Deel 1: Psychologie als wetenschap
Mensenkennis ≠ psychologie
Door studies heb je niet noodzakelijk ook meer mensenkennis, Mensenkennis is vaak subjectief, waardegeladen en
cultuurgebonden.
Verschil → wetenschappelijkheid van de psychologie
Gemeenschappelijkheid → interesse in het menselijk gedrag en hoe dat ontstaat
Een definitie van psychologie
Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en de onderliggende processen
Criteria: Wat maakt psychologie tot een wetenschap?
● Gegevens moeten objectief waarneembaar zijn; bevindingen zijn onafhankelijk van de onderzoeker die ze
waarneemt. Iedereen zou tot dezelfde bevindingen komen als dezelfde onderzoeksmethode gebruikt wordt.
Bevindingen mogen niet het resultaat zijn van een toevallige observatie. Ze moeten het resultaat zijn van
systematische observatie; wetenschapper heeft de observatiemethode op voorhand vastgelegd en
beschreven waardoor hij of iemand anders die observatie kan herhalen.
Uitspraken moeten éénduidig zijn: vastgelegde feiten moeten zo worden uitgelegd, dat andere verklaringen
voor hetzelfde verband worden uitgesloten.
Wetenschappelijke methode
wordt gebruikt om aan die criteria te voldoen.
5 stappen om een psychologische theorie te toetsen (volgens Zimbardo)
Stap 1: het ontwikkelen van een hypothese
■ Een vooronderstelling over hoe 1 of meerdere factoren zich tegenover elkaar verhouden;
men start met het formuleren van het verband dat men vermoedt tussen variabelen
● Hoe vaker studenten de les bijwonen (factor 1), hoe hoger hun slaagkans (factor 2)
○ Stap 2: een verband onderzoeken in een gecontroleerd experiment
■ In een gecontroleerd experiment wordt onderscheid gemaakt tussen de onafhankelijke en
afhankelijke variabelen. Variabelen zijn feiten die variëren afhankelijk van een aantal
condities. De condities die men gaat manipuleren zijn de onafhankelijke variabelen.
● Onafhankelijke variabele: groep studenten die nooit naar de les komt, groep studenten die altijd naar
de les komt, groep studenten die tussen 1 en 5 lessen volgen
● Afhankelijke variabele: het aantal geslaagden van elke groep
○ Stap 3: verzamelen van de onderzoeksresultaten op een objectieve manier
■ Wetenschapper moet vermijden dat zijn observatie zo subjectief is dat hij enkel die
resultaten opmerkt die zijn hypothese bevestigen.
Om objectief te zijn, laat ik iemand van het studentensecretariaat aanduiden welke student
aanwezig was. Die persoon heeft geen belang bij het beïnvloeden van gegevens, en kan duidelijk
waarnemen welke student aanwezig is, dus kans op objectieve gegevensverzameling is groot.
● Minder objectief zou zijn als ik op het einde van het jaar vroeg aan elke student hoeveel lessen hij heeft
bijgewoond → kleine kans dat student dat zich nauwkeurig kan herinneren en eerlijk wil toegeven =
gegevensverzameling loopt dan niet objectief
○ Stap 4: analyse van de gegevens
■ Nagaan of de verzamelde data de hypothese bevestigd of tegenspreekt adhv statische
methodes
Berekening van hoeveel studenten van elke groep geslaagd zijn na 1 examenkans, na 2
examenkansen, 3 of 4. De statistische methode zal uitwijzen of mijn hypothese bevestigd wordt.
Zullen de groepen die meer lessen hebben bijgewoond minder examenkansen nodig hebben om te
slagen?
○ Stap 5 : bekendmaken en bediscussiëren van de resultaten
■ Representativiteit: is de betrokken groep van het onderzoek een goede
vertegenwoordiging van de hele groep waarover een uitspraak wordt gedaan.
