Inleiding tot de micro-economie
Sander Wouters
H1: Ten principles of economics
1 Definitie
Economie is afgeleid van het Latijns ‘Oikonomos’, wat huishoudkunde betekent. Een
huishouden en economie hebben verschillende gelijkenissen. Een huishouden kent
verschillende beslissingen, zoals o.a. wie er kookt of de was doet. In een huishouden moet men
dus schaarse middelen gaan toewijzen aan de verschillende leden, rekening houdend met hun
vaardigheden, motivatie en verlangens.
- DEF: Economics is the science which studies human behaviour as a relationship
between ends and scarce means that have alternative uses.
Net zoals een huishouden moet de maatschappij ook beslissingen maken. De maatschappij
beslist welke jobs moeten gebeuren en door wie deze uitgevoerd worden.
Bv. sommigen telen groenten, anderen maken kleren of ontwikkelen IT software.
Eens dat gebeurd is, moet ervoor gezorgd worden dat iedere medewerker een goede service
levert. De maatschappij zorgt voor een verschil in welvaart, wie bijvoorbeeld met dure auto’s
kan rijden of wie de bus moet nemen.
Er zijn drie vragen die de maatschappij moet invullen:
1. Wat produceren?
2. Hoe produceren?
3. Wie produceren?
Het antwoord op deze vragen zou gemakkelijk ingevuld kunnen worden indien de maatschappij
voldoende middelen (= resources) zou kunnen produceren. Echter zal de maatschappij nooit
voldoende middelen kunnen voorzien voor ieder individu, omdat er sprake is van oneindige
behoeften. Deze middelen kunnen opgedeeld worden in drie categorieën:
- Natuur: dit bedraagt alle natuurlijke middelen van de Aarde.
Bv. ijzer, goud, vissen in de oceaan, voedsel, e.d.
- Arbeid: het mentale en fysieke inspanning van de mens die kruipt in het maken van de
goederen of het aanbieden van diensten.
Bv. een productiearbeider, beleggingsadviseur, leerkracht, e.d.
- Kapitaal: de benodigdheden en de structuren die gebruikt worden om goederen en
diensten te produceren.
Bv. machines, computers, fabrieken, e.d.
,Economie kan opgedeeld worden in micro-economie en macro-economie.
- Micro-economie bestudeert de manier waarop huishoudens en bedrijven beslissingen
nemen en hoe ze in specifieke markten samenwerken. Micro-economie als manier van
denken omtrent individueel menselijk gedrag in het algemeen. Men gaat dus kijken hoe
mensen beslissingen nemen en hoe mensen interageren met elkaar.
- Macro-economie bestudeert invloeden die de gehele economie bestrijken. Macro-
economie als studie van macro-economische werkelijkheid, o.a. inflatie, economische
groei of werkloosheid.
2 10 principes volgens M&T
Economie kent 10 basisprincipes, opgedeeld in 3 categorieën:
- Hoe mensen beslissingen nemen (micro)
1: mensen moeten keuzes maken
2: De kosten van iets worden bepaald door datgene wat we opgeven om het te
krijgen
3: rationele mensen denken in de marge
4: mensen reageren op prikkels
- Hoe mensen interageren met elkaar (micro)
5: handel kan in ieders belang zijn
6: markten zijn vaak goede manier om economische activiteit te organiseren.
7: overheden kunnen de resultaten van de markt soms verbeteren.
- Invloeden op economie als geheel (macro)
8: de levensstandaard van een land hangt af van de mate waarin het land
producten en diensten kan produceren.
9: Prijzen stijgen als de overheid teveel geld drukt
10: De samenleving staat voor een afweging op korte termijn tussen inflatie en
werkloosheid.
CATEGORIE 1. HOE MENSEN BESLISSINGEN NEMEN
1. Mensen moeten keuzes maken:
Om iets te krijgen wat we leuk vinden, zullen we steeds iets moeten opgeven wat we
leuk vinden. Het maken van keuzes is een afweging van de voordelen van het ene doel
ten opzichte van het andere doel. Dit moeten we doen omdat we onze behoeften willen
bevredigen en niet in staat zijn om iedere behoefte tegelijkertijd te kunnen invullen.
Bv. een student economie die een keuze moet maken tussen studeren (wat bijdraagt tot
het behalen van een diploma) of vrijetijdsbesteding (om zijn sociaal leven te
onderhouden).
De samenleving heeft tevens te maken met een andere keuze, namelijk die tussen
efficiëntie en rechtvaardigheid. Het doel van efficiëntie is om met zo weinig mogelijk
middelen het maximale te bereiken. Rechtvaardigheid (= equity) is de gelijke
verdeling van bronnen onder de leden van de samenleving. Welke keuze ook gemaakt
2
, zal worden, er zullen te allen tijde consequenties aan vast zitten. Bij beslissingen zal dan
ook het ene doel afgewogen moeten worden tegen het andere.
