DISTRIBUTIE
HOOFDSTUK 21: ONGELIJKHEID EN HERVERDELING DISTRIBUTIE
Inhoud:
1. Beoordeling van ongelijkheid
2. Hoe ongelijkheid meten?
3. Armoede
4. Herverdelingsbeleid
1: BEOORDELING VAN ONGELIJKHEID
GELIJKHEID EN RECHTVAARDIGHEID
- Spelen belangrijke rol in het maatschappelijke debat, vele voorbeelden
o Gelijk loon voor gelijk werk (de loonkloof tussen man en vrouw)
o Debat over migratie en rechten van vluchtelingen
o LGBTIQ...
= redenen waarom mensen onderling verschillen → hoe omgaan met al deze verschillen?
- Onrechtvaardigheid is een belangrijke drijfveer voor menselijk handelen
o Zeer oude ideeën (bv. religieuze boeken gaan vaak over (on)recht(vaardidheid))
→ deze ideeën gaan vandaag nog steeds mee
Conclusie: wat we moeten realiseren is aan ene kant een economie die allocatief efficiënt werkt (eerste hoofdstukken), maar
daarnaast moet er ook veel aandacht zijn voor gelijkheid en rechtvaardigheid → zorgt voor gelijke kansen en toegang voor
iedereen tot een goed leven
PARETOGRENS
Vergelijk b en d:
→ onderscheid allocatie en distributie:
Allocatief Niets over b of d te zeggen, je kan ze niet
vergelijken omdat ze beide op de
paretogrens liggen
Distributief Bertel: zeer rijk
Stijn: zeer arm
→ niet rechtvaardig
→ beweging van d naar b = allocatief
efficiënt, maar ook rechtvaardig/eerlijk
verdeeld
Kaldor-Hicks compensatie criterium: een verbetering voor de
samenleving is een situatie/verandering waar degene die voordeel
haalt in principe degene die nadeel haalt kan compenseren
→ als de ene 3 vooruitgaat en de andere 2 achteruit is dat beter => winnaar kan verliezer compenseren
→ toegepast op grafiek: door d een lijn trekken: rechts van lijn is wat beter is voor samenleving dus punt b zou volgens
Kaldor Hicks beter zijn Ex ante Ingrijpen in ongelijkheid VOORDAT de markt werkt
→ Overheid kan ex ante en ex post herverdelen Vb. subsidie -> iedereen toegang tot onderwijs
om ongelijkheid te verminderen: Ex post Ingrijpen in ongelijkheid NADAT de markt werkt
Vb. belastingen -> hoger inkomen = meer belastingen
Groene pijl: punr d = allocatief efficiënt, punt b = niet allocatief efficiënt, maar wel gelijker verdeeld
Economie
→ afruil: B 2024
hoeveel allocatieve efficiëntie opgeven voor gelijkheid? = maatschappelijke uitdaging 87
,WAAROM AANDACHT VOOR ONGELIJKHEID?
4 redenen voor aandacht voor ongelijkheid:
1. Rawls / the veil of ignorance
o Verzekeringsargument
o Risico-aversie => herverdeling
Risico-avers = we nemen liever iets zeker dan iets onzeker, we houden van zekerheid
=> mensen weten niet waarin ze gaan geboren worden dus ze kiezen voor zekerheid
Welke samenleving zou je willen
Land A: 50% €1.000, 50% €9.000
als je je positie nog niet kent,
Land B: 50% €4.000, 50% €6.000
vooraleer je geboren wordt?
