Samenvatting Religie is zo gek nog niet: een introductie in de godsdienstpsychologie - Godsdienstpsychologie
12 vues 0 fois vendu
Cours
Godsdienstpsychologie
Établissement
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Religie is zo gek nog niet
Samenvatting van het gehele boek van 'Religie is zo gek nog niet: een introductie in de godsdienstpsychologie' van Joke van Saane. Geschreven voor het vak 'Godsdienstpsychologie' aan de Theologische Universiteit Utrecht.
Samenvatting - Religie is zo gek nog niet - J. van Saane
Samenvatting Religie is zo gek nog niet
Tout pour ce livre (3)
École, étude et sujet
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Theologie
Godsdienstpsychologie
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
ellemijn_ciw_asw
Avis reçus
Aperçu du contenu
Deel 1: Definitie en geschiedenis
Hoofdstuk 1: Historische lijnen
1.1 Ontstaan psychologie
De godsdienstpsychologie heeft zijn wortels in de algemene psychologie, een
relatief jonge discipline vergeleken met traditionele wetenschappen zoals
theologie en filosofie. De psychologie ontstond door de invloed van de
natuurwetenschappen, die met hun succes in het beschrijven van wetmatigheden
als inspiratiebron dienden. Filosofie en theologie werden als te weinig
wetenschappelijk gezien door hun afhankelijkheid van religieuze aannames.
Daarom richtte men zich op feitelijk, empirisch onderzoek (ook wel de
‘positivistische wending’ genoemd, waarbij empirisme tegenover het
rationalisme van de oude wetenschappen komt te staan). Dit leidde in 1879 tot
de oprichting van het eerste psychologische laboratorium door Wilhelm Wundt
(grondlegger psychologie). Rond 1900 was de moderne psychologie als
wetenschappelijke discipline gevormd. In de beginfase richtte de psychologie zich
vooral op waarneembare en bewuste ervaringen.
1.2 Psychologie en godsdienstpsychologie
De godsdienstpsychologie ontstaat in dezelfde tijd en in hetzelfde klimaat als de
psychologie, zodra de nieuwe, empirische psychologische methoden op het
gebied van religie worden toegepast. Deze eerste toepassingen staan o.a. op
naam van Wilhelm Wundt (religieuze motieven in verschillende culturen),
William James (analyseerde talloze religieuze ervaringen) en G. Stanley Hall
(onderzocht religieuze ervaringen bij kinderen en bekering in de adolescentie).
Aanvankelijk wordt godsdienstpsychologie niet als aparte discipline gezien,
omdat religie toen nog een vanzelfsprekend deel van het menselijk gedrag was.
1.3 Godsdienstpsychologie in Nederland
In Nederland werd de godsdienstpsychologie vanaf het begin met ambivalentie
ontvangen, o.a. door Herman Bavinck, die wantrouwen koesterde jegens de
godsdienstpsychologie vanwege haar methode om de vraag naar de waarheid
van religieuze verschijnselen buiten beschouwing te laten. Religieuze ervaringen
worden bestudeerd zonder uitspraken te doen over hun echtheid, wat voor
Bavinck en andere theologen problematisch is, aangezien zij geloof als een
goddelijke openbaring beschouwen die niet wetenschappelijk te onderzoeken is.
Gerard Heymans zag juist een belangrijke rol voor de psychologie, omdat hij
geloofde dat deze bijdroeg aan beter begrip van religie en inzichten in gedrag het
geluk van de mensheid kon bevorderen.
Godsdienstpsychologie op de universiteiten
Han Fortmann speelde een cruciale rol in de positie van de
godsdienstpsychologie aan universiteiten. Hij verzette zich tegen de
projectietheorie, die religie louter ziet als een uiting van menselijke verlangens
en gevoelens. Fortmann pleitte ervoor om religie serieus te nemen als een
zelfstandig verschijnsel dat niet gereduceerd hoeft te worden tot iets anders om
het te verklaren.
,1.4 Verschillende theoretische stromingen
De psychologie als academische discipline ontstond mede door de
positivistische benadering, maar kreeg kritiek omdat
natuurwetenschappelijke methoden niet geschikt zouden zijn voor het begrijpen
van psychische en historische verschijnselen. In Amerika werd de psychologie
bekritiseerd voor haar focus op het innerlijke, terwijl men juist praktische,
levensverbeterende inzichten zocht. Daarom richtte men zich op Darwins
evolutietheorie om menselijk denken en gedrag te begrijpen en te voorspellen.
