VRAAGSTUKKEN: GEDRAG EN EMOTIE
HOOFDSTUK 1: EMOTIES EN MENTALISEREN
1. Het belang van emoties
Inleidend voorbeeld: film ‘Inside Out’ → basisemoties zijn aangeboren en zitten ‘aan het stuur’ in je brein
Het belang hiervan:
1. Evolutionair noodzakelijke bijdrage aan overleving (fight or flight)
- Zonder het bestaan van angst als er bv. een tijger voor ons staat zouden we sneller sterven
2. Verbinding met het motivationele systeem
- Motivatie door emoties bv. actie ondernemen bij angst (lopen)
- Zet ons automatisch aan tot bepaald gedrag i.v.m. overleving en welzijn
3. Snelle beoordeling van een situatie
- Door de emoties die je voelt kan je snel weten wat te doen
4. Zet aan tot actie
- Kan gaan over echt iets doen, maar ook over iets proberen oplossen, over iets nadenken, …
Belangrijk als hulpverlener: je kan opzoek gaan naar behoeftes achter gedrag/hoe emoties anderen beïnvloeden
➢ Emoties zijn een intuïtief kompas dat mensen oriënteert
➢ Emoties sturen onze interactie, communicatie en relaties
Emotie (boos) → beoordeling situatie (iem. is onbeschoft) → behoefte (iem. is respectvol) → actie (roepen)
1.1. Neurologie
Meeste verbindingen tussen gebieden = verbonden met emotieverwerking / oordelen, het nemen van
beslissingen en het geheugen
➢ Alle zintuigelijke info passeert ‘emotionele’ gebieden in brein
➢ Je maakt dus nooit echt ‘zuiver rationele’ keuzes: altijd emoties bij
- Bv. wel/niet naar de les gaan: als het enkel rationeel was zou iedereen er zitten
Vertellen onze emoties dan altijd wat wel/niet goed is: nee
➢ Emoties zijn onderhevig aan leerprocessen: enkel je emoties volgen is ook niet goed
- Lange tendens gehad van ‘enkel buikgevoel/emoties’ volgen
- Net zoals enkel rationeel denken: werkt niet
➢ Het brein maakt emotieschema’s aan
- Bv. een bepaald gevoel gelinkt aan een plaats, persoon, of voorwerp
- Veroorzaakt aangeleerde emotionele reactie: bv. geen vroege hechting = moeilijk verbinden later
1.2. Emotieschema’s
Leerprocessen van emoties: situaties/personen/plaatsen/… krijgen een emotionele kleur
= Emotieschema’s
- Emotionele reacties kunnen dus meer samenhangen met persoonlijke geschiedenis
- Bv. verjaardagsfeest betekent niet voor iedereen ‘feest’ door bv. trauma
Adaptieve emoties = goede emoties, helpen naar een betere levenskwaliteit
Maladaptieve emoties = helpen ons niet, zorgen voor vermijdingsgedrag (bv. bij angst)
➢ Eenzelfde emotie kan soms adaptief, soms maladaptief zijn
- Bv. schuldgevoel kan je het laten goedmaken of juist zorgen dat je niet buitenkomt van schaamte
➢ Gebruik/misbruik van onze plooibare emoties via bv. reclame
- Zodat we nieuwe emotieschema’s ontwikkelen (bv. jupiler is stoer, mannelijk, …)
,1.3. Emotionele intelligentie
= de waardevolle informatie (helpend of niet) die besloten ligt in emoties, goed weten herkennen en aanwenden
➢ Bv. ik heb hard gebabbeld in de aula, ik voel me schuldig, ik pas me aan
➢ Opmerken en waarnemen → toelaten → reguleren → hierover reflecteren
- Het reguleren is vaak nog moeilijk bij weinig emotionele intelligentie (bv. bij kinderen)
Belangrijk bij emotionele intelligentie:
1. Emotioneel bewustzijn
- Onze eigen emoties opmerken en waarnemen: wat ervaar ik, wat betekent dat nu?
