Samenvatting leerdoelen en boek ontwikkelingspsychologie
Tout pour ce livre (319)
École, étude et sujet
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Ontwikkelingspsychologie (PB0112)
Tous les documents sur ce sujet (43)
Vendeur
S'abonner
lvanderh
Aperçu du contenu
Ontwikkelingspsychologie
Inleiding in de ontwikkeling van een kind
Ontwikkelingspsychologie (levenslooppsychologie) – de wetenschappelijke studie naar patronen van groei,
verandering en stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot
volwassenheid.
Thematisch gebied Focus
Fysieke ontwikkeling Heeft betrekking op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals de hersenen,
zenuwstelsel, spieren, zintuigen
Cognitieve ontwikkeling Heeft betrekking op intellectuele vermogens zoals denken, leren, geheugen
Sociaal-emotionele ontwikkeling Heeft betrekking op sociale relaties, interacties met anderen en het omgaan
met emoties
Persoonlijkheidsontwikkeling Ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)eigenschappen die de
ene persoon van de andere onderscheiden
Prenatale periode: conceptie tot geboorte
Babytijd: geboorte tot 2 jaar
Peuter- en kleutertijd: 2 tot 6 jaar
Schooltijd: 6 tot 12 jaar
Adolescentie: 12 tot 20 jaar
Invloeden op de ontwikkeling
Cohort – een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren.
Normatieve gebeurtenissen – gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde
manier voltrekken. Invloeden van cohorten op de ontwikkeling, zogenoemde cohorteffecten, zijn voorbeelden
van historisch bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verbonden zijn aan een
specifiek historisch moment.
Leeftijdsgebonden invloeden zijn biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in
een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien.
Ontwikkeling wordt ook bepaald door sociaal-culturele invloeden zoals etnische afkomst, sociale klasse etc.
Niet-normatieve gebeurtenissen – gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een bepaald persoon,
terwijl de meeste anderen hier niet mee te maken krijgen.
Continue verandering – ontwikkeling is geleidelijk en de prestaties vloeien op een bepaald niveau voort uit de
prestaties op de vorige niveaus. Continue verandering is kwantitatief (kinderen ontwikkelen steeds meer van
hetzelfde).
Discontinue verandering – ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt en waarbij elk stadium
gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerder stadia.
Kritieke periode – een specifieke tijdsspannen in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste
en zelfs onomkeerbare gevolgen heeft.
Gevoelige periode – een afgebakende
tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn
voor het leren van specifieke vaardigheden.
Hierbij wordt uitgegaan dat mensen op veel
vlakken flexibeler zijn dan aanvankelijk werd
aangenomen, met name op het gebied van
cognitieve, sociaal-emotionele en
persoonlijkheidsontwikkeling. Op deze
gebieden manifesteert zich een aanzienlijke
plasticiteit.
, Nature-nurture – de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen in hoeverre komen ze
voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving?
Theoretische perspectieven ontwikkeling
PSYCHODYNAMISCH PERSPECTIEF
Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten,
herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle
heeft.
De psychoanalytische theorie van Freud gaat ervan uit dat onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands
persoonlijkheid en gedrag. Met het onbewuste bedoelde hij het deel van iemands persoonlijkheid dat
kinderlijke wensen, verlangens en behoeften bevat, die vanwege hun verstorende aard afgesloten zijn van het
bewustzijn.
Aspecten van persoonlijkheid volgens Freud:
Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat opereert vanuit het
genotsprincipe.
Ego: het rationale en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het realiteitsprincipe.
Superego: vertegenwoordigt iemands geweten en maakt onderscheid tussen goed en kwaad.
Psychoseksuele ontwikkeling: 5 fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin genot, of bevrediging,
telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het lichaam. Als er iets misgaat in
een bepaalde fase, kan dat leiden tot fixatie.
Gemiddelde leeftijd Freuds stadia van Belangrijkste kenmerken Eriksons stadia van Positieve en negatieve resultaten
psychoseksuele psychosociale
ontwikkeling ontwikkeling
Geboorte tot 12-18 Oraal Interesse in orale Vertrouwen versus Positief: vertrouwen dankzij steun van de
maanden bevrediging door zuigen, wantrouwen omgeving.
eten, bewegen van Negatief: angst voor en zorgen over anderen
lippen, bijten
12-18 maanden tot Anaal Bevrediging door Autonomie versus Positief: onafhankelijkheid ontstaan wanneer
3 jaar ontlasting op te houden schaamte en twijfel experimenten wordt gestimuleerd.
en zich juist te ontlasten Negatief: twijfels over zichzelf, geen ruimte
(zindelijkheidstraining) voor experimenteren resulteert in gebrek aan
onafhankelijkheid.
3 tot 5-6 jaar Fallisch Interesse in de genitaliën Initiatief versus schuld Positief: ontdekken van manieren om
handelingen in gang te zetten.