Vb. mensen gaan eerder gaan kiezen voor land B omdat dit eerlijker verdeeld is dan land A
→ als ze voor land A zouden kiezen hebben ze 50% kans om in armoede te belanden, daarom spelen ze
‘safe’ en gaan ze voor land B (=risico-aversie)
2. Maatschappelijke voorkeur voor gelijkere (inkomens)verdeling = reden waarom overheid de maatschappij
herverdeelt: we geven de voorkeur aan gelijkheid en gelijke kansen
o Bevrediging van normen over gelijkheid
o Individuen moeten gelijk behandeld worden
3. Gelijkheid en allocatie gaan hand in hand
o Armoede en uitsluiting kunnen leiden tot criminaliteit, minder allocatieve efficiëntie
o Ongelijkere landen groeien trager
▪ Ongelijkheid remt economische ontwikkeling
▪ Armen hebben minder toegang tot opleiding, leningen,… (menselijk kap)
▪ Leidt tot lagere economische groei
Vb. land met heel grote ongelijkheid zal te maken krijgen met veel criminaliteit zoals diefstal waardoor er meer
moet worden besteed aan alarminstallaties, politie…
→ Vanuit macro-economie: verspilling van talent en beschikbare economische capaciteiten
→ ongelijkheid kan tot problemen leiden, deze problemen leiden tot kosten = allocatief minder efficiënt
→ gelijkheid = allocatief efficiënter
4. Ongelijkheid => ’elite’ hebben controle over leven van ‘anderen’
→ grote ongelijkheid kan leiden tot elite, als die elite steeds rijker wordt, krijgen ze steeds meer macht over
anderen in de samenleving
Vb. grote baas van een bedrijf bepaalt het leven van anderen: bepalen wie werk heeft, hoeveel jobs, wie ontslaan…
➔ je kan alleen een goede samenleving organiseren waarin iedereen kan stemmen dus dit argument kan leiden tot
politiek deficit/probleem
Economie B 2024 88
,AANTAL PRINCIPES VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN
Strict egalitarian Wat er ook gebeurt, zoveel mogelijk gelijke verdeling behouden
Choice egalitarian Beloning voor keuze die mensen maken (vb. hard werken of niet hard werken), compensatie voor
alles wat geen keuze is (vb. geslacht, etniciteit, sociale achtergrond, talent)
Meritocratisch Beloning voor de eigen talenten en inzet, compensatie voor etniciteit, geslacht, sociale
achtergrond…
Libertair Beloning voor wat het individu realiseert, compensatie voor niets
→ rechtser standpunt, geen idee over gelijkheid
→ verantwoordelijk voor keuzes, voorkeuren, wat je controleert?
→ waar leg je grens tussen inspanningen (verantwoordelijkheid) en omstandigheden (niet-verantwoordelijkheid)?
AANDACHT VOOR MECHANISMEN → STEL: EEN EXPERIMENT
- 2 spelers moeten ringen gooien naar een paaltje. Per juiste worp 1 euro opbrengst
→ 3 mogelijke verschillen:
o Spelers krijgen: grote ring of kleine ring (willekeurig)
o Spelers kiezen: 5 minuten of 10 minuten ringen gooien (eigen keuze)
o De ene gooit accurater dan de andere (aantal keer juist gooien per minuut = talent)
▪ Speler A heeft gooit 3 keer beter (zonder training) dan speler B:
• Met grote ring: A: 30 keer B: 10 keer
• Met kleine ring: A: 6 keer B: 2 keer
- Dat leidt tot een totale som in euro: Q = Q1 + Q2
- Vraag: hoe Q verdelen over de spelers?
➔ inspanningen (‘waarvoor mag je beloond worden?’) en omstandigheden (‘waarvoor compenseer je’) zorgen voor
verschillen
VOORBEELD 1
- Voorbeeld 1: samen 170 punten
o A met talent: grote ring, kiest 5 minuten, 5 * 30 = 150
o B zonder talent: kleine ring, kiest 10 minuten 10 * 2 = 20
- Verdeling van de 170?
o Gelijk: elk 85 (strict egalitarian)
o Enkel keuze bepaalt uitkomst (choice egalitarian)
▪ B werkt dubbel zo veel dus moet het dubbele krijgen.
▪ A krijgt 1/3 van 170 = 57 B krijgt 2/3 van 170 = 113
o Keuze en talent bepalen uitkomst (niet: ringgrootte) (meritocratie)
▪ Stel A had kleine ring, dan had hij 30 gehaald
• Hypothetisch: A : kleine ring, 5 minuten, 5 * 6 = 30
• B zonder talent: kleine ring, 10 minuten, 10 * 2 = 20
▪ A krijgt 3/5 van 170 = 102 B krijgt 2/5 van 170 = 68
o Iedereen krijgt wat hij realiseert: A 150, B 20 (libertair)
Economie B 2024 89
,VOORBEELD 2
- Voorbeeld 2: samen 310 punten
o A: grote ring, kiest 10 minuten, 10 * 30 = 300
o B: kleine ring, kiest 5 minuten, 5 * 2 = 10
- Verdeling van de 310?
o Gelijk: elk 155 (strict egalitarian)
o Enkel keuze bepaalt uitkomst (choice egalitarian)
▪ A werkt dubbel zo veel dus moet het dubbele krijgen.
