Inleiding
Therborn : Meaning, Mechanisms, Patterns and Forces:
An introduction
Bezorgdheden over ongelijkheid zijn vooral morel, politiek en empirisch. Maar
ongelijkheid doet ook theoretische problemen opkomen. Is het nuttig om
verschillende vormen van ongelijkheid te onderscheiden?
Gezondheidsongelijk is een centraal thema geworden in de sociale
wetenschappen. Wilkinson stelt dat socio-economische ongelijkheid effecten
heeft op de hele populatie en niet alleen de onderste lagen van de maatschappij.
Problemen rond wat we noemen ‘existentiële ongelijkheid’ krijgen aandacht in
het debat. Er zijn verschillende studies, zoals die van Bourdieu, die aandacht
hebben voor intra-etnische culturele stratificatie. De kern van sociologische
ongelijkheid wordt bepaald door studies rond intergenerationele mobiliteit, in en
door het onderwijs, en de arbeidsmarkt en klassenstructuur. Ook economen
hebben aandacht voor ongelijkheid.
Dit artikel heeft als uitgangspunt dat ongelijkheid gezien moet worden als een
pluraliteit: als ongelijkheden. We onderscheiden drie soorten ongelijkheden:
vitale, existentiële en resource ongelijkheid. Twee daarvan worden genegeerd in
de literatuur. De sociale wetenschappen zouden de mechanismen achter
ongelijkheid moeten blootleggen.
Verschillen en ongelijkheden
Mensen zijn allemaal verschillend. Wat is het onderscheid tussen verschillen en
ongelijkheid? Iedereen is verschillend, niemand is aan elkaar gelijk. Maar langs
de andere kant gelooft men dat iedereen gelijk is. ongelijkheden zijn verschillen
die we als niet juist beschouwen. Achter de perceptie van ongelijkheid zit
onrechtvaardigheid, een schending van gelijkheid. Discourses over ongelijkheid
spreken over superioriteit en inferioriteit. Het idee van gelijkheid lijkt goddelijk
maar ongelijkheid is een menselijk concept. Het is veranderbaar. Er zijn
varianten van onrechtvaardigheid: een verschil kan leiden tot een
onrechtvaardige ongelijkheid omdat:
Het is een verschil dat een schending is van gelijkheid of mensenrechten,
burgerschap, met andere woorden een schending van iets wat gelijk zou
moeten zijn: ofwel door lidmaatschap van een groep ofwel door prestaties.
Het is een groot verschil, dat de levenskansen direct (materieel) of indirect
(immaterieel) beïnvloedt.
Het gaat in de verkeerde richting, het geeft oneerlijke voordelen aan
sommigen: bijvoorbeeld zij die geboren zijn in een goed land of milieu.
Het antwoord op waarop er ongelijkheid is in de wereld is eerder moreel dan
sociologisch. Sommige verschillende condities van het leven zijn oneerlijk en niet
,juist omdat ze mensenrechten schenden, anderen zorgen voor ongelijkheid in de
kansen om deel te nemen in het sociale en culturele leven. Waarom zou een
kind in Congo niet dezelfde kansen hebben op een gezond leven dan een kind in
Zweden? In het kort is er dus ongelijkheid omdat zoveel mensen geen kans
krijgen om hun leven te leiden zoals zij dat willen.
Ongelijkheid van wat?
De algemene publieke discussie heeft het vaak over ‘inequality of opportunity
and inequality of outcome. De percepties van onrechtvaardigheid en
oneerlijkheid zijn algemeen gekend. Ongelijkheid heeft drie dimensies. Ze
refereren naar de mens als een biologisch organisme, persoon en actor.
Leven en gezondheid
Er is ongelijkheid van leven en dood. We noemen dit vitale ongelijkheid en dit
kan gemeten worden via levensverwachting, mortaliteit, ondervoeding, etc. Dat
ziekte en dood samenhangen met sociale verandering is een belangrijke
ontdekking uit de voorbije twee eeuwen. Vitale ongelijkheid is de belangrijkste
vorm van ongelijkheid maar het speelt een bescheiden rol in het publiek debat.
