan niet zelfstandig doorbranden na aanraking met
een warmtebron
o Vlamoverslagintensiteit: de bijdrage die een materiaal levert tot
vlamoverslag ten gevolge van warmteophoging aan het oppervlak van het
brandbare materiaal. Maatstaf voor de ontvlambaarheid.
o Brandoverslag door straling: de nadruk ligt op veilige afstanden tussen
gevelopeningen van gebouwen.
o Vlamuitbreiding: de snelheid waarmee vlammen zich over materialen
voortplanten.
o Bijdrage tot brandvoortplanting: het zich uitbreiden van een brand in een
ruimte.
o Zelfdovendheid: het niet laten branden van het materiaal
• Duurzaamheid: een materiaal is duurzaam als aan alle denkbare belastingen goede
weerstand kan worden geboden in een economisch nuttig tijdsbestek.
o Chemische belasting:
▪ Intern: verontreiniging van aanmaakwater in beton
▪ Extern: zure regen en zuur grondwater op beton
o Fysische belasting:
▪ Intern: spanningen ten gevolge van temperatuurwisselingen en
wisselingen in vochtgehalte
▪ Extern: vorst, brand, zonnewarmte, afkoeling door regen
o Biologische belastingen: insecten, zwammen, bacteriën
o Mechanische belastingen:
▪ Intern: eigen gewicht, nuttige belasting
▪ Extern: zettingen ondergrond, aardbeving, wind
Milieubeleid overheid en duurzaam bouwen
• NMP (Nationaal Milieubeleidsplan) en NMP+ vormen samen het milieubeleid.
• Het milieuprofiel omvat onder andere broeikaseffect en verzuring.
• Er worden 5 milieumaten onderkend: grondstoffen, energie, emissie, hinder en afval.
Grootheden en afhankelijkheid
• Grootheden hangen vaak af van de onstaanswijze
• Grootheden zijn altijd afhankelijk van:
o De omringende temperatuur
o De spanning in het materiaalsysteem
o Het vochtgehalte van het materiaal
• De effecten van temperatuur, kracht en vochtgehalte om het materiaalgedrag zijn
niet onafhankelijk van elkaar
• Alle grootheden zijn tijdsafhankelijk
• Alle grootheden zijn dimensieafhankelijk
• De grootheden zullen met de tijd veranderen als gevolg van invloeden van het
milieu
• Materiaalkeuze wordt ook bepaald door aandachtsgebieden in de maatschappij,
zoals gezondheidssector of milieusector.
In een materiaal moet voldoende samenhang aanwezig zijn. Dat kan worden verkregen
door:
• Afkoeling vanuit een gesmolten toestand
• Vorming uit oplossing
• Vorming uit enkelvoudige verbindingen
De gebruikswaarde is gebaseerd op gefundeerde materiaalkeuzes. Hierbij spelen de
volgende aspecten een belangrijke rol:
• Bepaalde vormgeving is alleen bereikbaar met geschikte materialen
• Eisen: mechanische eigenschappen (sterkte/stijfheid), thermische isolatie,
vochtwering, lichtaspecten, geluidwering, brandveiligheid, kleur, winderking.
• Plaatselijke omstandigheden en economische factoren
• Grote diversiteit van de eigenschappen
• Mogelijkheid materialen te combineren
• Levensduur van de materialen moet gelijk zijn aan gebruiksduur van de
constructie
• Kostenplaatje moet zo laag mogelijk zijn
• Materiaalkeuze afstemmen op: mogelijkheden ontwerp, technologische
mogelijkheden bouwplaats, oppervlaktestructuur gehele bouwwerk
• Toekomstige functiewijziging bouwwerk koppelen aan het materiaalpakket met
behouw van eigenschappen
• Optimale onderhoudsstrategie
• Baseren op specifieke onderzoeks- en keuringseisen
Normen hebben betrekking op:
• Benamingen, symbolen, eenheden en tekenwijzen
• Meetmethoden, onderzoekings- en beproevingsmethoden
• Maten
• Uitvoering en kwaliteit: duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en
milieu
• Meting en controle van veiligheid, gezondheid en milieu
In het Bouwbesluit staan voorschriften op het gebied van:
• Veiligheid
• Gezondheid
• Bruikbaarheid
• Energiezuinigheid
Bouwdeel: een op de bouwplaats vervaardigd onderdeel van een bouwwerk met
functieomschrijving.
