Samenvatting Deeltentamen 1 Perceptie en Bewustzijn
6 vues 0 fois vendu
Cours
Perceptie en bewustzijn
Établissement
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Deze samenvatting gaat over het eerste deel van perceptie en bewustzijn, dat gericht is op de sensorische en somatosensorische systemen en er is een nadruk op het visuele systeem en de manier waarop we dingen kunnen waarnemen.
Samenvatting van perceptie tot bewustzijn deeltentamen 1
HC 1 – Sensorische systemen
- Sensorische systemen
- Halen prikkels van buiten/uit het lichaam, prikkels worden door receptorcellen in
zintuigen opgevangen, waarna ze worden doorgestuurd naar het centrale
zenuwstelsel voor verdere verwerking.
- Zorgen voor een link tussen ons lichaam en de omgeving.
- Verwerking van sensorische informatie om een reactie op de stimuli uit de omgeving
op te wekken.
- Sensatie = gewaarwording van prikkels; perceptie = interpretatie van informatie.
- Geen harde scheiding tussen de twee, maar een gradiënt.
- Algemene principe van het sensorische systeem
1. Stimulus/prikkel
- Geluid, licht, smaak, reukstoffen en aanraking.
2. Zintuigen met sensorische receptorcellen
- Sensorische receptorcellen zijn energiefilters.
- Receptorcellen zijn gespecialiseerde cellen die de omgeving monitoren op
prikkels en deze informatie doorgeven naar het centrale zenuwstelsel.
- Verschillende soorten: fotoreceptoren (zicht), chemoreceptoren (reuk en
smaak) en mechanoreceptoren (tast en gehoor).
- Iedere soort reageert alleen op zijn specifieke stimulus.
3. Transductie
- Receptorcellen in het perifere zenuwstelsel (PNS) zetten prikkels om in
elektrochemisch signaal, door een verandering van de permeabiliteit voor
ionen van het receptormembraan, waardoor het potentiaalverschil over het
membraan verandert.
- Verschillende receptorcellen hebben verschillende transductiemethoden.
4. Transmissie: sensorische zenuw vervoert actiepotentiaal naar centrale
zenuwstelsel (CNS)
- Twee manieren:
1. De stimulus veroorzaakt depolarisatie direct op het afferente neuron,
oftewel de receptorcel werkt ook als afferent neuron (vaak met een
specialisatie aan het uiteinde).
2. Een aparte receptorcel is verbonden met aan afferent neuron,
communicatie tussen de twee cellen gaat via neurotransmitters. De stimulus
veroorzaakt depolarisatie in de receptorcel, welke neurotransmitter afgeeft aan
het afferente neuron waardoor die ook depolariseert.
- De zenuwbanen in het PNS kruisen naar de andere kant van het lichaam als
ze het CNS binnenkomen. Dit heet decussatie.
- Stimuli van rechterkant van het lichaam worden in linkerhersenhelft
verwerkt.
5. Perceptie: verwerking van gewaarwording tot waarneming in de hersenen
- In de hersenen zijn functionele mappen aanwezig in het auditief,
somatosensorisch en visueel systeem. Dit betekent dat er op specifieke
plekken in het brein stimuli gerepresenteerd worden.
- Bijvoorbeeld in het auditieve centrum worden bepaalde frequenties op
specifieke plekken verwerkt.
- Verwerking heeft een bepaald model:
- Het oude model is een simpele variant van het verloop.
, 6. Actie
- Verwerking van informatie
- Niet in één neuron, maar een netwerk van neuronen.
- Gemiddeld neuron ontvangt 10.000 synaptische inputs.
- Integratie van informatie gebeurt in het postsynaptisch neuron. Hier worden alle
EPSP’s (exciterend) en IPSP’s (inhiberend) gecombineerd.
- Temporele integratie = in de tijd, zelfde pre-synaptische neuron vuurt twee
keer achter elkaar, waardoor een actiepotentiaal in post-synaptische cel
ontstaat.
- Spatiele integratie = in de ruimte, twee (of meer) presynaptische neuronen
vuren dicht bij elkaar, waardoor ze elkaar signaal versterken en een
actiepotentiaal ontstaat.
= EPSP-IPSP cancellation = eerst komt een EPSP aan, dan een IPSP,
waardoor ze elkaar opheffen en er geen post-synaptische respons is.
- Excitatoire neuronale circuits
- De meeste projecties tussen verschillende hersengebieden zijn excitatoir.
- Feedforward excitation (seriële verwerking): informatie wordt van het ene neuron
naar het volgende neuron doorgegeven.
, - Veelvoorkomend in sensorische systemen.
- Convergence (convergentie): meerdere presynaptische neuronen projecteren op
hetzelfde postsynaptische neuron.
- Verschillende patronen van presynaptische activiteit kunnen hetzelfde effect
hebben op de postsynaptische output.
- Divergence (divergentie): informatie van één neuron/klein aantal neuronen wordt
naar meerdere neuronen/groot aantal neuronen gestuurd.
- Zorgt voor verspreiding van dezelfde informatie over meerdere plekken.
- Parallelle verwerking: verschillende (groepen) neuronen verwerken dezelfde
informatie op hetzelfde tijdstip.
- Gaat altijd divergentie aan vooraf.
- Verschillende responsen kunnen op hetzelfde moment plaatsvinden als
reactie op dezelfde informatie.
- Bijv.: als je met je voet op iets scherps stapt, til je je voet op, verplaats
je je gewicht en roep je ‘au’.