2. Emoties kunnen toelaten, niet vermijden
- Experiëntiële vermijding = bewuste én onbewuste strategieën om emoties te vermijden
3. Emotieregulatie
- Vermogen om emotie te kunnen beïnvloeden: ze voelbaar te maken zonder overspoeling
4. Reflectief proces
- Emotie proberen begrijpen, persoonlijke betekenis geven, aanzetten tot denken/handelen
1.4. Hoe leren we omgaan met emoties?
Context waar we leren omgaan met emoties = vroegste interpersoonlijke relaties
Onderscheid tussen affecten, emoties & gevoelens:
= aangeboren biologische reacties op bepaalde prikkels
Affecten o Automatisch, reflexmatig en lichamelijk: cortex komt hier nauwelijks bij te pas
o Bv. een baby die spontaan huilt bij honger
= complexere innerlijke reacties
Emoties o Diverse processen op cognitief, lichamelijk en gedragsmatig vlak
o Automatisch maar er is meer mentale representatie en een bepaalde toe-eigening
o Bv. ik word boos, ik voel me benauwd, … (kan uitgedrukt worden)
= emoties waar we over gaan nadenken, bewust en via taal
Gevoelens o Mentale gebeurtenis, persoonlijke betekenis wordt gegeven, gaat over je geest
o Bv. ik werd heel boos omdat ik vooral bang was
2. Mentaliseren
= je eigen gedrag en het gedrag van anderen begrijpen vanuit onderliggende gevoelens, gedachten,
bedoelingen en verlangens (mentale toestanden)
➢ Fundament van sociale relaties, lijkt eenvoudig maar dat is het niet
Binnen- vs. buitenkant
2.1. Intentie en effect
1. Gedrag drukt iets uit, heeft een bedoeling, een intentie = onzichtbaar
2. Gedrag heeft effect op onszelf en anderen = zichtbaar
Soms is de intentie goed en bedoel je het goed, maar is het effect anders
➢ Vaak moeilijk voor volwassenen om te beseffen en om te weten dat ze het gedrag/de actie moeten
aanpassen ookal bedoelde ze het niet slecht
, Mentaliseren is dus…
1. Naar jezelf kijken
2. Verschillende hypotheses openlaten over waarom ander iets wel/niet doet
Zonder die onzekerheid (v. hypotheses) kan je niet mentaliseren
➢ Bv. iemand geeuwt in de aula: lector mentaliseert en dat kan enkel
onzeker zijn want er zijn veel hypotheses (bv. te weinig slaap, saaie les)
2.2. Verschillende dimensies van mentaliseren
1. Impliciet zonder dat we er ons echt van bewust zijn, dagdagelijks
2. Expliciet je denkproces vertragen om echt stil te staan bij wat je voelt/denkt en wat de anderen
zou kunnen voelen/denken
Over jezelf (eigen gevoelens/gedachten/…) of over de ander (wat de ander zou kunnen denken/voelen/…)
Vanuit jezelf (eigen perspectief) of vanuit de ander (in extremis vervloeiend met anderen)
1. Intern gericht op de binnenwereld
2. Extern gericht op externe signalen
Cognitief (gericht op gedachten) of affectief (gericht op gevoelens)
Mentaliseren = kwetsbaar vermogen
➢ Soms lukt mentaliseren erg goed, soms verval je in automatische aannames
- Dat uit zich in stereotiep denken
- Vaak neiging om zaken in te vullen op een manier die gekleurd is door onze kwetsbaarheden
2.2.1. De mentaliserende basishouding
Bescheiden Je weet nooit zeker wat er in de ander zijn hoofd speelt
Nieuwsgierig Ik weet niet zeker wat er bij de andere speelt maar ik wil het wel weten
Openheid en flexibiliteit Ik kan het verkeerd hebben en moet mijn hypothese misschien bijstellen
2.3. Prementaliserende modi
= mensen kunnen niet altijd effectief mentaliseren: vallen geregeld terug in prementaliserende modi
➢ Liggen vaak aan de basis van problemen in relaties
➢ Komen bij iedereen voor, is meestal een voorkeursmodus (minder vermoeiend)
2.3.1. Psychisch equivalente modus
= automatische aannames van onszelf en anderen: de onzekerheid van mentaliseren ontbreekt