Er is een groot vitaal verschil dat niet gezien wordt als ongelijkheid: namelijk de
hogere levensverwachting van vrouwen. Het vrouwelijke geslacht is biologisch en
genetisch sterker waardoor er meer jongens geboren worden. Vaak ziet men dit
niet als een onrechtvaardig iets, maar wel als iets dat zelf gecreëerd werd:
mannen leven ongezonder en nemen meer risico’s. De stijgende generationele
conflicten kunnen dit debat veranderen. In Rusland is er een pertinente vraag:
waarom is de mannelijke levensverwachting drastisch gedaald na het invoeren
van het kapitalisme?
Vrijheid en respect
Ten tweede is er de ongelijke erkenning van mensen als personen. Dit noemen
we existentiële ongelijkheid. Het gaat hier om vrijheid in het volgen van
persoonlijke projecten in het leven en vrijheid om te handelen, erkenning en
respect. Stigma is het tegenovergestelde van erkenning. Stigmatisering is een
basisproces in het creëren van existentiële ongelijkheid. Patriarchie, slavernij,
kastensysteem, racisme zijn allemaal geïnstitutionaliseerde vormen van
existentiële ongelijkheid. Religieuze dominantie van een bepaalde kerk legt ook
beperkingen op wat leden van andere godsdiensten mogen doen.
‘Equality of opportunity’ is een soort existentiële gelijkheid maar enkel op een
paar cruciale momenten in het leven zoals in het onderwijs of om een job te
vinden. Op alle andere momenten in het leven is dit afwezig. Maar ongelijke
kansen en sociale immobiliteit zijn ontkenningen van existentiële vrijheid.
Existentiële ongelijkheid kan doordringend zijn zonder dat het
geïnstitutionaliseerd is of formeel onderdeel vormt van de samenleving.
,Verschillen in erkenning en respect zorgen niet perse voor ongelijkheid. Maar als
er sprake is van vernedering, kan er existentiële ongelijkheid ontstaan. Als
existentiële ongelijkheid niet gesteund wordt door sterke normen rond verschillen
en sterke resource ongelijkheid, dan zal de reactie explosief zijn. Een groot deel
van jongerengeweld in rijke landen lijkt te komen uit percepties van non-respect.
Dit gevoel van vernedering kan tot grote gevolgen leiden.
Resources: materieel en symbolisch
Ten derde kunnen mensen ongelijk zijn in hun capaciteit om te handelen. Dit
noemen we resource ongelijkheid. Vaak zal men hier kijken naar inkomen omdat
dit makkelijk te meten is. Maar geode metingen zouden ook rekening moeten
houden met kennis, onderwijs, sociale netwerken en het recht om sociale
zekerheid te claimen. Bourdieu stelde dat we deze ongelijkheid kunnen opdelen
in economische, culturele en sociale vormen van kapitaal.
Resources hebben ook een symbolische betekenis waar verschillen existentiële
ongelijkheid creëren. Inkomen, jobs, onderwijs kunnen aantonen of je een
winnaar of verliezer bent. Verschillen in cultureel kapitaal kunnen refereren naar
culturele verschillen tussen verschillende strata en dus verschillende lifestyles.
Economen illustreren dit aan de hand van ultimatum games. Het experiment
geeft één persoon een som geld, dat gedeeld moet worden met een andere
persoon. Als die persoon de som accepteert, verdelen ze het geld. Maar als de
persoon het voorstel afwijst, krijgen ze allebei niks. Een verdeling van 7-3 wordt
door de meeste mensen afgewezen: we krijgen liever niks dan vernederd te
worden. Maar als de voorstellen random gegenereerd worden, dus niet
doelbewust, dan zal men zelfs met een 9-1 verdeling akkoord gaan.