, Stel dat ik mijn experiment alleen in groep A uitvoer en niet bij groep B en C. Zitten er in groep A
evenveel vrouwen en mannen als in de andere groepen, zitten er in groep A verhoudingsgewijs
evenveel intelligente personen, evenveel gemotiveerde personen,...
■ Significantie: is de mate waarin de onafhankelijke de afhankelijke variabele beïnvloedt
wel voldoende? Is het verband niet te verklaren door toeval?
Stel dat er in de groep die alle lessen volgt slechts 1 persoon meer geslaagd is dan in de groep die geen
les volgt = verschil is erg klein om betekenisvol te zijn, dus niet significant genoeg
■ Betrouwbaar: bekom je dezelfde resultaten als je het onderzoek op dezelfde manier maar
later of bij een andere steekproef herhaalt.
Krijg ik dezelfde resultaten als ik het experiment doe bij groep B? Krijg ik hetzelfde resultaat als ik het
experiment herhaal in een volgend academiejaar? Krijg ik hetzelfde resultaat als ik het experiment
herhaal in een school in Brussel?
■ Validiteit: heb je de begrippen wel goed vertaald in je experiment? Zijn de begrippen uit
de theorie wel echt gemeten? Test meet wat ze beweert te meten
2 belangrijke begrippen in dit experiment; slaagkans en les bijwonen. Heeft de student de les wel
bijgewoond als ik laat aantekenen of de student fysiek aanwezig was? Heb je de les ook bijgewoond
als je zat te praten, te sms'en, te dromen,... Ben je geslaagd als je 50% behaalt? Ben je even geslaagd
als je 80% behaalt?
Doelstellingen van de psychologie
↪ Heeft te maken met doel dat verschillend is voor de theoretische en toegepaste psychologie
Theoretische psychologie; wetenschappelijke werkwijze is belangrijk want het heeft als doel algemene
uitspraken of wetmatigheden over gedragingen te formuleren, heeft 3 doelstellingen
Beschrijven: voor onderzoeker vragen kan beantwoorden moet hij de fenomenen nauwkeurig
omschrijven
Verklaren: oorzaken van verschijnselen verklaren
Voorspellen: als de oorzaak van het fenomeen gekend is, weet psycholoog dat de gevolgen zich
zullen herhalen als de oorzaak nog eens optreedt. Door uniciteit zijn waterdichte voorspellingen
uitgesloten.
Toegepaste psychologie; men wil vooral het gedrag gaan beïnvloeden
Een definitie van gedrag
Gedrag is een zinvolle reactie op een zinvolle stimulus.
s: stimulus r: fysiologische
Onderscheid betekenisloze en zinvolle stimulus en reactie
Organisme
Onderscheid tussen betekenisloze stimulus en zinvolle stimulus → betekenis die de persoon heeft gegeven aan de stimulus
● Er is veel wind (betekenisloos, zinloos)
● Ik vind veel wind onaangenaam (betekenisvol, zinvol)
○ ‘de zonS:brandt
zinvolle
te felstimulus
op mijn huid’ R: zinvolle reactie
■ Stimulus betekenisloos: ‘veel zon’
■ betekenisvol: ‘de zon brandt te fel op mijn huid’
Onderscheid tussen fysiologische reactie en zinvolle reactie of een reactie die de persoon bewust of onbewust heeft
● Ik krijg kippenvel van de sensatie van de wind op mijn huid (fysiologische reactie)
● Ik blijf niet stilstaan in die wind, ik wandel naar een aangenamere plek (zinvolle reactie)
■ Reactie betekenisloos / fysiologisch: ‘zweten, huid warmt op
■ betekenisvolle reactie: zonnecrème smeren, schaduw opzoeken
Onderscheid objectief waarneembaar en interpretatie
, Betekenisverlening gebeurt bewust of onbewust, via interne processen. Niet zomaar waarneembaar, interpreteren of meer
informatie bekomen, bijvoorbeeld door te bevragen.