▪ A krijgt 2/3 dus 206, B krijgt 1/3 dus 104
o Keuze en talent bepalen uitkomst (meritocratie)
▪ Hypothetisch: Stel A had kleine ring, dan had hij 60 gehaald, dus 6/7 van totaal
▪ A krijgt 6/7 dus 266, B krijgt 1/7 dus 44
o Iedereen krijgt wat hij realiseert: A 300, B 10 (libertair)
STUDIE ONDERZOEK
(Cappelen et al. (2014))
→ toont aan hoeveel procent van de mensen stemt voor welk
systeem van gelijkheid van kansen
→ 1e, 2e en 3e jaar studenten
→ mensen hebben verschillende ideeën en we moeten dus zorgen
voor een samenleving die aan verschillende ideeën over
rechtvaardigheid voldoet
STEL: EEN WERKJE VOOR EEN VAK
- 2 studenten werken samen aan een werkje
o De ene heeft een computer uit 2024, de andere uit 1995
o Ze beslissen hoe hard ze werken: 5 uur of 10 uur per dag
o Er zijn productiviteitsverschillen
▪ Student A produceert 3 keer meer per uur dan B
▪ Met nieuwe computer : A: 3 punten / uur B: 1 punt / uur
▪ Met oude computer : A: 0.6 punten / uur B: 0.2 punten / uur
- Dat leidt tot een totale score op het werkje
- Vraag: hoe die score verdelen over de studenten?
o Elk gelijk?
o Meer punten voor wie?
o (hoe meet je inspanning?)
Economie B 2024 90
,DISCRIMINATIE
- Wanneer is een verschil tussen mensen discriminatie?
o Discriminiatie op de arbeidsmarkt = Discriminatie wanneer mensen die even productief zijn, ongelijk
behandeld worden op basis van een kenmerk waar geen rekening mag mee gehouden worden (leeftijd,
seksuele gaardheid, geslacht...)
o Ook op huurmarkt, toerisme, onderwijs...
- Twee leidende theorieën
1. Smaakdiscriminatie (taste-based discrimination)
→ mensen interageren niet graag met mensen met een bepaald kenmerk (ouderen, mensen met andere
seksuele geaardheid, mensen met migratie-achtergrond...)
2. Statistische discriminatie
→ discriminatie gebaseerd op gemiddelde kenmerken van de groep waartoe iemand behoort
= mensen behandelen, niet op basis van kenmerken/productiviteit van individu zelf, maar wel alsof die lid
uitmaakt van een groep die gemiddeld over een bepaald kenmerk beschikt
Vb. geen vrouwen aanwerven want die zijn gemiddeld vaker afwezig bij zwangerschap of door zorg voor
kinderen
Vb. marokkaan komt soliciteren, maar je neemt die niet aan omdat marokkanen gemiddeld vaker afwezig
zijn op het werk
SMAAKDISCRIMINATIE (BECKER)
‘Taste based discrimination’
→ linker grafiek discrimineert – rechter grafiek discrimineert niet
- Effect 1: loonverschil: vrouwen worden bij A niet aangenomen waardoor ze allemaal solliciteren bij B
→ A: aanbod verschuift naar links = daling (minder vrouwen)
→ B: aanbod verschuift naar rechts = stijging (meer vrouwen)
= LOONVERSCHIL: alle mannen die bij A werken verdienen meer dan vrouwen bij B
Stel: bedrijven zitten in zelfde sector, geen productiviteitsverschillen tussen mannen en vrouwen
=> tot wat zal dit leiden als die bedrijven in concurrentie staan met elkaar? SEGREGATIE
Bedrijf A betaalt hoge lonen aan de mannen, bedrijf B betaalt lage lonen aan de vrouwen => links alleen maar mannen,
rechts alleen maar vrouwen (geen enkele man wil in B werken waar lonen lager liggen)
MAAR: bij competitie tussen de bedrijven kan zoiets niet lang bestaan omdat het ene bedrijf duurder zal zijn dan het andere
→ de markt zal smaakdiscriminatie wegwerken bij competitie op de markt
→ aanbodcurven gaan terugschuiven en de evenwichten komen terug zoals oorspronkelijke situatie
Economie B 2024 91
,DISCRIMINATIE: VB LOONKLOOF TUSSEN MANNEN EN VROUWEN
- The unadjusted gender pay gap is defined as the difference between the average Dalende trend (in B)
gross hourly earnings of men and women expressed as a percentage of the - Institutionalisering
average gross hourly earnings of men. van loonzetting
- Jongere versus
oudere werknemers
- Gemiddeld 5.0% verschil in België (2021)
o Dalende trend Adjustment?
