Interacties
Niet samen in te nemen geneesmiddelen:
Chinolones (ciprofloxacine, levofloxacine), tetracyclines, Complexvorming met metaalionen: Kationen Al, Mg, Zn,
levothyroxine, bisfosfonaten Fe, Ca (antacida vb maalox, antacida zijn zouten!!),
ð Interval tss innames : antacidum 2h na toediening strontium, melk à therapeutisch falen door
van vb ciprofloxacine of ciprofloxacine min 4-6u na complexvorming
antacidum innemen. Kan vb maalox tijdelijk
gestopt worden? Maalox vervangen door PPI?
Ketoconazole, itraconazole Dissolutie daalt met antacida, anti-H2, PPI à pH maag
ð Zure pH nodig om betere oplosbaarheid te krijgen. stijgt
Tijdelijk staken met GM als kan
Statines: Atorvastatine, simvastatine (let op, Macroliden: clarithromycine, erythromycine,
ROSUVASTATINE NIET!!) à CYP3A4 substraten indien telithromycine à statines worden door CYP3A4
inhibitor: sterke stijging AUC spiegels statine. à vervang afgebroken, macroliden zijn inhibitoren van CYP3A4.
statine of stop met statine) Rhabdoymyolyse en myopathie.
Tamoxifen Fluoxetine, paroxetine. Inhitoren CYP2D6 à actieve
Prodrug, wordt omgezet door CYP2D6 tot endoxifen. metaboliet wordt niet gesynthetiseerd
Probenecid Penicillines, oseltamivir, steroïden à actieve tubulaire
secretie geïnhibeerd à hogere conc van deze GM
ACE-remmers, sartanen Kaliumsparende diuretica
NSAID Corticoïd (heeft ook effect op gastroprotectieve
prostaglandies en verminderde synthese ervan dus net
zoals NSAID à grotere kans bloeding)
NSAID SSRI (venlafaxine, duloxetine)
Lisdiuretica NSAID à daling effect lisdiureticum: diuretica zorgen voor
(deze interactie geldt ook voor anti hypersentiva waardoor VC van de efferente arteriole vh nefron en en AII
een verminderd effect van het anti hypertensivum kan stimuleert de vorming van renale PG die een dilaterend
optreden door combo met NSAID) effect hebben op de afferente arteriole: zo behouden ze de
renale perfusiedruk. NSAIDS remmen de renale PG met
vernauwing van de afferente arteriole en doen de renale
perfusiedruk dalen à kans HF en oedeem stijgt
NSAID Antihypertensiva
Insuline, sulfonylureumderivaten, repaglinide Niet-cardioselectieve bèta-blokker
(alles wat een hypoglycemie kan veroorzaken)
Insuline, sulfonylureumderivaten, repaglinide Selectieve bèta-blokker
Niet-selectieve bèta-blokker Bèta2-mimetica
Diltiazem/verapamil (niet dihydropyridines Ca antagonist) Bèta-blokkers
Statine (atorvastatine, simvastatine) Azoolmycotica (ketoconazol, itraconazol, fluconazol)
Statines: atorvastatine, simvastatine Sint-Janskruid
Acetylsalicylzuur (laag gedoseerd) NSAID
VKA (CYP2C9-substraat) CYP2C9-inhibitoren en -inductoren
NOAC’s (P-gp-substraten) P-gp-inductoren en -inhibitoren
Rivaroxaban, apixaban (CYP3A4-substraten) CYP3A4-inductoren en -inhibitoren
Theofylline (CYP1A2-substraat) CYP1A2-inhibitoren en -inductoren (sigarettenrook)
Zuivere agonist: morfine, methadon Buprenorfine (partiële agonist en gemengde
agonist/antagonist) à verminderd pijnstillend effect
Zuivere agonist: morfine, methadon Naloxon, nalmefeen en naltrexon: narcotische antagonist
à verminderd pijnstillend effect. Niet met
methylnaltrexon
1
, Complexvorming met Antacida, melk (Ca, Fe, Mg, Zn) Tetracyclines, chinolonen,
metaalionen levothyroxine, bifosfonaten
Binding Colestyramine, actieve kool Orale anticoagulantia, statines
Veranderingen in GI pH Antacida, H2-antihistaminica, Ketoconazole, itraconazole
PPI
CYP’s Substraten Inhibitoren Inductoren
CYP1A2 Theofylline Fluvoxamine Carbamazepine,
fenytoïne, rifampicine,
sigarettenrook
CYP2C9 Fenytoïne, Fluconazol, miconazol, Carbamazepine,
glibenclamide, amiodarone fenytoïne, rifampicine
gliclazide, glimapiride,
glipizide, gliquidon, S-
warfarine
CYP2C19 Fenytoïne Fluvoxamine Rifampicine
CYP2D6 Codeïne, flecaïnide, Terbinafine, Rifampicine
tamoxifen fluoxetine, paroxetine,
ritonavir, kinidine
CYP3A4 Atorvastatine, Clarithromycine, Carbamazepine,
carbamazepine, itraconazol, rifampicine,
ciclosporine, ketoconazol, Sint-Janskruid,
ethinylestradiol, pompelmoessap, fenytoïne