Negatief: schuldgevoel over daden en
gedachten
5-6 jaar tot Latentie Seksualiteit grotendeels IJver versus Positief: groeiend besef van competenties.
adolescentie op de achtergrond minderwaardigheid Negatief: schuldgevoel over daden en
gedachten.
Adolescentie tot Genitaal Opnieuw ontluiken van Identiteit versus Positief: bewustzijn van eigen uniekheid.
volwassenheid seksuele interesse en identiteitsverwarring Negatief: onvermogen om passende rollen in
(Freud) aangaan van volwassen het leven te herkennen.
Adolescentie seksuele relaties
(Erikson)
Eerste Intimiteit versus Positief: ontwikkeling van liefdevolle seksuele
volwassenheid isolement relaties en vriendschappen.
(Erikson) Negatief: angst voor relaties met anderen.
Volwassenheid Generativiteit versus Positief: gevoel bij te dragen aan de continuïteit
(Erikson) stagnatie van het leven.
Negatief: bagatelliseren van eigen activiteiten.
Rijpheid (Erikson) Ego-Integriteit versus Positief: gevoel van eenheid in wat men in het
wanhoop leven heeft bereikt.
Negatief: spijt van gemiste kansen.
De psychosociale theorie van Erikson omvat verandering in onze interacties met anderen en in hoe we tegen
het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij aankijken. Volgens deze theorie
ontwikkelen mensen zich gedurende hun leven in 8 afzonderlijke stadia, welke zich volgens een vast patroon
manifesteren en ongeveer gelijk zijn voor iedereen.
, HET BEHAVIORISTISCH PERSPECTIEF
Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat je moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe
stimuli in de omgeving om de ontwikkeling van het individu te begrijpen. Nurture is vanuit dit perspectief
belangrijker voor de ontwikkeling dan nature. Daarnaast zien behavioristen ontwikkeling als kwantitatief en
niet als kwalitatief.
Stimulus-respons-leren: vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van stimuli en responsen.
Klassieke conditionering
Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een neutrale
stimulus die dat type respons normaal gesproken niet uitlokt.
Operante conditionering
Een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt, afhankelijk van de
associatie met positieve of negatieve consequenties.
De principes van operante conditionering vormen de basis van gedragsmodificatie, een techniek om de
frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
Sociaal-cognitieve leertheorie – benadering binnen de psychologie waarbij de nadruk ligt op leren door het
gedrag van een ander persoon (een model) te observeren en na te doen.
HET COGNITIEF PERSPECTIEF
Benadering binnen de psychologie die zich richt op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren
kennen, begrijpen en overdenken.
Jean Piaget meende dat alle mensen in een vaste volgorde een reeks universele cognitieve ontwikkelingsstadia
doorlopen. Volgens hem neemt niet alleen de kwantiteit van de informatie in elk stadium toe, ook de kwaliteit
van onze kennis en ons begrip veranderen. Het handelen gaat vooraf aan het begrijpen. Piaget meende dat het
menselijk denken is opgebouwd uit schema’s: georganiseerde mentale patronen die bepaalde gedragingen of
acties vertegenwoordigen. Volgens Piaget verklaren twee basisprincipes de adaptatie van kinderen:
Assimilatie: het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren in termen van hun huidige
cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze.
Accommodatie: het proces waarbij bestaande manieren van denken of doen veranderen in reactie op
nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
Cognitieve fase Globale leeftijdscategorie Enkele van de voornaamste kenmerken
Sensomotorisch Geboorte tot 2 jaar Ontwikkeling van zintuigen, motoriek, etc.
Preoperationeel 2 tot 7 jaar Ontwikkeling van taal, fijne motoriek en symbolisch
denken
Concreet operationeel 7 tot 12 jaar Ontwikkeling van begrip van reversibiliteit en logica.
Formeel operationeel 12 jaar tot volwassenheid Ontwikkeling van logisch redeneren en abstract
denken
Informatieverwerkingstheorie is een benadering van cognitieve ontwikkeling die probeert te achterhalen op
welke manieren mensen informatie coderen, opslaan en terughalen. De theorie is gebaseerd op de aanname
dat zelfs complex gedrag als leren, herinneren, categoriseren en denken op te breken is in een reeks
individuele, specifieke stappen.
Piaget kwalitatieve verandering
Informatieverwerkingstheorie kwantitatieve verandering
Cognitieve neurowetenschap is een benadering van cognitieve
ontwikkeling die zich richt op de invloed van hersenprocessen op
cognitieve activiteit. Net als andere cognitieve perspectieven houdt de
neurowetenschap rekening met interne, mentale processen. Het
verschil met deze perspectieven is dat de cognitieve
neurowetenschappers zich specifiek concentreren op de neurologische
activiteiten die ten grondslag liggen aan denken, probleemoplossing,
plannen en organiseren.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lvanderh. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,56. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.