Arena’s, interacties, basisbronnen en pathways
Ongelijkheid worden gecreëerd in verschillende sociale arena’s. Bourdieu heeft
het over velden, Luhmann heeft het over sociale sub-systemen. Vitale
ongelijkheid wordt geproduceerd in de persoonlijke leefwereld, existentiële
ongelijkheid in volwassen sociale interacties, en resource ongelijkheid in de
gebieden van eigendom en werkgelegenheid. Sociale differentiatie versterkt deze
arena’s en hun autonomie van elkaar. Een pluraliteit van culturele milieu’s
zorgen voor status. Ook zijn er verschillende manieren om hoge inkomens te
verwerven. Maar hoewel de drie vormen van ongelijkheid verschillend zijn, ze
interageren ook.
Vitale ongelijkheid wordt gedetermineerd door natuurlijke condities, genetisch en
ecologisch door resource ongelijkheid en culturele verschillen en dit wordt
versterkt door existentiële ongelijkheid.
Existentiële ongelijkheid wordt cultureel bepaald en doorgegeven door
socialisatie, soms wordt het versterkt door natuurlijke factoren (bijvoorbeeld
geslacht of huidskleur). Het kan ook direct bepaald worden door de macht van
, een cultuur. Het wordt bovendien versterkt door resource ongelijkheid. Maar het
is ook mogelijk dat het cultureel systeem existentiële ongelijkheid verzameld
naargelang de resources dat een persoon heeft. De mate van inkomen wordt
vaak gezien als een teken van de waarde van een persoon.
Resource ongelijkheid kan zowel komen uit productiviteitsverschillen als uit
systematische structurering van kansen en beloningen. Zoals vitale ongelijkheid,
wordt resource ongelijkheid ook sterk beïnvloedt door de demografie van de
populatie. Het wordt sterk beïnvloedt door existentiële ongelijkheid en de
reproductie ervan wordt versterkt door vitale ongelijkheid. Zaken zoals
ondervoeding laten levenslange littekens na. Ongelijkheid komt dus uit vier
basisfactoren van sociale differentiatie:
Natuurlijke factoren (van individuen, groepen en territoria)
Systematische structurering van kansen en beloningen
De prestaties en productiviteit van actoren
Individuele en collectieve distributie actie, bijvoorbeeld door de overheid.
Klassenstrijd is een vorm van distributieve actie. Ongelijkheid onder hun leden is
bepaald door de groei en dynamieken van de populatie.
Ongelijkheid is echter een uitkomst van actie. Ongelijkheid wordt geproduceerd,
gereproduceerd en verkleind door sociale interactie.
Vier mechanismen van ongelijkheid: distantiëring, hiërarchie, exclusie
en uitbuiting
Deze vier mechanismen hebben elk andere morele waarden. De analyse rond
ongelijkheid wordt vaak gezien als een samenspel tussen prestaties en uitbuiting
of ongelijkheid en ‘equality of opportunity’. Prestaties zijn grotendeels afhankelijk
van de beloningstructuur terwijl uitbuiting veel zeldzamer is dan Marx zou
verwacht hebben. Equality of opportunity is slechts een vluchtig moment in het
proces van ongelijkheid.
Ongelijkheid wordt geproduceerd en onderhouden door distributieve actie, zowel
individueel als collectief en door systematische arrangementen en processen.
Distributieve actie is elke sociale actie met directe distributieve gevolgen, of het
nu acties zijn rond vooruitgang, achteruitgang, herverdeling of toewijzingen.
Distributieve actie en systematische dynamieken produceren en onderhouden
ongelijkheid door vier mechanismen. Deze mechanismen refereren aan de soort
sociale interactie die erbij hoort. De interactie is tussen twee polen. De ene pool
is de afstand die geproduceerd wordt omdat A voorloopt op B, omdat A betere
omstandigheden heeft. Er is geen interactie nodig tussen A en B om die afstand
te creëren. Maar zowel A als B vinden dit belangrijk. Wat die initiële afstand ook
creëerde, er zijn psychologische mechanismen zoals zelfvertrouwen en
toewijding die de afstand vergroten. We noemen deze pool distantiëring. In
liberale, individualistische discours noemen we dit soms prestaties/achievement.
Men ziet dit dan als een legitieme beloning en niet als ongelijkheid.