oestroprogestagenen, posaconazol,
progestagenen, telithromycine,
simvastatine, ulipristal voriconazol
Tamoxifen endoxifen
prodrug CYP2D6 actieve metaboliet
Substraten Inductoren
P-GP Digoxine (verminderde Sint-Janskruid, rifampicine
opname digoxine dan met (als rifampicine IV gegeven
inductor als men dan stopt wordt geen verschil)
met inductor, zeer hoge
plasmaconc van digoxine dat
tot bradycardie kan leiden)
2
,Hyperkaliëmie: opletten met combinaties van volgende geneesmiddelen
• ACE-inhibitoren/sartanen/renine-inhibitoren (=RAS-remmers) (geneesmiddelen die de
aldosteronsecretie verminderen; hiertoe behoren ook heparines, ciclosporine, tacrolimus)
• Kaliumsparende diuretica (renale epitheliale natriumkanalen inhiberen)
• Kaliumsupplementen (zoutvervangers)
• NSAID
• Trimethoprim (renale epitheliale natriumkanalen inhiberen)
• Co-trimoxazol
• Spironolactone, canrenoaat, eplerenon (binding van aldosterin aan R inhiberen)
• Hyperkaliëmie wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren, meestal door
nierinsufficientie (let op bij diabetici)
• Hyperkaliëmie kan levensbedreigende aritmieën veroorzaken
Hemorragie (bloedingsrisico)
Bij associaties van NSAID/anti-aggregans/anticoagulans +
• 2e NSAID/anti-aggregans/anticoagulans
• SSRI/Venlafaxine/duloxetine
• Glucocorticoïden
Statines: tegen lipidenstoornissen ter preventie hart-en vaatziekten
• statines, fibraten en ezetimibe: verhoogd risico van spiertoxiciteit bij combinatietherapie
• fluvastatine, rosuvastatine, fibraten + vitmaine K-antagonisten
-> verhoogde werkzaamheid van VKA
• fluvastatine, rosuvastatine, fibraten + hypoglykemiërende sulfamiden
-> verhoogd effect van de sulfamiden
• atorvastatine
o substraat van CYP3A4
o inhibitor van P-gp
• fluvastatine: substraat en inhibitor van CYP2C9
• simvastatine: substraat van CYP3A4
• lovastatine
o rode gist rijst
o substraat van CYP3A4 en P-gp
o inhibitor van CYP3A4 en orgels
P-gp
3
, Interacties Risicofactoren
NSAID Corticoïd Bloeding, synergisch bij
opwekken van ulcera’s
NSAID SSRI Bloeding
NSAID ACE-inhibitor, sartanen Hyperkaliëmie, stijging van de
(RAS remmers) bloeddruk, dalende nierfunctie
ACE-inhibitor, sartanen Diuretica Sterke bloeddrukdaling
(RAS remmers)
ACE-inhibitor, sartanen Lithium Stijging van de
plasmaconcentraties van
lithium
Atorvastatine, simvastatine, Amiodarone Remming CYP3A4 – stijging
lovastatine plasmaspiegels -> risico op
myopathie
Simvastatine Pompelmoessap Remming CYP3A4
Acetylsalicylzuur Antitrombotische middelen Verhoogd risico van bloeding
(coumarines = VKA)
Acetylsalicylzuur NSAID, SSRI, corticosteroïden Verhoogd risico van bloeding
VKA Antitrombotische middelen Verhoogd risico van bloeding
VKA NSAID, aspirine, SSRI Verhoogd risico van bloeding
NOAC’s Antitrombotische middelen Verhoogd risico van bloeding
NOAC’s NSAID Verhoogd risico van bloeding
Lisdiuretica NSAID Effect van lisdiuretica daalt ->
verergering van hartfalen en
oedemen
Insuline, Niet-selectieve bèta-blokkers Hypoglykemie (stijging
sulfonylureumderivaten en bloeddruk en trager herstel van
repaglinide ð deze maskeren dus de hypo, zweten). Als patient OAD
symptomen van een neemt dus liever geen niet
hypo (minder trillen en selectieve B-blokker maar een
minder tachycardie) ACE-I (is ook nefroprotec)
Insuline, Selectieve bèta-blokkers Hypoglykemie (zweten),
sulfonylureumderivaten en maskeren effect hypo door
repaglinide minder trillen/tachycardie
Bèta2-sympathicomimetica Niet-selectieve bèta-blokkers Anti-astmatische effect
verminderen van beta2-
Selectieve bèta-blokkers zijn sympathicomimetica à
RELATIEF gecontraindiceerd aanleiding tot bronchospasmen
Voor COPD mogen B-blokkers
wel!
Bèta2-sympathicomimetica Aspirine/NSAID Kan astma aanval uitlokken,
(paracetamol wel ok) dus géén NSAID meegeven in
zelfzorg bij astmapatient tenzij
ih verleden zonder problemen
Diltiazem/verapamil Bèta-blokkers Hypotensie, sinusbradycardie
(bradicardiserende CCB) à in en stoornissen in de AV-
combo met B-blokker werken geleiding, verminderde
ze synergistisch linkerventrikelfunctie
4