- Feedback/recurrent excitation (reverberatie): positieve terugkoppeling langs een
keten van neuronen, zodanig dat zij actief blijven nadat ze gestimuleerd zijn.
- Blijft bestaan tot er een inhiberende stimulus komt of tot er synaptische
vermoeidheid optreedt.
- Inhibitoire neuronale circuits
- Inhibitie speelt vooral lokaal een rol door middel van GABA-erge interneuronen.
- Feedback inhibitory circuit: axonbundels van een exciterend neuron exciteren een
inhibitoir interneuron, welke op zijn beurt een inhibitoire input geeft aan het
voorafgaande presynaptisch exciterende neuron.
- Negatieve terugkoppelingsysteem.
- Mechanisme voor remming.
- Feedforward inhibitory circuit: axonen van excitatoire neurone exciteren excitatoire
neurone en GABA-erge interneuronen. Deze laatste remmen op hun beurt weer
verderop liggende excitatoire neuronen.
- Lateral inhibition: prikkeling van een zenuwcel leidt tot onderdrukking of inhibitie van
een naastliggende zenuwcel.
- Voornamelijk bedoeld om de laterale verspreiding van de signalen te
blokkeren en de mate van contrast te verhogen.
- Bijvoorbeeld in tactiele stimulatie van de huid en center-surround
onderscheiding in visueel systeem.
- Codering van informatie
- De stimulus wordt in het zenuwstelsel gerepresenteerd met actiepotentialen.
Verschillende stimuli worden onderscheiden door vier dingen:
1. Modaliteit – wat voor soort stimulus?
- Gebaseerd op welke receptorcellen er geactiveerd worden, aangezien
receptorcellen maar één bepaalde stimulus (bijv. licht of geluid) kunnen
omzetten in potentialen.
- De modaliteit ligt vast in de route tussen het zintuig en CNS: labeled line.
- Submodaliteiten: bijv. binnen visueel systeem, welke kleur?
2. Locatie – waar is de stimulus?
- Receptoren zijn topografisch verdeeld in een zintuig en een bepaalde
stimulus zal alleen een bepaalde set receptorcellen activeren en dit geeft
informatie over waar de stimulus zich bevindt en hoe groot deze is.
- Een receptorcel is het meest gevoelig voor een stimulus in een specifiek
gebied: receptief veld. Binnen dit gebied zullen alleen deze receptorcellen
, actiepotentialen genereren.
3. Timing – wanneer is de stimulus?
- Codering van de aanvang en de beëindiging van de stimulus.
- Adaptatie: aanpassen van de vuurfrequentie gedurende de tijd dat de
stimulus aanwezig is.
4. Intensiteit van de stimulus
- Niveau van activiteit wordt uitgedrukt in het aantal actiepotentialen per
seconde (oftewel de frequentie).
- Bijv. somatosensorisch: lichte druk = lage frequentie, grote druk = hoge
frequentie.
- Bij lichte druk zijn er ook minder receptoren geactiveerd dan bij grote
druk.
- Perceptie bestuderen en meten
- Kan gedaan worden via laesie experimenten in proefdieren, klinische studies met
laesie patiënten, fysiologische experimenten (meten in een neuron), imaging
(neuronactivatie meten) en psychofysica.
- Psychofysica meet het verband tussen de intensiteit van een fysische prikkel en de
grootte van de bijbehorende psychologische gewaarwording.
- Stimulus-respons relatie: presenteer een stimulus en vraag naar de respons
van de proefpersoon.
- In de psychofysica zijn drempels aanwezig: grenzen tussen het waarneembare en
het niet-waarneembare.
- Stimuli onder de drempel lokken geen respons uit in het sensorische
systeem; stimuli boven de drempel leiden tot een bewuste ervaring.
- Er bestaan twee soorten drempels:
1. Absolute drempel: de minimum hoeveelheid fysische energie die nodig is om tot
een sensorische ervaring te leiden.
- Hoe wordt de absolute drempel gemeten?
- Drempel is gebaseerd op statistiek: als de stimulus in 50% van de
metingen wordt opgemerkt (en bij de andere 50% dus niet wordt
waargenomen) dan is dat het punt waar de drempel ligt.
- Testen met populatie of herhaalde meting bij 1 proefpersoon.
2. Verschildrempel/’just noticeable difference’: het kleinste fysische verschil tussen
twee stimuli dat nog opgemerkt wordt.
- Voorbeeld met gewicht: wanneer je een flesje frisdrank aan een lichte tas
toevoegt, merk je dat de tas zwaarder wordt. Als je ditzelfde flesje toevoegt
aan een zware tas, merk je niet/nauwelijks een verschil in gewicht.
- Drempel is dus afhankelijk van begingewicht.
- Wet van Weber: de verschildrempel is proportioneel met de grootte van de
stimulus. Hoe groter de initiële stimulus, hoe groter de verandering moet zijn
om die te kunnen waarnemen.
- Signaaldetectietheorie (snap ik niet helemaal???)
- Een interessante stimulus (signaal) onderscheiden van oninteressante stimuli (ruis).
- Het detecteren van het signaal is afhankelijk van de stimulus, de ruis, de ervaring
van de proefpersoon, verwachting en fysiologische staat (bijv. vermoeidheid).
- Theorie: er zijn twee abstracte werelden, één waarin slechts ruist bestaat en één
waarin er naast ruis ook signaal bestaat.
- Doel: gevoeligheid (of prestatie) bepalen onafhankelijk van criterium, en andersom.
- Sommige proefpersonen zeggen pas ‘ja’ als ze heel erg zeker zijn en kunnen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur evafolkers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,50. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.