H1: Classificatie
1. Inleiding
Biodiversiteit is waaruit onze natuurlijke wereld bestaat. Het omvat alle soorten planten,
dieren en micro-organismen, en zelfs genetische variaties daarin. Al deze soorten werken
samen in een ecosysteem en zorgen zo voor evenwicht in de natuur.
Insecten – planten – vissen – reptielen – vogels – amfibieën – zoogdieren (groot naar
klein)
Redenen waarom biodiversiteit verlies leidt:
- Opwarming van de aarde
- Verlies van habitat (door landbouw of ontbossing)
- Dammen (= belemmeringen van de vissoorten, ze vinden hun weg niet terug voor
voortplanting)
- Vervuiling: pesticiden
- Overbevissing (nu enkel kleine vissen, geen grote)
- Stropers: illegale jagers op wild dier
LPI (living planet index) = het aantal wilde organismen in de natuur, deze meet de afname
hiervan.
Hoe geraken we wegwijs in de biodiversiteit? Door te ordenen en classificeren, dit zorgt om
meer structuur en orde in de chaos te creëren. Deze begrippen zijn meestal artificieel.
2. Classificatiemethoden
Classificeren = structureren van bepaalde informatie, organismen, structuren volgens een
bepaald model of op basis van een bepaald criterium. Classificeren is noodzakelijk om dingen
te onderzoeken.
Figuur 1
Figuur 1 is het Fauna der lijken, dit is een
manier om insecten terug te vinden op een
lijk. Hierdoor kan je vaak de tijd van overlijden
achterhalen.
2.1 Waarom classificeren?
- Opslaan van informatie onder een bepaalde naam, zoals planten bij Vinca minor
- Meedelen van informatie
- Ordenen van informatie
- Uitbreiden van informatie op basis van nieuwe inzichten
2.2 Hoe classificeren?
Door de klassieke methode = artificiële indeling
- Indeling van organismen volgens kenmerken
- Een beperkt aantal kenmerken, de zogenaamde criteria
- Organismen met gelijkaardige kenmerken horen in dezelfde groep thuis, organismen
met verschillende kenmerken in verschillende groepen
- Er ontstaat een hiërarchie
1
, - Praktisch, maar kunstmatig
Aristoteles probeerde aan de hand van figuur 2 een
systeem te maken, maar niets evolueerde, het bleef
standvastig. Zijn theorie ging dat classificatie kon
gedaan worden op basis van uiterlijke kenmerken. De
soortnaam Homo Sapiens werd opgesplitst in het
geslacht en soortbijvoegsel.
Figuur 2
Figuur 3
Door de cladistische methode = de natuurlijke indeling =
evolutionaire relaties:
- Groepen zijn een weerspiegeling van de biologische
evolutie
- Alle organismen die in de groep plaats vinden, moeten in
werkelijkheid van gemeenschappelijke voorouders
afstammen
- Meest gebruikte methode van organismen te klasseren volgens hun evolutionaire
verwantschap (= fylogenie)
- Organismen worden ingedeeld op basis van een kenmerk Figuur 4
van een gemeenschappelijke voorouder
- De evolutionaire boom noemen we ook een fylogenetische boom of cladogram (figuur
4)
3. Hiërarchie en naamgeving
3.1 Hiërarchie (classificatieniveaus of taxonomische niveaus)
Organismen kunnen op grond van overeenkomsten hiërarchisch ingedeeld worden in
onderstaande rangen. Deze gaan van algemeen naar specifiek, rangen noemen we taxa.
2
, Er zijn 8 voornaamste rangen, ze beginnen bij domein en gaan naar de soort.
- Drie domeinen: eukaryoot, archaea, bacteria
- Vier rijken: dieren, planten, schimmels, monera
- Zeven stammen
- Verdere classificaties van soorten zijn cultivar en ras.
LUCA = last universal common ancestor = laatste voorouder
3.2 Wetenschappelijke naam van een soort (= binominale namenclatuur)
Felis catus:
- Felis = genius, altijd met hoofdletter
- Catus = species, altijd kleingedrukt
- Hele naam = altijd schuingedrukt
Felis sp. = sp = als je het niet kan achterhalen
Ranunculus acris L. – L = verwijst naar de persoon die het het eerst heeft beschreven.
Indien de naam vernederlandst wordt, dan moet het met een kleine letter zoals Bacteria –
bacteriën
3.3 Wat is een soort?
Een soort is er pas als de nakomelingen vruchtbaar zijn, het gaat hier dan om een biologische
soort.
Muildier = muilpaard, is een kruising tussen een paardenmerrie en een ezelhengst.
Muilezel = jong van een ezelin en een paardenhengt
Meestal heeft een hybride meer kenmerken geërfd van de moeder, zo lijkt een muilezel meer
op een ezelin dan op een paardenhengst.
Lijger: leeuw is de man, tijger is de vrouw
3.4 Terminologie
Taxonomie = vinden, beschrijven, benoemen (nomenclatuur), indelen (classificeren)
Fylogenie = evolutionaire geschiedenis
Systematiek = overkoepelende term van taxonomie en fylogenie
4. Classificatie van de levende wezens
eukaryoot bekijkt de voedingswijze:
heterotroof of autotroof.
Geen celwand: dieren en mens
Celwand: schimmens en zwammen
= Whittacker
Woese was de eerste die biogenetische
analyses gebruikt. Hij wou specifieker
dan Whittacker zijn. Hij deelde het
classificatiesysteem op in drie
domeinen.
3