Samenvatting ontwikkelingspsychopathologie & psychopathologie &
orthopedagogiek - jaar 2 van pedagogiek
Ontwikkelingspsychopathologie (OPP) ‘Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en
jeugdigen, een inleiding’ (Hoofdstuk 1, 2, 3, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 16)
Hoofdstuk 1 Introductie
Ontwikkelingspsychopathologie; een medische discipline die zich bezighoudt met onderzoek,
diagnose en behandeling van psychische stoornissen. Omdat er zoveel verschillende
factoren een rol spelen bij het ontstaan en het beloop van psychische stoornissen, gebruikt
de OPP de inzichten van verschillende disciplines, bijvoorbeeld van klinische psychologie,
pedagogiek, kinderpsychiatrie, biologie etc.
- Baby’s: 0-2 jaar
- Peuters: 2-4 jaar
- Kleuters: 4-6 jaar
- Basisschoolleeftijd: 6-12 jaar
- Jongeren/adolescenten: 12 jaar en ouder
- Start adolescentie: pubertijd; kinderen jongeren tussen 11 en 13 jaar
Drie belangrijkste thema’s uit de ontwikkelingspsychopathologie:
1. Vroeger en nu:
Iemands gedragsmogelijkheden worden in de loop van zijn leven complexer; iemand
van 17 kan meer dan iemand van 4. Bij het veranderen en complexer worden van het
gedrag spelen niet alleen de actuele verwachtingen en eisen die aan iemand gesteld
worden een rol, maar ook iemand vroegere ervaringen. Herinneringen beïnvloeden
de waardering van bepaalde ervaringen, en ervaringen beïnvloeden herinneringen.
2. Een dynamisch gezichtspunt:
Wie ‘ontwikkeling’ benadrukt, zegt ook dat je afwijkend gedrag of een psychische
stoornis niet wel of niet hebt, maar dat je er in wisselende mate en onder
verschillende omstandigheden meer of minder last van hebt.
3. Een uniek individu met unieke ervaringen:
Verschillende factoren beïnvloeden op verschillende momenten zowel het ontstaan
als het beloop van gedrag, het gaat dan om;
A. Kindgebonden factoren, zoals genetische aanleg, sekse, leeftijd, intelligentie en
impulsbeheersing.
B. Ouder- en gezinsgeboden factoren, zoals opleiding, inkomen,
opvoedingsvaardigheden, (lichamelijke en geestelijke) gezondheid.
C. omgevingsgeboden factoren, zoals sociale netwerk (familieleden, buren, vrienden)
en maatschappelijke factoren, zoals sociale (on)gelijkheid, welvaart, onderwijs,
televisie en sociale media, normen en waarden.
Alles heeft invloed. Maar niet alles heeft bij iedereen invloed, en die invloed is niet bij
iedereen even groot. Hoe ernstig een stoornis wordt en hoe sterk een kind en/of zijn
omgeving eronder lijdt, is afhankelijk van verschillende factoren. Het gaat dan om de omvang
van de genetische invloed, de levensfase waarin kinderen iets negatiefs meemaken, de
intensiteit van die ervaringen, de mate waarin er mensen waren om hen te steunen of juist
,niet, en de (compenserende) vaardigheden die ze zelf hebben kunnen ontwikkelen om met
hun stoornis om te gaan.
4. Differentiaaldiagnose, comorbiditeit, prevalentie, jongens en meisjes, licht
verstandelijke beperking:
Differentiaaldiagnose: op welke stoornis(sen) lijkt de besproken stoornis?
Comorbiditeit: met welke andere psychische en lichamelijke stoornis(sen) of
problemen gaat de betreffende stoornis samen?
De prevalentie van de stoornis: hoe vaak komt ze voor? De verschillen in kenmerken
van de stoornissen en de prevalentie bij jongens en meisjes.
en de prevalentie, kenmerken en comorbditeit bij kinderen en jongeren met licht
verstandelijke beperking. Deze kinderen hebben een tragere cognitieve ontwikkeling
en een lage intelligentiescore (IQ tussen 50-70), en hebben problemen om zich te
voegen naar algemene (omgangs)regels en normen.
5. Culturele en maatschappelijke invloeden:
Het is een culturele afspraak welk gedrag we afwijkend vinden. Cultuur heeft op twee
manieren invloed op de psychopathologie:
A. culturele waarden en maatschappelijke omstandigheden kunnen de kans
vergroten of verkleinen dat kinderen zich op een bepaalde manier gedragen: Zo kan
een cultuur waarin de waarde dominant is dat kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor
hun eigen geluk, de kans op depressie vergroten bij kinderen die zich ongelukkig
voelen. Ook kan een bepaalde stoornis verschillend tot uiting komen in verschillende
culturen.
