Financieel management voor marketeers: examen Januari
Gezond financieel beleid binnen een bedrijf = voorwaarden kunnen vervullen, zowel binnen
(financiële organisatie) als buiten (financiële omgevingsfactoren) de onderneming
Voorwaarden binnen de onderneming:
- accuraatheid = snelheid en frequentie waarmee boekhoudkundige gegevens omgezet worden in
boordtabellen*
- interpretatiecapaciteiten van de boordtabellen (in & extern)
- actiegerichtheid na de interpretatie
Buiten de onderneming:
- kennis van de financieringsmarkt en weten hoe ermee om te gaan
- kennis van de marktevoluties
Het financieel beleid in een onderneming houdt in het nemen van beslissingen die een invloed hebben
op de financiële structuur van de onderneming. Deze beslissingen kunnen het best toegelicht worden
door de uitwerking van een praktisch voorbeeld (Exclusac)
Boordtabel = tabel met financiële cijfers in
Financiëringsplan
1. Investeringsplan
= overzichtelijk schema dat je maakt op voorhand, voor de 1 e klant waarin alle uitgaven staan die je
maakt voor de start van de onderneming
Gebaseerd op voorspellingen, inschattingen…
!! belangrijk om alle uitgaven vooraf zo volledig en juist mogelijk in te schatten
Activa (bezittingen/ investeringen) Passiva (middelen/ vermogen)
Immateriële vaste activa
= goodwill*, concessies, octrooien…
Materiële vaste activa
= terreinen, gebouwen, machines, rollend Eigen vermogen
materieel…
Financiële vaste activa
= participaties
Voorraden Vreemd vermogen > 1j
Vorderingen Vreemd vermogen < 1j
Liquide middelen
Goodwilll = som die je bij overname betaalt voor de faam van de zaak en voor de clientèle.
Vastliggende investeringen
Investeringen
Investeringen in bedrijfskapitaal
1
,Vastliggende investeringen (Activa)
= het geld dat je investeerde wordt geblokkeerd
Als je deze investeringen opnieuw te gelde zou maken -als dat mogelijk was- zou de zaak ophouden
met bestaan (bv: koop-of huurovereenkomst, inrichtings-en etalagekosten, bedrijfswagen,
drempelgeld…)
Vier rubrieken van vastliggende investeringen:
- Oprichtingskosten: kosten verbonden aan de oprichting, ontwikkeling, kapitaalverhoging of
herstructurering van de onderneming
- Immateriële activa: licenties, goodwill, brevet…
- Materiële vaste activa: gebouwen, machines, rollend materieel, vervoersmiddelen…
- Financiële activa: beleggingen, waarborgen (bv: huurwaarborg)
Investeringsplan vaste activa Exclusac 20x1
Omschrijving Bedrag (in EUR) Afschrijvingspercentage
Oprichtingskosten 1 500, 00 100
Machines 40 000, 00 20
Rollend materieel 35 000, 00 20
Computers 5 000, 00 20
Bureelmeubilair 5 000, 00 20
Totaal investeringen 86 500, 00
Afschrijvingspercentage= boekhoudkundig principe om de kosten van een investering of aankoop te verdelen
over de tijd
Investeringen in bedrijfs- of werkkapitaal (Activa)
= handelsgoederen aankopen, krediet verlenen aan klanten, voorraad aanleggen, wisselgeld in kas
hebben…
Bedrijfscyclus: blijft in beweging, soms kan het zijn dat je nieuwe goederen moet aankopen terwijl je
nog geld van een deel van de vorige verkopen moet ontvangen
Kunnen wel op korte termijn in geld worden omgezet of ‘gerealiseerd’
Beschikbaar bedrijfskapitaal
= geld op de bankrekeningen, in de kas, op de spaarboekjes…
Goederen en voorraden
= ijzeren voorraad/buffervoorraad (gemiddelde voorraad) : deel van de stock dat altijd in de zaak blijft,
dit wordt niet verkocht
* hoort in de praktijk tot de vastliggende activa
Hoeveel geld voorzien voor stock?
omloopsnelheid/ rotatie van de voorraad
= hoe vaak iets verkocht wordt per jaar
- bv: een trui blijft gemiddeld 1 maand in de rekken van de winkel liggen eer hij verkocht wordt, dus
de trui heeft een omloopsnelheid van 12
-bv: fruit heeft een rotatiesnelheid van 20/25, dus het wordt gemiddeld om de 2 weken verkocht
Hoe groter de gemiddelde voorraad is, hoe kleiner de rotatie & omgekeerd.
Hoe meer voorraad je hebt, hoe langer deze gemiddeld in de winkel blijft liggen
2
, Aankoopprijs
Gemiddelde voorraad =
Rotatiesnelheid
Klantentegoed/ klantenkrediet
= periode tussen het moment waarop je bij de leverancier goederen koopt (en betaalt) en het
ogenblik waarop je het geld van de klanten ontvangt
Deze periode tussen geld uitgeven en geld ontvangen moet ook gefinancierd worden
Hoe snel je als onderneming betaald wordt, is meestal afhankelijk van de gebruiken in de sector. In
sommige sectoren zal de financieringsbehoefte voor deze betalingscyclus veel groter zijn dan in
andere sectoren (textielsector: boetiek moet lang op voorhand collectie bestellen)
* bv: jaarlijkse omzet is 150 000 euro, alle facturen zijn betaalbaar op 30 dagen. Gemiddeld bedrag
aan klantvorderingen is dan gelijk aan 13 328,77 euro (dagomzet: 150 000 gedeeld door 365 maal 30 dagen)
Omzet
Gemiddeld bedrag= x gemiddelde krediet (aantal dagen/klantentermijn)
(klantvorderingen) 365 dagen
Bv: Koen Janssens heeft een boetiek. 60% van zijn klanten betalen contant, 40% betalen op factuur,
betaalbaar ’30 dagen einde maand’*
Op 1 jaar voorziet hij voor 36 000 euro grondstoffen met een rotatiesnelheid van 12 (financiering van
voorraad: 36 000 /12 = 3 000 voorzien)
Omzet van Koen Janssens bedraagt 360 000 euro klantentegoed is gelijk aan 144 000 euro (40%
van 360 000 euro)
Die 144 000 wordt gefactureerd en is betaalbaar op 30 dagen na het einde van de maand. Gemiddeld
wordt dat bedrag dus na 45 dagen betaald
OMSCHRIJVING % IN OMZET AANTAL DAGEN KOLOM 2 X3
KLANTENKREDIET
1 60% 0 dagen 0
2 40% 45 dagen 18*
*= 40% 40/100 = 0,4 0,4 * 45 = 18 (gewogen gemiddelde termijn v klantenvordering)
Gemiddelde uitstaande bedrag aan klantenkrediet = 360 dagen x 18 dagen = €17 753,42
Het bedrag dat hij ter financiering van zijn klantenkrediet moet voorzien (vast kapitaal)
Btw- tegoed
Aftrekbaar/ terugvorderbaar vd staat
= wat een ondernemer aankoopt, hierop betaald hij BTW
2 soorten =
Verschuldigd / te betalen aan de staat
= aankopen die klanten bij hem doen, hier ontvangt hij BTW die wordt verrekend met de overheid
Bij een gevestigd bedrijf = de btw die de ondernemer ontvangt zal meestal meer bedragen dan de
btw die hij zelf betaalt. Hij moet dus maandelijks een bepaald bedrag doorstorten aan de overheid
3