Scholen
Wulff onderscheidt verschillende tradities binnen de godsdienstpsychologie, die
voortkwamen uit uitgebreide discussies over het ontstaan van het vakgebied:
Amerikaanse traditie: Sterk gericht op de empirische methode, met veel
grootschalig kwantitatief onderzoek naar religieuze verschijnselen en
psychologische mechanismen, vaak met behulp van grote databases.
Duitse traditie: Meer theologisch en filosofisch van aard, waarbij het
onderzoek beschrijvend is in plaats van vergelijkend of verklarend, en
religie vanuit een intern perspectief wordt benaderd.
Franse traditie: Gefocust op de psychopathologie, waarbij religieuze
verschijnselen zoals bezetenheid worden gezien als uitingen van afwijkend
gedrag, met veel aandacht voor de relatie tussen psychische
aandoeningen en religie.
Veelkleurigheid aan theorieën
Godsdienstpsychologie wordt gedefinieerd als de wetenschap die het
religieuze gedrag van mensen onderzoekt. Het is een subdiscipline van de
psychologie, niet van de theologie, en maakt gebruik van psychologische
methoden en theorieën.
Hoofdstuk 2: Wat is godsdienstpsychologie?
2.1 Godsdienstpsychologie als empirische studie
Godsdienstpsychologie richt zich op het verklaren van religieus gedrag met
behulp van objectieve en empirische onderzoeksmethoden, waarbij eigen
opvattingen geen rol spelen en het onderzoek gecontroleerd en herhaalbaar
moet zijn. De methoden worden verdeeld in:
1. Kwalitatieve methoden: Deze zijn geschikt om een bepaald type gedrag
of verschijnsel te beschrijven en bieden inzicht in de achterliggende
motieven en processen.
2. Kwantitatieve methoden: Gericht op het meten en cijfermatig
vastleggen van gedrag of eigenschappen, waardoor verbanden tussen
verschillende variabelen zichtbaar worden.
Mogelijke onderzoeksmethoden, die soms onder beide groepen kunnen vallen:
Vragenlijst: Geschikt voor het verzamelen van veel gegevens in korte tijd
van een grote groep mensen, met zowel open als gesloten vragen.
Interview: Een gesprek dat kan variëren van open tot gesloten
(gestructureerd), ideaal voor het onderzoeken van individuele opvattingen
en psychologische processen.
, Observatie: De onderzoeker observeert systematisch gedrag in een
context, wat nuttig is bij weinig kennis over het verschijnsel of bij focus op
specifieke groepen.
Experiment: In een gecontroleerde omgeving, zoals een laboratorium,
worden causale relaties tussen variabelen onderzocht.
Inhoudsanalyse: Teksten worden geanalyseerd op o.a. structuur,
motivaties en woordfrequenties; de methode moet duidelijk en
reproduceerbaar zijn.
Voor al deze methoden gelden twee essentiële eisen:
1. Betrouwbaarheid: De consistentie en nauwkeurigheid van de metingen.
2. Validiteit: De geschiktheid van de meetinstrumenten voor het beoogde
doel (meet je wat je wilt meten).
De opbouw van een onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen:
Probleemstelling: De maatschappelijke of wetenschappelijke relevantie
van het onderzoek, het ‘waarom’ van het onderzoek.
Vraagstelling: De onderzoeksvraag bepaalt wie onderzocht wordt. Uit de
populatie wordt een steekproef geselecteerd, waarvan een deel als
respondent meedoet. Deze steekproef moet representatief zijn voor de
populatie.
Hypothese: Voorlopig antwoord op de vraagstelling, gebaseerd op
eerdere bevindingen.
Methode: Keuze onderzoeksmethode, gebaseerd op de probleem- en
vraagstelling.
Analyse: Het systematisch onderzoeken van de verzamelde gegevens.
Conclusie: Bevestiging of ontkrachting (oftewel falsificatie) van de
hypothese en beantwoording van de onderzoeksvraag.