Cultuur niet statisch, maar veranderlijk. Onder invloed van andere (sub)culturen.
Talloze maatschappelijke omstandigheden kunnen het ontstaan of blijven
voortbestaan van psychische stoornissen beïnvloeden.
B. Culturele normen en waarden kunnen de opvattingen van volwassenen over het
gedrag van kinderen beïnvloeden, en daarmee hun psychopathologie: Zo liet
vergelijkend onderzoek tussen Amerikaanse en Thaise ouders zien dat de
Amerikanen externaliserned gedrag, zoals slechte concentratie, liegen en bedriegen,
moeilijker te verbeteren vonden dan Thaise ouders. Zij vonden juist internaliseerd
gedrag zoals verlegenheid, angst, depressiviteit een groter problemen.
6. Risico- en beschermende factoren:
Een risicofactor heeft een negatieve invloed op de (normale) ontwikkeling van een
kind, en vergroot de kans op een stoornis. Een beschermende factor doet in een
riskante situatie dit negatieve effect geheel of gedeeltelijk teniet. bij deze factoren kan
een onderscheid gemaakt worden in factoren op niveau van 1. Het kind, 2. De ouders
en/of gezin, en 3. Het sociale netwerk, de maatschappij, de cultuur en de omgeving.
Risico- en beschermende factoren kunnen op biologisch niveau liggen (genetische
aanleg en hersenen tijdens de zwangerschap) en in de omgeving. Een genetische
risicofactor leidt pas tot problematisch gedrag als er risicofactoren zijn in de omgeving
die zulk gedrag uitlokken. Beschermende factoren in de omgeving kunnen er vaak
voor zorgen dat de nadelige effecten van iets worden beperkt of dat iets niet erger
wordt.
7. Hulpverlening: preventie en behandeling:
Binnen de OPP wordt de nadruk gelegd op het vroegtijdig herkennen van
risicofactoren. Worden ze herkend, dan kan men proberen problemen en stroonissen
te voorkomen, of leren omgaan ermee.
In het kort:
, 1. Ontwikkelingspsychopathologie is een benadering die inzicht uit verschillende
wetenschappelijke disciplines en theorieën combineert en integreert
2. Psychiatrie is een medisch specialisme; ontwikkelingspsychopathologie is een
integratieve benadering
3. Kinderen (en jongeren en volwassenen) staan in de loop van hun leven voor
meerdere leeftijdgebonden ‘opgaven’. Het op een goede manier volbrengen van deze
‘opgaven’ draagt bij aan een psychische gezondheid
4. Het actuele gedrag van een kind is altijd het gevolg van vroegere ervaringen en van
eisen die de huidige situatie aan het kind stelt
5. De oorzaak van psychopathologie van een kind ligt niet per se in zijn verleden
6. Een psychische stoornis kent nooit slechts één oorzaak, en is altijd het resultaat van
een wisselwerking tussen biologische factoren en omgevingsfactoren
7. Of het gedrag van een kind adequaat is, hangt af van diens (ontwikkelings)leeftijd.
Gedrag dat op jonge leeftijd adequaat is, kan als het op latere leeftijd voorkomt, op
een stoornis wijzen
8. Elk kind is uniek, dat geld ook voor kinderen met psychische stoornissen
9. Je weet pas wat een afwijkende ontwikkeling is als je weet wat de normale,
gemiddelde ontwikkeling is. Bovendien spelen culturele opvattingen een belangrijke
rol bij het bepalen van wat we ‘normaal’ vinden
10. Gedrag vindt nooit in een vacuüm plaats, maar altijd in een sociale, culturele en
maatschappelijke omgeving die dat gedrag beïnvloedt – en andersom
Hoofdstuk 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
2.1 Inleiding
In de ontwikkelingspsychopathologie worden classificatiesystemen gebruikt om
gedragingen van kinderen te beschrijven, van elkaar te onderscheiden en in te delen in
verschillende categorieën. Op grond van theorie, praktijkervaring en kennis van
ervaringsdeskundigen kan een gespecialiseerde hulpverlener deze categorieën verbinden
met psychische stoornissen.
Heeft een hulpverlener de problemen van het kind geclassificeerd, dan is de volgende
vraag hoe die problemen zijn ontstaan.
Een andere vraag is hoeveel kinderen de stoornis hebben. op die vraag probeert
epidemiologisch onderzoek een antwoord te vinden; onderzoek naar het vóórkomen,
verspreiding van de samenhang tussen psychische en lichamelijke ziekten onder bevolking
of bevolkingsgroepen. Epidemiologen proberen ook een relatie te vinden tussen het
vóórkomen van een stoornis en specifieke factoren, door iemand naar bepaalde ervaringen
en/of gedrag te vragen. → meisjes die lijnen een grotere kans om anorexia te ontwikkelen
dan meisjes die niet lijnen.
