Vaatheelkunde Prof. I. Fourneau en prof. P. Verhamme
STOLLINGSSTOORNISSEN
0.1. STOLLINGSSTOORNISSEN – BELANGRIJKE INFORMATIE
• DIC: PT en aPTT verlengd
• Vitamine K tekort: PT en aPTT verlengd waarvan PT >>> aPTT
• Hemofilie A (VIII) en B (IX): aPTT verlengd en PT normaal
o Ook bij FXII en FX deficiëntie, antifosfolipiden syndromen en heparine (UH)
• aPTT (intrinsieke pathway, heparine) → VIII, IX, XI, XII, X, V, II, fibrinogen
• PT (extrinsieke pathway, VKA) → VII, X, V, II, fibrinogeen
0.2. STOLLINGSSTOORNISSEN – TROMBOFILIE
• Trombofilie is een stollingsafwijking met een verhoogde kans op veneuze trombo-embolie (VTE)
• Kans op veneuze trombo-embolie neemt sterk toe bij een combinatie van risicofactoren
• Bij een vermoeden van trombofilie dient een bloedstaal afgenomen te worden voor starten van therapie
• Interpretatie van trombofilietests is niet altijd evident
0.3. ANTICOAGULANTIA, ANTIAGGREGANTIA EN FIBRINOLYTICA
• Antiaggregantia vormen de hoeksteen bij de preventie van arteriële trombose
• Anticoagulantia worden vooral gebruikt bij
o Behandeling en preventie van VTE
o Preventie van CVA/systemische embolie bij VKF
• ASA is standaardbehandeling in secundaire preventie bij CAD, PAD en cerebrovasculair vaatlijden
o Aspirine speelt ook een rol in de primaire preventie bij hoogrisicopatiënten
• Belangrijkste indicaties voor clopidogrel zijn secundaire preventie van PAD bij een CI voor aspirine, acute
coronaire syndromen (één jaar) en preventie van coronaire stenttrombose
• Bij het gebruik van vitamine K-antagonisten is nauwgezette monitoring van het anticoagulerende effect
door het opvolgen van protrombinetijd (PT) strikt noodzakelijk
• Voordeel van LMWH is het meer voorspelbare biologische antwoord waardoor monitoring niet nodig is
• Ook bij orale factor Xa-inhibitoren (rivaroxaban, apixaban en edoxaban) en directe trombine-Inhibitor
(dabigatran) is grote voordeel het voorspelbare biologische antwoord waardoor monitoring niet nodig is
Bloedsomloop B-KUL-E0C03A 1
, Vaatheelkunde Prof. I. Fourneau en prof. P. Verhamme
1. SEMIOLOGIE VAN ARTERIËLE,
VENEUZE EN LYMFATISCHE STELSEL
1.1. SEMIOLOGIE – ARTERIEEL VAATLIJDEN
ARTERIEEL VAATLIJDEN
• Aangezien arterieel vaatlijden meestal een uiting is van atherosclerose, moeten bij de anamnese ook altijd
de cardiovasculaire risicofactoren bevraagd worden
• Aangezien atherosclerose een ‘systeemziekte’ is, wordt ook actief navraag gedaan naar klachten of
symptomen in de 4 vaatterritoria: hart, onderste ledematen, halsslagaders en viscerale slagaders
• Aangezien atherosclerose een ‘systeemziekte’ is, is medische behandeling bestaande uit behandeling van
evt. CV risicofactoren, lage dosis ASA en statine, een must, naast een evt. lokale behandeling
• Anamnese en klinisch onderzoek laten in de meeste gevallen toe al een (differentiële) diagnose te stellen
• Verdere beeldvorming wordt pas uitgevoerd als ze noodzakelijk is voor
o Verdere diagnose
o Bepalen van juiste behandeling
o Folluw-up
ATHEROMATOSE
• Patiënt met een atheromateuze vaatziekte kan conservatief, endovasculair of heelkundig behandeld
worden, afh. van ernst en lokalisatie van ziekte en van mate waarin die tot symptomen aanleiding geeft
o In elk geval zal de preventie van een evolutie van de vaatziekte en van het optreden van nieuwe cardio-
vasculaire verwikkelingen nagestreefd moeten worden
• Identificatie van de cardiovasculaire risicofactoren is primordiaal, en een correcte behandeling van elk van
die risicofactoren vormt de basis van het medische beleid bij elke vaatpatiënt
• Meeste preventiestrategieën zijn zeer kosteneffectief
o Ze vergen echter een constante aandacht van de arts die deze patiënt opvolgt
o Noch de arts, noch de patiënt mag zich tevreden stellen met een middelmatige bloeddrukcontrole, een
middelmatig lipidenprofiel, een aanhoudend, zelfs beperkt tabaksgebruik, een slordige diabetescontrole,
aanhoudende obesitas en sedentariteit
o Behoudens formele tegenindicaties hoort vrijwel elke patiënt dagelijks ASA in te nemen
o Bij elke raadpleging moeten die punten geëvalueerd worden, bij elke raadpleging moet de patiënt
gemotiveerd worden om het belang van deze medische behandeling in te zien voor zijn
overlevingskansen op langere termijn
o Enkel bij dergelijke volgehouden inspanning kunnen we spreken over optimale medische behandeling
1.2. SEMIOLOGIE – VENEUS VAATLIJDEN
• Ook bij veneuze pathologie van de onderste ledematen vormen anamnese en klinisch onderzoek de
hoekstenen van de diagnose
• Veneuze pathologie van de onderste ledematen is meestal goedaardig, in de vorm van spataders
o Verwikkelingen zoals oppervlakkige en diepe trombose zijn evenwel mogelijk
• Niet-invasieve echodoppler- of duplexonderzoek is vrijwel altijd aangewezen en leidt samen met
anamnese en klinisch onderzoek tot een correcte diagnose
Bloedsomloop B-KUL-E0C03A 2