2.2 Het religieuze gedrag van mensen
In de godsdienstpsychologie worden de volgende vijf verklaringsdeterminanten
ingezet om het religieus gedrag van mensen te beschrijven en te verklaren:
1. Genetisch: Gedrag wordt verklaard door de erfelijke eigenschappen van
het individu.
2. Neuropsychologisch: Gedrag wordt verklaard aan de hand van
biologische en neurologische processen (bijv. chemische processen in de
hersenen bij een visioen).
3. Dispositioneel: Gedrag wordt verklaard vanuit
persoonlijkheidseigenschappen (bijv. extraversie verklaart lid worden van
een charismatische groepering).
4. Situationeel: Gedrag wordt verklaard vanuit de context waarin iemand
zich bevindt, oftewel de oorzaak van het gedrag buiten het individu
zoeken.
5. Cultuurhistorisch: De culturele verklaring legt de nadruk op gewoontes
in de samenleving en geldende normen en waarden.
Wat religieus gedrag nu precies onderscheidt van niet-religieus gedrag is voor het
onderzoek in de godsdienstpsychologie van groot belang. Binnen de
godsdienstpsychologie zijn verschillende definities hierover verdeeld in twee
groepen:
1. De substantiële opvatting van religie: Inhoud van religie, het
hogere/heilige, is de basis.
, 2. De functionele opvatting van religie: Benadrukt de functie die religie
voor het individu heeft, zoals het geven van betekenis aan het leven.
Of religie nu substantieel of functioneel wordt opgevat, ze is als verschijnsel
complex en veelomvattend. Om dit meer te vatten, heeft het model van Glock en
Stark (1965) vijf dimensies in religie onderscheden:
1. Ervaringsdimensie: de religieuze ervaringen en gevoelens
2. Ideologische dimensie: de geloofsovertuigingen en opvattingen binnen
een religie (bijv. dogma’s en belijdenissen)
3. Intellectuele dimensie: de kennis van het geloof zoals vastgelegd in
traditie en heilige geschriften.
4. Rituele dimensie: religieuze praktijken en rituelen
5. Consequentiële dimensie: waarden, normen en ethische regels die
gedrag bepalen.
2.3 Religie en spiritualiteit
Religie werd lang verbonden met ‘transcendente’ (heilige) ervaringen, maar
tegenwoordig noemen veel mensen zich liever spiritueel. Spiritualiteit heeft
een positieve, persoonlijke betekenis, terwijl religie vaak als beperkend en
institutioneel geldt. Het focust op een individuele zoektocht naar zingeving
zonder noodzakelijk een goddelijk object buiten de persoon, passend bij de
postmoderne nadruk op keuze, authenticiteit en persoonlijke betrokkenheid.
Deel 2: Religieuze verschijnselen
Hoofdstuk 3: Gebed en gebedsgenezing
3.1 Vormen en structuur van bidden
Bidden kent verschillende vormen en doelen. Margaret Poloma en Brian
Pendleton (1989) onderscheiden vier typen gebed:
1. Meditatief gebed: Dit type is niet vragend, maar richt zich op het
bewustzijn van God of het goddelijke, waarbij de persoonlijke
communicatie met de godheid centraal staat.
2. Ritueel gebed: Dit is een voorgeschreven vorm van bidden volgens vaste
regels of teksten.
3. Verzoekend gebed: De meest voorkomende vorm, waarbij de bidder om
iets vraagt, materieel of immaterieel, voor zichzelf of voor anderen.
4. Gebed als alledaagse omgang: God wordt betrokken bij het dagelijks
leven, terwijl de gelovige om leiding vraagt, in eigen woorden spreekt en
Gods aanwezigheid ervaart.
Structuur
De structuur van een gebied is onderzocht door Janssen (1990). Hij ontdekte dat
een gebed altijd in de volgende structuur past: ‘Om een bepaalde reden richt ik
mij tot iets of iemand, op een bepaalde tijd, plaats en in een bepaalde vorm, om
iets te bereiken.’ Hier halen we zeven elementen uit: (1) een behoefte (bijv.
vanwege persoonlijke problemen), (2) een actie of handeling (bijv. een
monoloog of dialoog), (3) een richting (variaties aan godsbeelden, kan ook aan
Maria), (4) een tijd (vaak ’s avonds/’s nachts), (5) een plaats (bijv. in bed), (6)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ellemijn_ciw_asw. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.