➢ ‘wat ik voel of denk = waarheid’, ‘ik weet wat jij denkt/voelt’
➢ Hier gaat het over observatie (en niet interpretatie: dat is mentaliseren)
- Niet kunnen omgaan met onzekerheid + je niet willen afvragen wat binnenin iemand zit
➢ Je legt beslag op gevoelens, meningen, … en er is geen ruimte voor een andere visie of waarheid
- Zorgt vaak voor frustratie, onbegrip en irritatie
Maakt het leven makkelijker: je moet geen betekenis zoeken, kost minder energie (iedereen doet dit weleens)
2.3.2. Teleologische modus
= ontbreken van vertrouwen in (niet zichtbare) liefde en betrokkenheid
➢ ‘eerst zien dan geloven’
➢ Tegenreactie = jezelf constant moeten bewijzen OF afkeurende houding: ‘ik hoef me niet te bewijzen’
- Gaat opnieuw over angst voor onzekerheid: geven geen vertrouwen
, ➢ Er is vaak een behoefte (bv. aan geluk, liefde, …) maar er is concrete actie/fysiek bewijs nodig dat die
behoefte wordt vervuld
- Er moet iets tastbaar aanwezig zijn om emotie te kunnen ervaren
Er is schijnduidelijkheid: de rechtvaardiging van niet-zichtbare mentale toestanden wordt gezocht in zichtbare
dingen en acties (bv. hij geeft me bloemen dus hij houdt nog van me)
2.3.3. Alsofmodus
= woorden en gevoelens zijn ontkoppeld: praten over i.p.v. vanuit zichzelf
➢ Geen contact met de eigen gevoelswereld: er zijn woorden maar het gevoel is niet doorleefd
- Persoon voelt zich vervreemd, leeg, passief, … niets ‘voedt’ hen nog
- Zitten op ‘automatische piloot’, vertellen rationeel, vinden geen verbinding met zelf of anderen
➢ Durven vaak dit contact niet te hebben (weer onzekerheid)
2.3.4. Fundamentele verschillen tussen de 3 modi
1. PE-modus spanning is hoog, je bent zo overtuigd dat er constante dreiging tot discussie nadert
2. T-modus spanning is hoog, er is een dwingende behoefte die om concrete actie vraagt
3. A-modus spanning is laag, affect is vlak, teveel emotionele afgrenzing, geen contact met emoties
Mensen hebben vaak een voorkeursmodi, maar kunnen ook snel omwisselen
2.4. Tien tips om mentaliseren te bevorderen
Belang in de hulpverlening:
1. Kunnen mentaliseren = noodzakelijk om emoties te kunnen reguleren
2. Door mentaliseren ga je ernaar vragen en niet zomaar raden
- Zo kan je de person beter begrijpen en kan je beter naar behoeftes zoeken
Modus 1: zwart-wit denken, achterdocht, …
Merk op wanneer jij zelf of iemand
1 Modus 2: dwingende behoefte aan fysieke acties
anders slecht mentaliseert
Modus 3: leegte in jezelf, te rationeel, …
Wees eerlijk met jezelf: je kan niet goed begeleiden als je zelf
2 Herstel je eigen mentaliseren
niet mentaliseert (even uit situatie gaan, bewust stilstaan, …)
Goed mentaliseren = besmettelijk: in 1e plaats over eigen
3 Mentaliseer hardop
binnenwereld, dan ook over die van een ander
Begrens ineffectief mentaliseren op Soms moet je gedrag eerst stoppen voor naar de betekenis te
4
empathische wijze kijken (op empathische manier)
Benader anderen vanuit
5 Bescheiden, nieuwsgierig, open en flexibel
mentaliserende basishouding
Goed mentaliseren gaat vaak verloren wanneer er emoties in
6 Biedt anderen emotionele steun
het spel zijn: valideer iemands emoties
Neem de leiding om een ander te Stop – ga terug – exploreer
7
helpen de spanning te hanteren Stop – luister – kijk
Valideer bij iemand modus 1, zodat er Strijden helpt niet: validatie en een mentaliserende
8
ruimte komt voor andere perspectieven basishouding
Ga bij modus 2 op zoek naar Waarover wilt deze persoon bewijs zien? Valideer de behoefte
9
onderliggende behoefte achter de vraag
Zoek bij iemand in modus 3 contact Spanning verhogen, niet uit de weg gaan + doorvragen en
10
met de emoties focussen op hier-en-nu gevoelens