Onderzoek naar oorzaken van een stoornis is ingewikkelder, omdat veel factoren van invloed
zijn bij ontstaan van stoornis. Dit soort onderzoek levert alleen informatie op over de groep.
Om uitspraken te kunnen doen over een individueel kind, moet je zijn unieke kenmerken en
omstandigheden in kaart brengen, dit noemen we diagnostiek, en diagnosticeren doe je in
samenspraak met het kind en zijn belangrijke opvoeders.
Zowel het classificeren → het in kaart brengen van mogelijk problematisch gedrag, als het
diagnosticeren → het proberen te begrijpen en verklaren van dat gedrag, wordt gedaan
door gespecialiseerde hulpverleners (kinderarts, psychiater, ontwikkelingspsycholoog,
orthopedagoog).
, 2.2 Classificatie
2.2.1 Definitie van classificatie
Classificatie is een persoon (of voorwerp/situatie) herkennen, er een naam aan geven,
indelen in een categorie.
Als het om mensen gaat, komen er maatschappelijke, culturele en religieuze normen en
persoonlijke opvattingen bij kijken → wanneer is het drukke gedrag van een kind zo ernstig
dat we moeten denken aan ADHD?
(Ontwikkelings)psychopathologie heeft als doel afwijkend of ‘vreemd’ gedrag goed in kaart
brengen: psychische stoornissen worden herkend, van elkaar onderscheiden en ingedeeld.
Een classificatiesysteem kan dan helpen om niet alleen onderscheid te maken tussen
symptomen, maar ook verschillen en overeenkomsten te signaleren tussen kinderen met
problemen. Met behulp van zo’n systeem kunnen hulpverleners beter begrijpen wat er met
een kind aan de hand is en hoe ze het kunnen helpen.
Op deze manier hebben artsen ontdekt dat koorts geen ziekte is, maar vóórkomt bij allerlei
soorten ziekten. Bij psychische aandoeningen is dat ingewikkelder, omdat (1) daarvoor nog
geen duidelijke biologische oorzaken gevonden zijn, en (2) maatschappelijke, culturele,
religieuze en persoonlijke opvattingen een grote rol spelen bij de beoordeling van gedrag.
In de (ontwikkelings)psychopathologie wordt onderscheid gemaakt tussen grote groepen
stoornissen, zoals gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en angststoornissen.
Binnen die groepen worden subgroepen onderscheiden.
OPP kennis is altijd gebaseerd op onderzoek onder groepen mensen, en je kunt deze kennis
daarom niet een-op-een vertalen naar één uniek kind. Om precies te weten wat er met dat
ene kind aan de hand is en welke behandeling voor dat kind het beste is, moet je preciezer
kijken.
2.2.2 Het nadeel van categorisatie
Er zijn allerlei soorten psychische stoornissen, en de mate van ernst kan binnen één soort
zeer verschillen. Toch kunnen mensen blij zijn met een psychiatrisch ‘etiket’, omdat ze begrip
en erkenning vinden voor problemen van hun kinderen. Maar zo’n etiket kan ook
stigmatiseren: kinderen en volwassenen worden nagewezen omdat zij (of hun kinderen)
een stoornis hebben. een etiket kan er ook toe leiden dat iemand zich er ten onrechte naar
gaat gedragen. En een ‘etiket plakken’ kan ervoor zorgen dat de individuele verschillen
tussen de ‘etiket dragers’ niet gezien worden. mensen worden gereduceerd tot hun stoornis,
en er wordt op een generaliserende manier over hen gesproken.
2.2.3 De DSM-5: een classificatiesysteem, geen diagnostisch handboek
De DSM is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. De Nederlandse
titel is: Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). Het
handboek is te beschouwen als een omvangrijk classificatiesysteem voor psychische
stoornissen waarmee je geen diagnoses kunt stellen, maar dat daarbij wel kan helpen. Het is
dus geen diagnostisch handboek.
De geschiedenis van de DSM
Emil Kraepelin wordt gezien als grondlegger van het moderne classificatiesysteem. Hij
maakte een indeling van psychische stoornissen die lichamelijk georiënteerd was, en
gebaseerd op psychiatrische patiënten met ernstige stoornissen.
Als reactie daarop baseerde de DSM-1 zich vooral op psychoanalytische theorieën, en
aandacht voor minder ernstige stoornissen.
Pas in 1980 → DSM-III → waarneembare kenmerken van gedrag. Vanaf dat moment gingen
hulpverleners wereldwijd dezelfde criteria gebruiken om stoornissen te categoriseren. →
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur wianneschuitvlot. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,34. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.