Stimulus en fysiologische reactie zijn objectief waarneembaar (niet altijd met het blote oog; een snelle hartslag kun je meten
maar moeilijk waarnemen)
Bij interpretatie of meer informatie krijgen gaan we na welke interne processen een stimulus omzetten in een zinvolle situatie en
dan leidt tot een zinvolle reactie, vaak weten we onvoldoende waarop we die interpretatie baseren.
● Ik vertel een straf verhaal aan mijn gezin. Ik zie mijn zus rillen. Ik ga ervan uit dat mijn verhaal wel erg spannend moet zijn dat het zo’n
reactie uitlokt. Dan zie ik haar weggaan. Als ik haar wat later vraag of alles wel in orde is, blijkt ze gewoon weg gegaan te zijn omdat ze
het veel te koud vond waar we stonden.
Wat zijn interne processen
Alles wat zich in het donkere kadertje bevindt kunnen we niet zomaar waarnemen, dat zijn de belangrijkste interne processen
die maken dat een stimulus een zinvolle reactie wordt en dat er een zinvolle reactie volgt.
Ze zijn moeilijk waarneembaar, dit noemen we de validiteit vraag; één van de redenen waarom dezelfde zaken zo vaak
onderzocht moeten worden omdat resultaten zelden hetzelfde zijn.
● Hoe maak je bijvoorbeeld een begrip als depressie meetbaar? Is het voldoende als iemand zegt dat die depressief is, zijn er fysische
processen in het lichaam die dat meetbaar maken, kan een arts die diagnose stellen?
Wanneer nemen we dan iets voor “waar” aan?
Convergerende evidentie: hoe meer de verschillende onderzoeksresultaten in dezelfde richting wijzen, hoe dichter we
bij de waarheid denken te komen.
Correlatie onderzoek??
2: Korte geschiedenis van de psychologie
De vroege psychologie
Structuralisme
Structuralisten gingen op zoek naar de bouwstenen, de structuur van de menselijke psyche. De wetenschap evolueert doordat
niet iedereen het eens is met deze zoektocht naar de bouwstenen, telkens er een ontdekking gedaan wordt, zijn er critici die
deze in vraag stellen en een alternatieve theorie voorstellen.
Functionalisme
De stroming die met de vraag “hoe het bewustzijn ons zou kunnen helpen om de problemen van alledag beter te kunnen
hanteren” kwam werd het functionalisme genoemd.
beide visies zijn terug te vinden in de hedendaagse psychologie en streven naar meer inzicht in de menselijke psyche
Verschillende invalshoeken
● De biologische invalshoek
Deze psychologen gaan op zoek naar de rol van erfelijkheid, het zenuwstelsel en het endocriene stelsel in ons
gedrag.
● De evolutionaire invalshoek
Deze psychologen zoeken verklaring van ons gedrag in wat we overerven van onze grootouders en vooral
waarom dat gedrag toen en nu nuttig was. Populair omwille van hun eenvoudige verklaringen,
wetenschappelijke grond is vaak bedenkelijk
● De cognitieve invalshoek
Hoe we onze ervaringen interpreteren is een belangrijke schakel in de verklaring van ons gedrag, belang van
interpretatie vinden we terug in de cognitivistische visie.
Cognitieve psychologen zoeken naar de mentale processen die ons gedrag beïnvloeden.
● De psychodynamische invalshoek
De menselijke geest wordt gestuurd door onze energie die zich doorheen onze psyche begeeft; verdrongen
herinneringen, traumata, verborgen agressie, onderdrukte seksuele verlangens veroorzaken sterke impulsen
die ons vanuit het onbewuste regeren. Slaap is de weg naar dit onbewuste. Sterk invloed gehad op het
ontstaan van de psychotherapie of gesprekstherapie
● De humanistische invalshoek
Tegenhanger van psychodynamische theorie en wetenschappelijke denken met nadruk op de vrije wil
3: Hedendaagse psychologie