o Lager dan europees gemiddelde (12-13%) - Sectoren
Vb. man – vrouw, belg – niet-belg… - Type jobs
Grotere kloof in privesector dan in publieke sector - Opleidingsniveau, menselijk
kapitaal, tenure, anciënniteit
- Groter bij - ‘compensating wage differentials’
o Oudere werknemers
Loonkloof België uurloon maandloon jaarloon
o Privésector
Instituut voor mannen en 8% 21%
vrouwen
OESO 3.3%
GENDER PAY GAP EU
IN FUNCTIE VAN LEEFTIJD
Economie B 2024 92
,WAGE PENALTY FOR MOTHERS
→ ‘child penalty’
→ verantwoordelijkheid? Keuze?
PAY GAP GEBASEERD OP OPLEIDINGSNIVEAU, ERVARING (TENURE), SECTOR EN LEEFTIJD
→ unexplained gap = discriminatie
Positieve cijfers = vrouwen verdienen minder dan
mannen
Negatieve cijfers = vrouwen verdienen meer dan
mannen
→ 65-plussers = eerder statistisch probleem in termen
van data beschikbaarheid
SMAAKDISCRIMINATIE
- Discriminerende werkgever:
o Smaakdiscriminatie kan bestaan, maar “concurrentie werkt ongelijkheid weg”
- Belangrijke vraag: waarom is er dan nog steeds een onverklaard deel in bvb de ‘gender pay gap’?
o Is er wel voldoende concurrentie in de productmarkten?
o Voorkeuren (vb. hebben vrouwen andere voorkeuren dan mannen en daardoor bv slecht betaalde
jobs kiezen)
▪ Type sector (zorg...), combinatie gezin werk
▪ Wat bepaalt die voorkeuren? ...
- Statistische discriminatie?
Economie B 2024 93
,STATISTISCHE DISCRIMINATIE
ACTUALITEIT
→ onderzoek gebaseerd op krijgen van kinderen:
“Wat is het effect op mannen en vrouwen wanneer ze
ouders worden?”
Resultaat: employment impact
→ weinig impact op loon man
→ veel impact op loon vrouw
Doel: beleidsmaatregelen om deze dingen te
beperken
STATISTISCHE DISCRIMINATIE
- Discriminatie zonder vooroordeel
o Keuze gebaseerd op observeerbaar kenmerk door gebrek aan informatie
▪ « Ik weet dat een bepaalde groep gemiddeld minder aanwezig is op het werk, of het werk tijdelijk
zal verlaten » (voetballers (blessures) of jonge vrouwen (zwangerschap))
▪ Risico-aversie bij werkgever
= de werkgever wil zekerheid en kiest dus het veilige in plaats van het onveilige
o Dit kan de kans op aanwerving/promotie verminderen
MAAR
o Is dikwijls een rationalisering van vooroordelen (« stereotypen »)
o Voorbeeld: Effectieve beschikbaarheid van werknemers is complex fenomeen
o Wetgeving grijpt hier dikwijls in en verbiedt de discriminatie
ARGUMENTEN PRO ONGELIJKHEID
Twee standaard argumenten pro ongelijkheid:
1. ‘Ongelijkheid leidt tot extra inspanning om hoger op de ladder te komen’ => ongelijkheid leidt tot hogere
economische groei
2. ’Trickle down’ economics => ongelijkheid is niet erg want iedereen geniet van voordelen
Vb. ene groep wordt rijker, maar zij betalen armeren om te werken dus armen genieten ook van voordelen
Dit betekent: efficiëntie versus distributie… ➔ 1 van de 2 moet gekozen worden
Vanuit empirisch oogpunt… : Belang van intergenerationele inkomensmobiliteit (p92): ongelijkheid is minder erg als ze
minder doorgegeven wordt van de ene op de volgende generatie
Economie B 2024 94
,INTERGENERATIONELE INKOMENSMOBILITEIT
Intergenerationele inkomensmobiliteit = als het
inkomen van een ouder 1% boven het gemiddelde
ligt, hoeveel % is het inkomen van het kind hoger dan
het gemiddelde?
