Algemene economie
Hoofdstuk 1: Wat is economie? Object, doel en methode van de
economische wetenschap.
1.1 Inleiding
Er zijn verschillende meningen over wat economie inhoud:
- Mensen opleiden om economisch advies te geven aan gezinnen en bedrijven
- Droge wetenschap die cijfermateriaal over bv. inflatie bestudeert
- Toeleggen op de werking van de beurs…
Algemeen: menswetenschap die keuzeproblemen bestudeert waarmee
iedereen, op zijn of haar niveau, mee geconfronteerd wordt en inzicht krijgen over
de organisatie van de maatschappij.
Voorbeelden belang van goede economische inzichten bij het nemen van beslissingen:
Individueel
▪ Verdeling tijd tussen studie-ontspanning
Gezinnen
▪ Beschikbare budget verdelen over goederen, spaargeld beleggen,…
Bedrijfsleiders
▪ Aanwervingen, investeringen, prijzen voor producten…
Beleidsmaker
▪ Aanwending van de middelen naargelang de prioriteiten (werk,
onderwijs, veiligheid) aangepaste regelgevingen,
belastingstructuren voor financiering van de overheidsuitgaven,…
Het toepassen van deze principes kan bijdragen aan betere beslissingen in het dagelijks leven.
Dit geldt voor iedereen werkzaam in de economische sfeer: gezin, privésector, overheid EN
buiten de directe werkomgeving. (bv. sportvereniging)
Voorbeelden belang van het beter begrijpen van actuele problemen:
▪ Begrijpen wat er zich afspeelt op gemeentelijk/lokaal,
regionaal, nationaal, Europees en mondiaal vlak
(vergrijzing, langdurige werkloosheid, levensstandaard)
▪ Degelijk onderbouwd oordeel vellen over gevoerde beleid door
respectievelijke overheden
▪ Informatie van media, politiek en internet beter beoordelen en
evalueren
Beter voorkomen van toekomstige problemen
Financiële crisissen, milieuproblemen, …
,1.2 Het fundamenteel economisch probleem: veelvuldige behoeften versus schaarse
middelen
Het nut van economische analyse is het gevolg van de spanning die ontstaat tussen individuele en
collectieve behoeften (/doelstellingen) van een samenleving <> schaars beschikbare middelen zoals
tijd : ze volstaan niet om in alle behoeften te voorzien en alle doelstellingen te realiseren → keuzes
maken.
Economische analyse gaat na hoe mensen, bedrijven, overheden en allerlei organisaties keuzes
maken en wat daarvan de individuele en maatschappelijke gevolgen zijn.
Mensen en maatschappelijke behoeften
Behoefte = aanvoelen tekort + verlangen dit in te vullen (Nut)
▪ Talrijk
Meer dan basisbehoeften (voeding, kleding, huisvestiging)
Zowel materiële (appel, pc,…) als immateriële goederen (diensten bv. cultuur,
onderwijs,…)
Zowel van individuele als collectieve aard (bv. orde en veiligheid)
▪ Hiërarchie EN veranderlijk: Rangorde + intensiteit
verschillend tussen personen (bv. muziekvoorkeur)
veranderen in tijd en naargelang omstandigheden (bv. ouder worden dus nood
aan verzorging)
▪ NIET onderzocht op (morele) waarde van behoeften (bv. sigaretten en alcohol)
Schaarse middelen en noodzaak te kiezen
Schaarse middelen waarvan hoger sprake is, noemt men economische goederen.
▪ Economische goederen (nut omdat ze behoeftes kunnen opvangen)
Schaars en nuttig (moeten beide aanwezig zijn)
Alternatief aanwendbaar (kan op verschillende manieren →
keuzeprobleem)
Herkenning: (duur) prijskaartje
▪ Vrije goederen
Niet schaarse goederen bv. lucht (behalve duikers)
“De nieuwe schaarsten”: zuivere lucht en water door tijd en
omstandigheden
▪ Keuzeprobleem
≠ manieren voor aanwending schaarse middelen
Bv. Robinson Crusoë: materiaal voor hut OF boot (niet beide)
Economisch goed Behoeftes
Nuttig Talrijk
Schaars Wisselend
Alternatief aanwendbaar Rekening houdend met een hiërarchie
,Een keuzeprobleem bestaat voor:
1. Individu → wil aangename job, voldoende kleding en voeding, reizen, ontspanning…
Maar: budget is beperkt dus een euro kan je maar één keer uitgeven → kiezen wat je doet
Middelen en tijd optimaal verdelen over goederen en activiteiten!