Product: fabrieksmatig vervaardigd element met daarbij nauwkeurig omschreven
eigenschappen.
Voor bouwdelen kan een producent een attest verkrijgen (geen KOMO keurmerk). Voor
een product kan een producent een certificaat verkrijgen (wel een KOMO keurmerk).
KOMO keurmerk: een garantie voor kwaliteit voor opdrachtgevers, bestekschrijvers,
architecten en ingenieurs.
,Classificatiesysteem SfB: ordening van informatie over bouwwerken en de omgeving via
een indeling in elementen, constructies en productiemiddelen:
• Elementen: bouwdelen met overeenkomstige functie. Bijvoorbeeld onderbouw
(funderingen), afbouw (wandopeningen), installaties (communicatie, beveiliging) en
terrein (opstal, omheining)
• Constructies: gedefinieerd vanuit ontwerpen of uitvoering. Voorbeelden zijn heiwerk,
betonwerk, metselwerk
• Productiemiddelen: beoogt ordening in grondstoffen. Voorbeelden zijn natuursteen,
niet gebakken kunststeen, metalen.
STABU-Standaard: onderdeel van de STABU-Systematiek (besteksystematiek voor de
woning- en utiliteitsbouw). Bevat teksten met betrekking tot beproeving van bouwmaterialen.
Met betrekking tot bouwmaterialen wordt aangegeven:
• Begrip: onderscheid in klassen en typen van bouwmaterialen
• Bouwmaterialen: adequate maatregelen treffen om kwaliteitsverlies, verontreiniging
en beschadiging te voorkomen.
, Les 2: Hout
Draagstructuur H5.1 t/m 5.4
Categorieën toepassingen hout in bouw:
• Houten balklagen, begane grond- en verdiepingsvloer, (platte) daken
• Geprefabriceerde houten wanden en vloeren voor houtskeletbouw
• Houtconstructies voor utilitaire laabouw
Algemene materiaaleigenschappen:
• Massa en vochtgehalte: voor vurenhout +/- 550 kg/m3
• Krimpen en zwellen: krimp is sterk afhankelijk van vezelrichting. In tangentiële
richting is krimp het grootst, in radiale richting ongeveer de helft. In vezelrichting
(lengte) krimp zeer gering
• Bescherming tegen vocht: hout moet beschermd worden tegen vocht, vooral op
kopse einden. Maatregelen die genomen kunnen worden:
o Gebouwniveau: toepassen overstekken en andere afdekconstructies en
loshouden van maaiveld
o Elementniveau: aanbrengen waterkerende en dampremmende lagen
o Elementdeelniveau: afdekken vooral kopse kanten en vermijden capillaire
opzuiging
• Mechanische eigenschappen: in vezelrichting is hout veel sterker dan loodrecht
daarop. Het splijt makkelijk en is loodrecht op vezelrichting gemakkelijk indrukbaar.
o Buigsterkte is maatgevend
o Hoe lager het vochtgehalte, hoe sterker het hout
o Temperatuursveranderingen bijna geen effect op sterkte
o Grote natuurlijke variatie
• Kwaliteits- en sterkteklasse
• Brandveiligheid:
o Brandbaarheid: hout is brandbaar
o Bezwijken bij brand: gunstiger dan staal, omdat verkolen van het oppervlak
verdere aantasting afremt
• Geluidsisolatie: niet gunstig
o Luchtgeluid: door geringe massa nadelig
o Contactgeluid: de holle constructie van vloer werkt als klankkast
• Constructieve eigenschappen:
o Relatief laag gewicht, gunstig voor eigen belasting constructie
o Lagere trek- en druksterkte ten opzichte van staal en beton, dus hogere
constructiehoogten
o Beperkte overspanning van balklagen: tot max 6 meter in traditionele
balklagen
o Bijna onbeperkte overspanning in speciale houtconstructies: met
gelamineerde liggers tot wel 100 meter of meer
o Relatief ongevoelig voor thermische uitzetting
• Duurzaamheid:
o Sterk afhankelijk van het onderhoud: sommige houtsoorten vragen een
vergaande beschermende behandeling
o Gevaar voor rotting door condensvorming en lekkage
o Geringe milieubelasting
o Ook voor binnenmilieu aangenaam bouwmateriaal
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rosaliehirdes. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.