2. De kosten van iets worden bepaald door datgene wat we willen opgeven om het te
krijgen:
Bij het maken van keuzes moet men altijd kiezen tussen meerdere mogelijkheden. Om
een goede beslissing te maken zal men de mogelijkheden tegen elkaar af moeten wegen.
Wanneer iemand beslist om een dure jas te kopen, zal diegene waarschijnlijk geen geld
meer hebben voor iets anders. Men zal de kosten en opbrengsten van de meerdere
mogelijkheden tegen elkaar af moeten wegen om tot een goede beslissing te komen.
Alles wat je opgeeft om een product te verkrijgen, noemen we de alternatieve kosten.
Er zijn echter twee valkuilen bij deze methode. Ten eerste dat er kosten meegerekend
worden die er altijd zullen zijn en ten tweede de factor tijd
3. Rationele mensen denken in de marge:
Bij dit principe gaat het over marginale veranderingen, oftewel kleine aanpassingen van
een plan of handeling. Hierbij worden de marginale voordelen vergeleken met de
marginale kosten.
Mensen denken zo goed als nooit zwart-wit bij het nemen van beslissingen. Er spelen
altijd meerdere factoren een rol bij overwegingen. Vaak heeft men een afgebakend plan
in zijn hoofd, maar binnen dit plan kunnen veranderingen (marginale) ontstaan die
invloed hebben op het maken van je keuzes.
Bv. Als je een vervolgopleiding wilt doen moet je jezelf afvragen wat de voordelen zijn
(hoger salaris, plezier in leren, e.d), maar ook wat de nadelen zijn (collegegeld, salaris
dat je niet verdient als je studeert).
4. Mensen reageren op prikkels:
Mensen vergelijken dus kosten en opbrengsten wanneer zij beslissingen nemen. Als
deze kosten en opbrengsten veranderen, zullen zij hier meteen op reageren. Er is immers
een nieuwe situatie ontstaan. Wanneer bijvoorbeeld de bloemkool veel goedkoper is dan
normaal, zullen meer mensen bloemkool kopen. Door de prijs te veranderen, verandert
de markt van vraag en aanbod, omdat mensen meteen op verandering reageren.
CATEGORIE 2. HOE MENSEN INTERAGEREN MET ELKAAR
5. Handel kan in ieders belang zijn:
Door te handelen kunnen personen of landen hetgeen doen waar ze het beste in zijn.
Wanneer er gehandeld wordt, kan er een grotere verscheidenheid aan producten en
diensten aangeboden worden tegen een lagere prijs.
6. Markten zijn vaak een goede manier om economische activiteit te organiseren:
De meeste landen proberen tegenwoordig markteconomieën te creëren. In een
markteconomie worden beslissingen, gebaseerd op prijzen en eigenbelang, genomen
door bedrijven en huishoudens. Huishoudens bepalen voor welke bedrijven ze willen
3
, werken en waar ze hun inkomen aan willen besteden. Bedrijven bepalen wie ze
aannemen en wat ze produceren.
7. Overheden kunnen de resultaten van de markt soms verbeteren:
Er zijn twee algemene redenen waarom overheden ingrijpen in de economie, nl. om
efficiëntie en rechtvaardigheid (= equity) te bereiken. Marktfalen ontstaat wanneer de
markt er zelfstandig niet in slaagt om de beschikbare middelen efficiënt te verdelen.
CATEGORIE 3. INVLOEDEN OP ECONOMIE ALS GEHEEL
8. De levensstandaard van een land hangt af van de mate waarin het land producten
en diensten kan produceren:
De levensstandaard kan op verschillende manieren berekend worden. Dit kan
bijvoorbeeld door persoonlijke inkomens te vergelijken of door de totale marktwaarde
van productie in landen vergelijken.
Verschillen zijn te wijten aan productiviteit. Meer productie per uur in land A dan land
B, dan heeft land B een grotere levensstandaard. De samenleving kan de productiviteit
verhogen door:
- werknemers goed op te leiden;
- te beschikken over hulpmiddelen om producten of diensten te maken;
- te beschikken over de beste technologie.
9. De prijzen stijgen als de overheid te veel geld drukt:
Inflatie is in de economie de stijging van het totale prijsniveau. De meest voorkomende
reden van inflatie is de toename van de hoeveelheid geld. Als de overheid grote
hoeveelheden geld produceert, daalt de waarde van het geld.
10. De samenleving staat voor een korte termijnafweging tussen inflatie en
werkloosheid:
Een ander gevolg van principe 9 is dat naast inflatie, in ieder geval op korte termijn het
werkloosheidscijfer daalt. In een jaar met hoge werkloosheid is de inflatie laag en
andersom. De Phillipscurve laat dit verband zien. (niet kennen)
4