2. Huishoudens en gezinnen
3. Bedrijven → aandacht richten op lokale markt of op de export? Investeren in opleidingen of
in technologie?
4. Overheid → wat zijn de prioriteiten? onderwijs, mobiliteit, veiligheid,…? Het budget is
beperkt. Efficiëntie (maximale halen uit de middelen) of gelijkheid?
Het maken van keuzes en opportuniteitskosten
Dezelfde middelen en tijd kan men geen 2 keer inzetten
→ de werkelijke kosten van een gemaakte keuze zijn niets anders dan de waarde van
het beste alternatief dat men opgeeft door deze keuze te maken = opportuniteitskost
Bv. als je bent afgestudeerd → werken of verder specialiseren? Als je een extra jaar kiest dan zijn de kosten
de boeken en het inschrijfgeld maar ook het loon dat je misloopt.
Economie: een definitie
Er zijn talloze definities voor de economische analyse maar ze bevatten allemaal dat de
schaarste de essentie vormt van het economisch keuzeprobleem.
▪ Volgens Tibor Scitovsky
→ Economie = sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van
schaarse middelen
→ 3 typische beheersproblemen bij het beheer van beschikbare middelen:
1. Stabilisatieprobleem
- Volledige aanwending van de beschikbare middelen
- Efficiëntie, middelen niet verloren laten gaan, alles gebruiken wat we hebben
- Voor wie?
2. Allocatieprobleem
- Allocatie = de verdeling van de productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur) over de
productiemogelijkheden
- Toewijzing van de schaarse middelen aan de diverse aanwendingen (keuzes maken)
- Wat en hoeveel?
3. Distributie/verdelingsprobleem
- Verdeling van de economische goederen tussen economische subjecten (= normatief
aspect)
- Hoe kunnen we ons beter organiseren? Schaarse middelen beter verdelen over
participanten?
- Wat en waar?
, ▪ Productie
- Wat? → Welke goederen worden op de markt aangeboden?
o Menselijke preferenties? Technologische ontwikkelingen?
- Hoeveel?
o welke hoeveelheid van niet-onuitputtelijk beschikbare middelen wordt op de markt gebracht?
- Hoe? → Kapitaal –of arbeidsintensief of combinatie
o De realisatie van een gegeven hoeveelheid productie komt tot stand met verschillende
combinaties van schaarse productiefactoren zoals arbeid, materialen en kapitaal
- Waar? → Veel keuze door globalisering, ook internet
o Locatie van de (input)markt (lageloonlanden? Nabijheid grote steden?)
o ↑ flexibiliteit en aanpassingsmogelijkheden door technologische ontwikkelingen
- Voor wie? → Naar wie gaan de voordelen van de productie in een maatschappij?
o Arbeiders krijgen beloning/ vergoeding voor ingezette productiefactor
→ kunnen zo zelf goederen en diensten consumeren
Micro- en macro-economie
▪ Micro-economie
→ Betrekking op allocatie- en distributieproblemen
→ Bestudeert gedrag van individuele economische agenten = consumenten en
producenten
▪ Individueel
▪ Onderling
Bv. aanbod en vraag, milieubeleid, prijsdiscriminatie, huur- en energieprijzen, beslissings- en speltheorieën
▪ Macro-economie
→ Betrekking op stabilisatieproblemen
→ Bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert vraagstukken die de
economie als geheel beïnvloeden
→ bestudeert invloed van allocatieprobleem van arbeid &
kapitaal op de werking van een economie
Bv. lage inflatie, werkloosheid, prijsstabiliteit, evenwichtige groei, nationaal product
Micro en macro: twee zijden van dezelfde medaille
Complementair, micro nodig om macro te begrijpen
Bv. werkloosheid: duidelijk macro-economie maar er zijn micro-economische vragen nodig om dit te
begrijpen zoals: hoe bepalen bedrijven de vraag naar arbeiders die ze willen werven?
1.3 Het productieproces
De productiefactoren
▪ Primaire productiefactoren
→ Arbeid (L)
o Fysiek en intellectueel (heterogeen karakter)
o In aantal gepresteerde arbeidsuren of aantal arbeidsdagen (kan verschillen
door ervaring & aanleg)
o Activiteitsgraad: % v/d totale bevolking die voor arbeid in aanmerking komt
o Beschikbare hoeveelheid: duur arbeidswerk, deeltijds, pensioenleeftijd,
kwalificaties van beschikbare arbeid, schoolplicht,… beïnvloeden