Elise Laeven MAR1
Bedrijfsbeheer
1 Praktische informatie
2 Geschiedenis, definitie, output, doel en juridisch kader
2.1 Wat is boekhouden?
Boekhouden = Het registreren van alle bedrijfsactiviteiten die een impact hebben op de financiële
staten van de onderneming, zijnde de balans, de resultaatrekening, de toelichting. → geld.
• Voorbeelden van bedrijfsactiviteiten:
- Aankopen van goederen/diensten, …
- Verkopen van goederen/diensten, …
- Investeringen in machines, gebouwen, …
- Betaling van facturen, …
- Betalen van lonen, …
Rekeninguittreksel = een bewijs van betaling.
2.2 Belangrijke “output” van de boekhouding
De jaarrekening = Een belangrijk eindproduct van de boekhouding.
• Kenmerken:
- Geeft een getrouw beeld van het vermogen, de financiële positie en het resultaat/
- Toont 2 opeenvolgende jaren (voor te kunnen vergelijken)
- Wordt periodiek opgemaakt (per boekjaar) → kan op elk moment van het jaar (één
jaar lang), niet verplicht van 1 januari X t.e.m. 31 december X.
• Onderdelen:
- Balans
- Resultatenrekening
- Resultaatverwerking
- Toelichting
→ Geen sociale balans (= heeft alles te maken met het personeel van een bedrijf) →
nu een apart document.
2.3 Doel van boekhouden
1. Als informatiebron voor het management: d.w.z.
- Het resultaat (winst/verlies) te analyseren.
- Evolutie in het vermogen te bekijken.
→ Beslissingen nemen a.d.h.v. deze analyse.
2. Als informatiebron voor derden: d.w.z.
- Verantwoording afleggen aan:
o Investeerders
o Banken/ kredietversterkers
o Personeel
3. Als informatiebron voor de overheid: d.w.z.
- Wettelijke aangiften = Belastingen, Belasting op Toegevoegde Waarde, Rijksdienst
voor Sociale Zekerheid, aanvraag voor subsidies, … → betalen aan de overheid.
4. Als informatiebron voor een marketingstudent: d.w.z. → extra
- Controle van boekhouding bij het opstarten van een bedrijf.
- Solliciteren → om te zien naar goede vooruitzichten.
- Investeren/ beleggen van spaargeld.
- Lening(en) aangaan.
2.4 Het juridisch kader
Belgische wetgeving:
• De wet 17 juli 1975:
- De grondbeginselen van de boekhoudreglementering.
→ Alle ondernemingen moeten zich hieraan houden:
o Natuurlijke personen
o Handelsvennootschappen
1
,Elise Laeven MAR1
• KB 12 september 1983:
- Bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel.
• KB 30 januari 2001:
- Uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen.
• KB 18 december 2015:
- Omzetting Europese boekhoudrichtlijn en aanpassing.
2.5 De onderneming
2.5.1 Verschillende vormen
• Natuurlijk persoon:
- Zaakvoerder = eigenaar van het bedrijf.
- Voordelen:
o Oprichting: Geen minimumkapitaal, geen bankattest, geen vereist financieel
plan, geen oprichtingsakte.
o Beheer: Beslissingsmacht en bestuur berusten bij 1 persoon.
o Formaliteiten: Minder administratieve en boekhoudkundige verplichtingen.
o Kenmerken: Onafhankelijkheid, flexibiliteit, snelheid van beslissingen.
- Nadelen:
o Financiële risico’s: Geen scheiding tussen het privé- en bedrijfsvermogen,
onbeperkte aansprakelijkheid.
o Investeringen: De ondernemer moet zijn investeringen zelf financieren.
o Bestaansduur: Overlijden/ ziekte van de ondernemer-eigenaar kan het einde
betekenen van de onderneming.
o Fiscaal statuur: Minder aantrekkelijk.
• Rechtspersoon/ vennootschap:
- Aandeelhouders = eigenaar van het bedrijf → benoemen het management die
instaat voor het dagelijks bestuur.
- Voordelen:
o Beperkte financiële risico’s: Voor bepaalde vennootschappen (nv, bvba, …)
met duidelijke scheiding tussen privé- en bedrijfsvermogen is de
aansprakelijkheid voor vennoten beperkt tot hun inbreng.
o Investeringen: Verschillende personen kunnen middelen samenbrengen.
o Bestaansduur: Het wegvallen van een bestuurder of vennoot betekent veelal
niet noodzakelijk het einde van de vennootschap.
o Fiscaal statuut: Voordeliger dan zelfstandige.
- Nadelen:
o Oprichtingsformaliteiten: Minimumkapitaal, bankattest, financieel plan,
authentieke akte, …
o Formaliteiten: Meer administratieve en boekhoudkundige verplichtingen dan
de eenmanszaak.
2.5.2 Financiering
Met een financiering koopt een onderneming bezittingen (gebouwen, meubilair, software, voorraden,
…) om handel te kunnen voeren met als doel ‘winst maken’.
• 3 bronnen van financiering:
- Inbreng van aandeelhouders (kapitaal)
- Leningen → schulden (bv. Banken)
- Overgedragen winst.
2
, Elise Laeven MAR1
2.5.3 Belanghebbenden
3 Basisprincipes van dubbel boekhouden
3.1 De balans
Balans = Een in geld uitgedrukt overzicht van het vermogen op een bepaald moment vanuit een
dubbel standpunt. → momentopname “foto”
• Actief = Wat doet men met deze middelen?
• Passief = Waar komen de middelen vandaan?
KBO = Kruispunt Bank voor Onderneming
BU = Bank Uittreksel
AF = Aankoop Factuur
VF = Verkoop Factuur
• Vaste activa:
- Immateriële VA = octrooi, …
- Materiële VA = auto’s, …
- Financiële VA = aandelen, …
• Vreemd vermogen:
- Schulden op LT = Leningen > 1 jaar.
- Schulden op KT = Leningen < 1 jaar.
3