Inleiding psychologie
KWARTIEL 1
Toets: Digitaal, 5 studiepunten. 60% goed hebben. 13 uur per week studietijd inc.
Contactmomenten. 40 meerkeuze vragen. Meeste tabellen niet uit je hoofd leren!
Studeertips: lees eerst de inleiding. Je hersenen zien het al even, je weet al ong. waar alles
staat. Aan het eind van elk hoofdstuk staat een samenvatting -> die is goed! Ken de
begrippen. Maak de oefentoets, vraagstelling is vergelijkbaar.
Week 1.1
Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap
1.1 wat is psychologie en wat is het niet?
Wat is psychologie? Wetenschap van gedrag en geestelijke processen. Specialisaties
klinisch psycholoog. Verschillende perspectieven/stromingen richten zich op specifieke
onderdelen. V.b. chemische onbalans in de hersenen (biologisch perspectief),
levensgebeurtenis, reactie op een ongezonde samenleving of combinatie van factoren.
Iedereen heeft gelijk.
Kritisch denken:
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal?
4. Conclusie beïnvloed door (emotionele of confirmation) bias? Bias = vooronderstelling,
vooringenomenheid.
5. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden?
6. Verschillende invalshoeken nodig voor oplossen van het probleem?
Confirmation bias: horoschopen deels waar, dus deel is klopt.
Emotionele bias: de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens in
plaats van op een rationele analyse van het bewijsmateriaal.
1.2 wat zijn de 6 belangrijkste perspectieven van de psychologie?
6 perspectieven:
1. Biologisch: oorzaken van gedrag liggen in biologische processen: hersenen,
genetica, zenuwstelsel, hormoonstelsel. Neurowetenschap = hersenen. Evolutionaire
psychologie = verklaring in termen van genetische aanpassing aan overleving en
voortplanting.
2. Cognitief: 1879 Wilhelm Wundt - zintuigelijk en emotionele reactie op bepaalde
prikkels vastleggen d.m.v. introspectie. Structuralisme. Functionalisme (James).
Gestaltpsychologie, modern cognititief perspectief.
3. Behavioristisch: streven om van psychologie een objectieve wetenschap te maken,
richt zich op observeerbaar gedrag.
4. Geheel persoon: globaal inzicht in persoonlijkheid. Psychodynamisch psychologie,
de onbewuste geest = reservoir van energie voor de persoonlijkheid. Humanistisch:
, nadruk op mogelijkheden, groei o.b.v. vrije wil. Karaktertrekken en temperament:
verschillen tussen mensen o.b.v. stabiele kenmerken.
5. Ontwikkeling: nadruk op erfelijkeheid en omgeving, en op voorspelbare verandering
die plaatsvinden tijdens de levensloop. Biologisch perspectief (nature) en
behavioristische perspectief (nurture) komen hier samen
6. Socio-cultureel: sociale invloed staat centraal. Invloed van cultuur (taal, opvatting,
gewoonte, waarden, traditie). Aanvullend op andere perspectieven.
1.3 hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Wetenschappelijke methode:
1. Hypothese ontwikkelen: Elke hypothese moet falsificeerbaar zijn. Operationele
definities.
2. Data verzamelen: experimentele groep en controle onafhankelijke variabelen
afhankelijke variabele (van de onafhankelijke randomiseren (indeling volgens
toeval)
3. Data analyseren: hypothese verwerpen of accepteren
4. Resultaten publiceren: publiceren, bekritiseren/bekritiseerd worden, repliceren.
Week 1.2
Hoofdstuk 2 Biopsychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard
2.1 wat is het verband tussen genen en gedrag?
Evolutie: geleidelijk proces van biologische verandering van een soort als gevolg van zijn
aanpassing aan de omgeving
Natuurlijke selectie: grootste kans op overleven en voortplanten hebben individu en die
zich het beste aangepast hebben aan hun omgeving
Genotype: kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd, bv gladde
huid
Fenotype: waarneembare fysieke kenmerken door omgeving, bv brandwond
Chromosomen: 23 chromosomen van vader + 23 chromosomen van moeder. Van moeder
krijg je x, van vader krijg je x of y. Resultaat xx is een vrouw. Resultaat xy is een man.
Autosomen: chromosomen die geen geslachtshormonen zijn
Epigenetica:
Cellen ontwikkelen zich als reactie op signalen uit lichaam en omgeving. Iedere gebeurtenis
wordt als chemische code opgeslagen in de cel; op het DNA of op histonen epigenoom.
2.2 hoe is de interne communicatie van het lichaam geregeld?
Zenuwstelsel heeft 3 functies: informatie ontvangen, verwerken en doorgeven. Het
zenuwstelsel loopt op de elektriciteit in jouw lichaam.
Dendrieten: voelsprieten, vertakte uitlopers van het cellichaam van een neuron die de
informatie binnenhalen.
Sympathisch reageert bij stress of plotselinge lichamelijke beweging.
Parasympatisch reageert als de stress voorbij is, parasympatisch zenuwstelsel reset het
lichaam weer. Alles wordt weer rustig.
, 2.3 hoe produceren de hersenen gedag en psychische processen?
Cerebrale cortex:
2/3 van totale massa van hersenen
Is de geplooide buitens laag
Biedt plaats aan miljarden cellen
Twee vrijwel identieke cerebrale hemisferen
Onderverdeeld in 4 kwabben
Frontaalkwab:
Executieve functies: plannen beslissingen nemen, anticiperen op gebeurtenissen
Persoonlijkheid en temperament in prefrontale cortex
Bewegingen aangestuurd vanuit motorische cortex, smalle strook aan de achterkant
van de frontaalkwab
Spiegelneuronen m.n in deze kwab (emoties herkennen)
Spraak produceren.
Pariëtaalkwab:
Tastzin
Waarnemen van ruimtelijke relaties
Somatosensorische cortex (deel van de cortex gespecialiseerd in waarneming van
eigen ledematen)
Occipitaalkwab:
Visuele cortex
Temporaalkwab:
Auditieve cortex
Taal interpreteren
Associatiecortex:
Gebieden overal in hersenen die informatie uit verschillende andere delen met elkaar
combineren
Week 1.3
Hoofdstuk 3 Sensatie en perceptie
3.1 hoe verandert stimulatie in sensatie
Stimulatie (eerste stuk van het proces) transductie sensatie perceptie (wat het brein
doet met de elektrische signalen)
Transductie: omzetten van stimulusinformatie in zenuwimpuls
Sensorisch adaptatie: gewenning aan een prikkel waardoor geen reactie meer plaatsvindt.
Absolute drempel: hoeveelheid stimulatie die nodig is voordat de stimulus (de helft van het
aantal pogingen) wordt opgemerkt. Waar heb je iets voor het eerst door?
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maudsmit2. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,83. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.