➔ “Hoeveel zitten je vader/moeder boven het
gemiddeld inkomen in België en is dat de verklarende
factor voor jouw inkomen boven/onder het
gemiddelde?”
!! Grote verschillen tussen landen
VS: jaren 1980: 0,2 => in 3 generaties werd een inkomensverschil weggewerkt, nu: 0,47…
➔ inkomenselasticiteit veel groter geworden: generationele ongelijkheid => inkomensniveau ouders zeer sterk bepalend
voor dat van de kinderen
UK: “Als je een vader/moeder hebt die 1% inkomen heeft boven het gemiddelde betekent dat dat zoon/dochter 0,50% boven
het gemiddelde zit.”
!! Opmerking 1: bij lagere landen is er sprake van een generationele ongelijkheid: de voordelen worden van generatie op
generatie doorgegeven => dit doet zich voor bij een hoger % dat wordt doorgegeven aan kinderen (vb. 0,50)
!! Opmerking 2: bij hogere landen is er sprake van een generationele gelijkheid: de voordelen worden niet van generatie op
generatie doorgegeven => dit doet zich voor bij een lager % dat wordt doorgegeven aan kinderen (vb. 0,15)
THE GREAT GATSBY CURVE
Landen die ongelijker zijn = hogere
intergenerationele inkomenselasticiteit
→ ongelijkheid niet erg als het niet op generaties
wordt doorgegeven, maar dat is wel het geval
(landen die op x-as en y-as goed scoren, maar ook
landen die op beide slecht scoren)
Economie B 2024 95
, ONGELIJKHEID VAN WAT?
- Hoe beoordeel je ‘individuele welvaart’ op basis waarvan je mensen kan vergelijken?
- 1-dimensionaal: Individueel inkomen (en geëquivaliseerd inkomen, zie equivalent inkomen)
- Multidimensioneel: Dimensies van het leven (Sen, Stiglitz, Fitoussi (2009))
1. Material living standards (inkomen)
2. Health
3. Education
“All these dimensions shape people’s
4. Personal activities including work
well-being, and yet most are overlooked
5. Political voice and governance by traditional income measures”
6. Social connections and relationships
7. Environment
8. Insecurity (economic and phyiscal)
EQUIVALENT INKOMEN
- Hoe inkomens vergelijken overheen verschillend samengestelde gezinnen?
o Vergelijk:
▪ Inkomen Y = 4000 voor alleenstaande
▪ Inkomen Y = 4000 voor gezin van drie personen
➔ ongelijkheid = 0, er is geen ongelijkheid, want inkomen Y = 4000 bij beide
➔ MAAR: gezin met €4000 is iets anders dan alleenstaande met €4000, dus niet vergelijkbaar
o Gezinnen delen goederen (extra mensen leveren schaalvoordelen op => je moet geen extra
frigo/wasmachine… kopen omdat die eerste person dat al heeft gekocht, dus je kan het delen)
▪ Een 2 keer zo groot gezin heeft niet 2 keer zo veel inkomen nodig om zelfde welvaartsniveau te
hebben
- Oplossing:
gezinsinkomen 𝑌
‘Geëquivaliseerd inkomen’: YE = => 𝑌𝐸 =
equivalentieschaal √𝑛
➔ Zegt iets over het welvaartsniveau per gezinslid
YE = quivalent inkomen
→ vertelt iets over gezinsinkomen vertaald
naar individueel niveau
Equivalentieschaal (√𝒏) = aantal equivalente
gezinsleden => hoeveel mensen maken
gebruik van het inkomen?
= hoeveel mensen zouden gebruik kunnen
maken van het goed vergeleken met een
single?
Economie B 2024 96